ECLI:NL:RBARN:2004:AR3476

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
101791
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige constructie van schanskorven en wanprestatie van constructeur

In deze zaak vorderden eisers, echtelieden, schadevergoeding van gedaagde, die als constructeur betrokken was bij de bouw van hun villa. De schade was ontstaan door een gebrekkige constructie waaraan schanskorven waren opgehangen. De rechtbank stelde vast dat er voorafgaand aan de uitvoering van de constructie overleg had plaatsgevonden tussen een medewerker van het Architectenbureau en gedaagde, die adviezen had gegeven over de constructie. De rechtbank oordeelde dat de constructie anders was uitgevoerd dan de ontwerpen waarover gedaagde advies had uitgebracht. Voor aansprakelijkheid wegens wanprestatie is vereist dat er een conditio sine qua non-verband bestaat tussen de schade en de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat gedaagde adviezen had gegeven, onvoldoende was om hem aansprakelijk te stellen voor de gebrekkige constructie. De rechtbank wees de vordering van eisers af, omdat zij niet konden aantonen dat de schade het gevolg was van een tekortkoming van gedaagde. De kosten van de procedure werden aan eisers opgelegd, aangezien zij in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Rolnummer: 101791 / HA ZA 03-1121
Datum uitspraak: 8 september 2004
Vonnis
In de zaak van
1. [eiser],
2. [eiseres],
echtelieden, wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J.M. Bosnak te Arnhem,
advocaat mr. J.H. van der Velden te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. Adviesburo [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. J.W. van der Linde, beiden te Ede.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het vonnis van 15 oktober 2003 waarbij een comparitie van partijen is gelast. Het proces-verbaal van de comparitie en de stukken die [eiser] in verband met de comparitie in het geding hebben gebracht, bevinden zich bij de stukken, evenals een akte van depot van ter comparitie in depot genomen voorwerpen. Na de comparitie heeft [gedaagde] aan [eiser] en de rechtbank enkele stukken toegezonden, zoals ter comparitie afgesproken. Deze bevinden zich eveneens bij de gedingstukken Daarna hebben [eiser], onder overlegging van producties, een akte na comparitie genomen waarop [gedaagde] bij antwoordakte heeft gereageerd. Daarna is weer vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1 In opdracht van [eiser] heeft het Architectenbureau [betrokkene] B.V. te Amsterdam (hierna: het Architectenbureau) een villa ontworpen. Bij brief van 3 februari 2000 heeft [gedaagde] aan het Architectenbureau aangeboden de constructie van het project “nieuwbouw woonhuis fam. [eiser] te [woonplaats]” uit te werken voor f 5.600,00 exclusief BTW. Voor dat bedrag bood [gedaagde] onder meer aan:
- algemeen advies te geven inzake materiaalkeuze, funderings- en bouwmethode alsmede de beoordeling van veiligheid en stabiliteit;
- de benodigde sterkte- en stabiliteitsberekeningen te maken voor alle constructieonderdelen, behoudens die voor de prefab vloersystemen, kanaalplaatvloeren, breedplaatvloeren en verdere prefab onderdelen;
- de constructieve aspecten van door derden te maken tekeningen en berekeningen van de prefab vloersystemen, kanaalplaatvloeren, breedplaatvloeren en verdere prefab onderdelen te controleren.
Deze offerte is namens de familie [eiser] op 19 april 2000 door hun architect, [betrokkene], voor akkoord ondertekend.
1.2 Daarna is [gedaagde] aan het werk gegaan. Op 13 juni 2000, 26 september 2000 en 14 november 2000 heeft hij zijn werk in drie deelrekeningen gedeclareerd bij het Architectenbureau. Daarnaast heeft hij op 2 november 2000 een rekening van € 1.791,52 inclusief BTW gestuurd voor “meerwerk door de wijziging van de opzet van de constructie” en op 1 maart 2001 een rekening van € 108,00 inclusief BTW voor “meerwerk controle van de gewijzigde grondwaterstand”. Al deze rekeningen zijn betaald.
1.3 In januari 2001 is de bouw van de villa gestart.
1.4 Bij faxbericht van 6 augustus 2001 heeft [betr[betrokkene] van het Architectenbureau aan [gedaagde] “enkele vragen ten behoeve van het ophangen van de schanskorven aan de kopse wanden” gesteld. Bij dit bericht waren in totaal zes ontwerptekeningen gevoegd.
