Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 110498 / HA ZA 04-384
Datum vonnis: 25 augustus 2004
de vennootschap onder firma
BROOD- EN BANKETBAKKERIJ [X],
gevestigd te [A],
eiseres,
procureur mr. F.J. Boom,
1. de naamloze vennootschap
ALG. RISICO VERZEKERINGMIJ. "MERCURIUS" N.V.,
gevestigd te Nijkerk,
2. de naamloze vennootschap
AMEV SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal.
Eiseres wordt hierna aangeduid met: [X]. Gedaagden worden hierna gezamenlijk de verzekeraars genoemd en ieder apart respectievelijk Mercurius en Amev.
1. Het verloop van de procedure
Na het uitbrengen van de dagvaarding met producties is van antwoord gediend. Vervolgens is bij vonnis van deze rechtbank ambtshalve een comparitie bepaald die blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal op 9 juni 2004 is gehouden.
Na sluiting van de comparitie is opnieuw vonnis bepaald.
2.1 [X] heeft op 18 november 1998 met ieder van gedaagden een verzekeringsovereenkomst (verder: de verzekeringovereenkomsten) gesloten. Elk van deze verzekeringsovereenkomsten dekt een gedeelte van het risico van schade door brand en ontploffing aan onder meer de inventaris in de bakkerij van [X] te [A]. De door Mercurius verzekerde som bedraagt NLG 884.000,-- en de door Amev verzekerde som NLG 236.000,--.
2.2 Op de verzekeringsovereenkomst tussen [X] en Mercurius (verder: de Mercurius-polis) zijn van toepassing de door laatstgenoemde gebruikte “algemene voorwaarden (101)” en de “polisvoorwaarden inventaris/goederen/huurdersbelang (131)”, hierna aan te duiden als respectievelijk AV 101 en AV 131.
De AV 101 vermelden inleidend:
Onderstaande voorwaarden (...) vormen met de bijzondere voorwaarden en de van toepassing verklaarde clausules de polisbepalingen van de afzonderlijke verzekering.
en bevatten onder meer de navolgende bepaling, hierna aan te duiden als de ontploffingsclausule:
ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
(...)
1.4 Ontploffing
Onder schade door ontploffing wordt verstaan: gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt door een eensklaps verlopende, hevige krachtsuiting van gassen of dampen (...).
2.3 Voor zover hier van belang luiden de AV 131 als volgt:
ARTIKEL 2 OMVANG VAN DE DEKKING
(...)
2.3 Ontploffing
Is verzekerd onverschillig waar de ontploffing mocht zijn ontstaan in de verzekerde opstal dan wel elders. In geval van gehele of gedeeltelijke vernieling van de verzekerde zaken door ontploffing is tevens gedekt de schade aan de verzekerde zaken, welke als een gevolg van die vernieling moet worden aangemerkt. In geval van gehele of gedeeltelijke vernieling van andere zaken door ontploffing is mede gedekt de schade aan de verzekerde opstal, welke als een gevolg van die vernieling moet worden aangemerkt.
2.4 Op de door [X] met Amev gesloten verzekeringovereenkomst (verder: de Amev-polis) is onder meer de navolgende polisvoorwaarde van toepassing:
OMVANG VAN DE DEKKING
(...)
ARTIKEL 3
Gedekte gebeurtenis in het gebouw
De op het polisblad omschreven zaken zijn (...) verzekerd tegen schade veroorzaakt door:
(...)
c. ontploffing, zoals vermeld in de “nadere omschrijvingen”.
(...)
Onder de “nadere omschrijvingen” in dezelfde polisvoorwaarden is de ontploffingsclausule opgenomen.
2.5 In de nacht van 26 september 2001 is gebleken van een defect in een door [X] in haar bakkerij gebruikte bakoven (verder: het defect), dat eruit bestond dat deze oven niet meer opstartte.
2.6 De betreffende bakoven dient als volgt te werken. Bij het opstarten komt gas vrij in de ketel van de oven. Door middel van een elektronische ontsteker wordt vervolgens automatisch een vlam ontstoken. De oven is voorzien van een buizensysteem waarin olie zit. Deze olie wordt door de vlam verhit en vervolgens voortdurend door het buizensysteem gepompt waardoor de oven op een constante temperatuur wordt gehouden.
2.7 De door [X] ingeschakelde deskundige [B] en de door de verzekeraars ingeschakelde deskundige [B] hebben omtrent de oorzaak van het defect aan de bakoven gerapporteerd. Hun gezamenlijke bevindingen zijn neergelegd in een brief van 16 oktober 2002 van [B] aan [X], welke door [C] mede is ondertekend. Voor zover hier relevant luiden die bevindingen:
(...)
1. Gedurende de levensduur van de verhitter raakt de inwendige wand van de pijp waarvan de verwarmingsspiraal is gewikkeld vervuild met hard geworden oliedeeltjes.
2. In de nacht van 26 op 27 oktober 2002 werd zoals te doen gebruikelijk de verwarmer automatisch opgestart, teneinde de ovens op temperatuur te brengen.
3. Waarschijnlijk heeft de elektronische ontsteking van de brander niet goed gefunctioneerd, waardoor op het moment dat het gas/lucht mengsel werd ontstoken hiervan zich een te grote hoeveelheid in de verbrandingsruimte bevond. Hierdoor ging de ontsteking gepaard met een drukgolf.
4. Door de drukgolf raakten deeltjes van de inwendige vervuiling van de verwarmingsspiraal los, zonder dat dit geleid heeft tot permanente vervorming van de spiraal.
5. Deze losse deeltjes hebben vervolgens geleid tot het verstopt raken van het olie circuit.
6. Vervolgens kwam de oliecirculatie tot stilstand.
7. De stilstaande olie werd daarna tot extreem hoge temperaturen verhit en werd het materiaal van de spiraal, met name in de onderste winding bros.
8. Door de druk in het systeem is de buis van de spiraal bezweken, ontstond een klein gat, en kon olie uitstromen.
9. De uitstromende olie vatte vlam.
2.8 [X] heeft jegens de verzekeraars aanspraak gemaakt op vergoeding van de door haar als gevolg van het defect geleden schade (verder: de schadeclaim). De verzekeraars hebben de schadeclaim afgewezen.
3.1 [X] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
de verzekeraars hoofdelijk veroordeelt aan haar te betalen:
1. een bedrag van € 28.812,95 als schadevergoeding, te verminderen met een bedrag van € 226,90 wegens eigen risico, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.315,75 vanaf 2 november 2001, over € 10.139,60 vanaf 8 december 2001 en over € 3.584,50 vanaf 5 februari 2002, althans vanaf 20 februari 2003 althans vanaf 8 juli 2003 althans vanaf de dag van dagvaarding, alles tot de voldoening;
2. een bedrag van € 120,-- als vergoeding van kosten van [C];
3. een bedrag van € 1.776,27 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf factuurdatum, althans de dag van dagvaarding, tot aan de voldoening;
4. de verzekeraars hoofdelijk, althans Amev, veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 8.058,48 wegens bedrijfsschade, te vermeerderen met de wettelijke rente (de rechtbank begrijpt: over dat bedrag) vanaf 28 oktober 2001, althans vanaf 20 februari 2003 althans vanaf 8 juli 2003 althans vanaf de dag van dagvaarding, alles tot de voldoening;
5. Mercurius veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van
€ 226,90 als vergoeding voor schade bestaande uit het eigen risico dat geldt krachtens de Amev-polis;
6. De verzekeraars hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2 [X] legt aan haar vordering ten grondslag, zakelijk samengevat, dat het defect is veroorzaakt door ontploffing. Dat maakt het tot een gedekt evenement in de zin van de verzekeringsovereenkomsten. Daaruit volgt de gehoudenheid van de verzekeraars de door haar als gevolg van het defect geleden schade aan haar te vergoeden, zo stelt zij.
3.3 Volgens [X] bestaat de schade uit de kosten gemoeid met de reparatie van de bakoven, de kosten van expertise door haar deskundige [C] en nadeel als gevolg van het feit dat [X] vijf dagen lang geen brood heeft kunnen bakken en dit door een collega bakker heeft moeten laten doen. Dat laatste heeft een negatieve invloed heeft gehad op de door [X] over die periode behaalde brutomarge.
3.4 De verzekeraars voeren gemotiveerd verweer. Voor zover hier van belang komt dat verweer hierna bij de beslissing aan de orde.
4.1 Partijen hebben voorafgaand aan de hiervoor in 2.7 genoemde gezamenlijke deskundigenrapportage gediscussieerd over de vraag of het defect is veroorzaakt door brand in de zin van de polissen. In het licht van de bevindingen in die rapportage zijn zij het er thans over eens dat daarvan geen sprake is. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken en sluit zich daarbij aan. De discussie spitst zich in dit geschil toe op de vraag, of sprake is van schade als gevolg van een ontploffing, een door de polissen gedekt evenement. De verzekeraars bestrijden dat. Dat verweer noopt de rechtbank tot uitleg van de verzekeringsovereenkomsten. Daarbij dient de rechtbank acht te slaan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.2 Nu geen andere bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken die van invloed kunnen zijn op de uitleg van de verzekeringsovereenkomsten, is het antwoord op de vraag of dekking kan worden verleend, ervan afhankelijk of de feitelijke toedracht van de schadeveroorzakende gebeurtenis aan de tekst van dekkingsvoorwaarden beantwoordt.
4.3 Ten aanzien de Amev-polis zijn partijen het erover eens dat de tekst van de ontploffingsclausule beslissend is voor de vraag of dekking moet worden verleend. Ten aanzien van de Mercurius-polis zijn partijen hierover verdeeld. [X] stelt dat artikel 2.3 AV 131 en de ontploffingsclausule met elkaar in strijd zijn. Artikel 2.3 AV 131 is een specifieke polisvoorwaarde, terwijl de ontploffingsclausule een algemene bepaling is, zo stelt [X], hetgeen volgens haar meebrengt dat de ontploffingsclausule buiten toepassing moet blijven en moet wijken voor artikel 2.3 AV 131.
4.4 De rechtbank overweegt dat een definitie van het begrip “ontploffing” ontbreekt in artikel 2.3 AV 131, dat kort gezegd ziet op de dekking van gevolgschade na een ontploffing. Voor de invulling van het begrip ontploffing moet worden teruggevallen op de ontploffingsclausule. De aanhef van de betreffende bepalingen (“omvang van de dekking” respectievelijk “begripsomschrijvingen”) bevestigt dat beide artikelen niet hetzelfde toepassingbereik hebben en dus, overeenkomstig de in 2.2. weergegeven inleidende vermelding AV 101, naast elkaar van toepassing zijn. De definitie van schade door ontploffing is ook in de Mercurius-polis te vinden in de ontploffingsclausule. Die clausule vormt voor de vraag of hier dekking moet worden verleend dus ten aanzien van beide polissen het richtsnoer. Over die vraag oordeelt de rechtbank als volgt.
4.5 Blijkens de ontploffingsclausule dient, kort samengevat, aan twee vereisten te worden voldaan alvorens de verzekeraars dekking moeten verlenen bij schade aan de bakoven. De schade moet zijn ontstaan door een ontploffing, die in de kern wordt gedefinieerd als een “eensklaps verlopende hevige krachtsuiting” en de schade moet door die ontploffing onmiddellijk zijn veroorzaakt. Omtrent laatstgenoemde voorwaarde overweegt de rechtbank het volgende.
4.6 Beide partijen scharen zich achter de in 2.7 geciteerde bevindingen van de beide deskundigen, die een keten van gebeurtenissen als oorzaak aanwijzen van de schade. In navolging van partijen neemt de rechtbank die conclusie van de deskundigen bij haar beslissing tot uitgangspunt.
4.7 Ter comparitie heeft [X] gesteld dat het intreden van de schade waarvan hier de vergoeding wordt gevorderd, niet het onmiddellijke gevolg is van de drukgolf, hiervoor in 2.7 beschreven als schakel 3 in de keten; ook daarover zijn partijen het (uiteindelijk) eens en de rechtbank volgt hen in deze uitleg van de feiten en het rapport. [X] meent echter dat toch dekking moet worden verleend op grond van het volgende betoog: de drukgolf (die zij beschouwt als een ontploffing) heeft vastgekoekte deeltjes van in de verwarmingsspiraal aanwezige vervuiling doen loskomen. Dat is schade, die (wel) het onmiddellijk gevolg is van de ontploffing. Doordat die deeltjes vervolgens de olieleiding in de oven hebben verstopt, is gevolgschade ontstaan. Die gevolgschade wordt door artikel 2.3 AV 131 gedekt.
4.8 De rechtbank verwerpt deze redenering omdat het enkele loskomen van de vervuiling naar haar oordeel niet als schade kan worden beschouwd. Gesteld noch gebleken is immers dat die gebeurtenis op zichzelf beschouwd enig nadeel in het leven heeft geroepen.
4.9 Voor het overige is niets gesteld of gebleken dat zou nopen tot een zodanig ruime uitleg van de ontploffingsclausule dat ook schade die niet het onmiddellijk gevolg is van een ontploffing in de bovenomschreven betekenis daaronder valt. De enkele stelling van [X] dat de tekst van de polissen, in het bijzonder die van de ontploffingsclausule, in het nadeel van de opstellers ervan - de verzekeraars - zou moeten worden uitgelegd, is zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, ontoereikend en kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vordering.
4.10 Ten aanzien van beide polissen is aldus aan ten minste een van de dekkingsvereisten, direct causaal verband tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de ingetreden schade, niet voldaan. Het betreffende verweer van de verzekeraars slaagt, zodat de overige verweren van de verzekeraars geen bespreking behoeven. De vordering van [X] zal aldus worden afgewezen.
4.11 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [X] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
veroordeelt [X] in de kosten van deze procedure; deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van de verzekeraars gevallen, bepaald op € 1.853,00 (€ 855,00 wegens verschotten en € 998,00 wegens salaris procureur);
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004.