Op de eerste tekening (een overzicht van de zijgevel van de villa waaraan de zes met stenen gevulde draadkorven zouden worden bevestigd) is door [betrokkene] bijgeschreven: “ankers 3 per element; 1 element = 1500 kg; 1 anker 500 kg sterkte”.
[gedaagde] heeft vervolgens op enkele van de zes ontwerptekeningen hier en daar wat opmerkingen geplaatst en dit als antwoord teruggestuurd naar het Architectenbureau.
1.5 Op 13 februari 2002 heeft [betrokkene] per fax aan [gedaagde] geschreven:
Hierbij fax ik u nog enkele details van villa [eiser]. De voltooiing nadert, maar er moeten nog een paar vragen opgelost worden.
Kunt u ons vertellen of met de voorgestelde oplossing de schanskorven blijven hangen?
We willen de M12 rvs anker in de klos bevestigen in een Vischer ankerbus. Het anker kan maximaal 22mm in de ankerbus worden geschroefd. Het tensionpack-systeem wordt dmv stalen klemstrips vastgehouden. Tussen de klemstrip en het epdm zit nog een afstandhouder. (...)
1.6 Deze fax ging vergezeld van vier ontwerptekeningen. Op de tweede tekening (een globaal overzicht van een van de met stenen te vullen metalen schanskorven) is door iemand van het Architectenbureau bijgeschreven: “Element dikte = 0.2 meter. Massa = 1000 kg/m3”.
1.7 [gedaagde] heeft als antwoord op het eerste blad van de fax geschreven:
houtdraadbout M19 lang 100mm
hechtlengte 50mm
max afschuiving Fu[;d] = 4663 N
gewicht
1,7 x 4.4[14] x 2,0 x 1,2 = 18,0 kN -> 4 ankers
1.7 x 4.4[14] x 2,0 x 1,1 = 16,5 kN -> 3,5 + 1 = 5 ankers
aanwezig: onder en boven 6 ankers
1.8 Verder heeft [gedaagde] op een detailtekening met schaal 1:1 van één van de ankerbevestigingen het een en ander bijgeschreven.
1.9 Op 18 februari 2002 heeft [betrokkene] aan [gedaagde] per fax geschreven:
Hierbij zoals afgesproken de tekening zoals u heeft voorgesteld. De stokschroef heb ik ipv 100mm 120mm gemaakt, waardoor er genoeg lengte overblijft om de schanskorven te monteren.
1.10 [gedaagde] heeft diezelfde dag per fax aan [betrokkene] teruggeschreven:
Van houtdraadbouten zijn rekengegevens bekend. Zijn er attesten met max. belastingen van stokschroeven?
1.11 Bij deze fax heeft hij op de hem door [betrokkene] toegestuurde detailtekening van één van de ankerbevestigingen met schaal 1:1 zijn commentaar gegeven en onder meer een houtdraadbout M10/100 ingetekend. Verder heeft hij bij deze fax een pagina gevoegd met informatie van de fabrikant over de door hem voorgestelde houtdraadbout.
1.12 Op 20 februari 2002 heeft [betrokkene] per fax aan [gedaagde] geschreven:
Hierbij fax ik u de gegevens van de elektrolytisch verzinkte stokeinden. Ik hoop dat u nu genoeg info heeft om een berekening te maken. Zo niet dan hoor ik dat graag. Dan moeten we weer iets anders bedenken.
Bij deze fax zijn drie pagina’s gevoegd met informatie over stokschroeven, afkomstig van de producent daarvan, de firma Fischer.
1.13 Op 21 mei 2002 heeft [betrokkene] [gedaagde] per fax medegedeeld dat een met hem “doorgesproken detail ten behoeve van de ophanging van de schanskorven is bezweken” waardoor “de gevel naar beneden is gekomen”.
Bij de ophanging van de schanskorven was gebruik gemaakt van stokschroeven en verder was de constructie afwijkend van de tekeningen op basis waarvan [gedaagde] en [betrokkene] overleg hadden gevoerd.
Het geschil
2.1 [eiser] vorderen de veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan hen € 51.731,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment dat de schade zich heeft voorgedaan, althans vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
2.2 [eiser] stellen daartoe dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van zijn werkzaamheden als constructeur doordat een door hem doorberekende ophangconstructie van de schanskorven niet bleek te voldoen.
3. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling van het geschil
4. [gedaagde] heeft in de eerste plaats aangevoerd dat zijn advieswerk met betrekking tot de ophanging van de schanskorven niet meer deel uitmaakte van de overeenkomst die hij begin 2000 met [eiser] heeft gesloten. [eiser] hebben daar tegenover gesteld dat het advieswerk waar het in deze zaak om gaat wel deel uitmaakte van die overeenkomst.
5. Het kan het midden blijven of de adviezen die [gedaagde] heeft gegeven zijn geschied in de uitvoering van de overeenkomst die hij begin 2000 met [gedaagde] heeft gesloten of dat deze adviezen daar geheel los van staan. Vast staat immers dat hij door een architect is geraadpleegd over een bepaalde constructie in zijn hoedanigheid van deskundige op dat gebied. Als zodanig heeft hij in te staan voor de juistheid van zijn adviezen. Daarbij maakt het niet uit of dit is geschied ter uitvoering van de overeenkomst die de partijen begin 2000 hebben gesloten of dat dit is geschied in het kader van een nieuw of nadere overeenkomst. Het feit dat hij de in geding zijnde advieswerkzaamheden niet in rekening heeft gebracht doet hieraan niet af.
6. Vast staat dat de schade waarvan [eiser] vergoeding vorderen is ontstaan doordat de constructie waaraan de schanskorven zijn opgehangen, gebrekkig was. Ook staat vast dat voorafgaand aan de uitvoering van die constructie overleg heeft plaatsgevonden tussen een medewerker van het Architectenbureau en [gedaagde], die, in zijn hoedanigheid van constructeur, adviezen met betrekking tot de door het Architectenbureau voorgestelde constructie heeft gegeven. Niet in geschil is tot slot dat de ophangconstructie anders is uitgevoerd dan de ontwerpen op de tekeningen waarover [gedaagde] heeft geadviseerd.
7. [gedaagde] heeft ter comparitie gemotiveerd en onweersproken gesteld dat de uiteindelijk uitgevoerde constructie op zeer wezenlijke punten afweek van de eerdere ontwerptekeningen waarover hij zijn licht heeft laten schijnen. Blijkbaar is op basis van overleg tussen het Architectenbureau en de uitvoerder besloten de draagconstructie anders uit te voeren. Uitsluitend degene(n) die verantwoordelijk is/zijn voor het bedenken van de constructie die is bezweken, is/zijn aan te spreken voor de schade die daardoor is ontstaan. Voor aansprakelijkheid wegens wanprestatie is immers vereist dat er een conditio sine qua non-verband bestaat tussen de schade en de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis. Wanneer de schade ook zou zijn ontstaan als de tekortkoming niet zou hebben plaatsgevonden, is er dus geen oorzakelijk verband en is de partij die beweerdelijk is tekortgeschoten niet aansprakelijk voor de schade.
8. De partijen twisten over de vraag of [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd bij het geven van zijn adviezen: met verwijzing naar door hen overgelegde rapporten van enkele deskundigen stellen [eiser] dat de door [gedaagde] gefiatteerde constructie het eveneens zou hebben begeven, ook wanneer deze met de door hem voorgestelde houtdraadbout zou zijn gemaakt, terwijl [gedaagde] stelt dat deze constructie deugdelijk was, mits de schanskorven zouden zijn gevuld met stenen met een soortelijk gewicht van 1.000 kg/m3 zoals hem van de zijde van het Architectenbureau was medegedeeld. Het antwoord op de vraag of [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd kan evenwel in het midden blijven omdat door [eiser] in het geheel geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit volgt dat ten gevolge van [gedaagde]s beweerdelijk gebrekkige advies de ophangconstructie zodanig is uitgevoerd dat deze het heeft begeven. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] op verzoek van het Architectenbureau in de ontwerpfase heeft meegedacht en adviezen heeft gegeven, is volstrekt onvoldoende om te concluderen dat hij aansprakelijk is voor een constructie die blijkbaar is bedacht door het Architectenbureau en de uitvoerder en die afweek van de ontwerpen waarover [gedaagde] advies heeft uitgebracht.
9. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] door [eiser] niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de gevolgen van het bezwijken van de ophangconstructie zodat hun vordering moet worden afgewezen.
10. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eiser] in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Overeenkomstig de daartoe strekkende vordering van [gedaagde] zal de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
wijst de vordering af,
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 925,00 voor vast recht en op € 1.927,50 voor salaris van de procureur,
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en uitgesproken in het openbaar op woensdag 8 september 2004.
de griffier: de rechter: