Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/095027-04 en 05/052084-04
Datum zitting : 13 mei 2004, 1 juli 2004 en 26 augustus 2004
Datum uitspraak : 9 september 2004
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
Raadsman: mr. P.J.F.M. de Kerf, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(parketnummer 05/095027-04)
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 juli 1997 tot
01 september 2003 te Velp, gemeente Rheden, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) L.C. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van
(een) ontuchtige handeling(en), te weten het leggen van zijn, verdachtes,
hand(en) op de buik van voornoemde [slachtoffer] en/of het wrijven over de beha van
die [slachtoffer] en/of het knijpen in en/of wrijven over het bovenbeen en/of de
billen van die [slachtoffer] en/of het duwen van zijn, verdachtes, hand in de
(onder)broek van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de
schaamstreek en/of het schaamhaar en/of de vagina van die [slachtoffer], welk geweld
of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere
feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte - bij
wie voornoemde [slachtoffer] (een) paard(en) verzorgde en/of een paard op stal had -
voormelde ontuchtige handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht
en/of misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie
waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde en/of van het
op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer] en/of met/door
zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of
(te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en/of aldus voor die [slachtoffer]
een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd;
(parketnummer 095027-04; incident 2)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 juli 1997 tot
31 juli 2003 te Velp, gemeente Rheden, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de
aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
L.C. [slachtoffer] (geboren op 31 juli 1985), bestaande voornoemde ontucht (telkens)
hierin dat verdachte zijn hand(en) heeft gelegd op de buik van voornoemde
[slachtoffer] en/of heeft gewreven over de beha van die [slachtoffer] en/of heeft geknepen
in en/of gewreven over het bovenbeen en/of de billen van die [slachtoffer] en/of zijn
hand heeft geduwd in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of de schaamstreek
en/of het schaamhaar en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of
aangeraakt;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 juli 1997 tot
31 juli 2001 te Velp, gemeente Rheden, met L.C. [slachtoffer] (geboren op 31 juli
1985), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten
echt (telkens) (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
voornoemde ontuchtige handeling(en) (telkens) hierin dat verdachte zijn
hand(en) heeft gelegd op de buik van voornoemde [slachtoffer] en/of heeft gewreven
over de beha van die [slachtoffer] en/of heeft geknepen in en/of gewreven over het
bovenbeen en/of de billen van die [slachtoffer] en/of zijn hand heeft geduwd in de
(onder)broek van die [slachtoffer] en/of de schaamstreek en/of het schaamhaar en/of
de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 mei 1999 tot
09 oktober 2003 te Velp, gemeente Rheden, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) I.J.H. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het leggen van zijn, verdachtes,
hand op het bovenbeen en/of het beha-bandje van voornoemde [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en/of het duwen van zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de schaamstreek en/of het schaamhaar en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en/of het op de mond zoenen van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte - bij wie voornoemde [slachtoffer] een paard op stal had en/of (een) paard(en) verzorgde - voormelde handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht en/of misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde en/of van het op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer] en/of met/door zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of (te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en/of aldus voor die [slachtoffer] een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd;
(parketnummer 095027-04; incident 4)
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 mei 1999 tot
09 oktober 2003 te Velp, gemeente Rheden, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) I.J.H. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden
van (een) ontuchtige handeling(en), te weten het leggen van zijn, verdachtes,
hand op het bovenbeen en/of het beha-bandje van voornoemde [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en/of het duwen van zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de schaamstreek en/of het schaamhaar en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of het op de mond zoenen van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte - bij wie voornoemde [slachtoffer] een paard op stal had en/of (een) paard(en) verzorgde - voormelde ontuchtige handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht en/of misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde en/of van het op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer] en/of met/door zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of (te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en/of aldus voor die [slachtoffer] een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd;
meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 mei 1999 tot
19 mei 2001 te Velp, gemeente Rheden, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de
aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
I.J.H. [slachtoffer] (geboren op 19 mei 1983), bestaande voornoemde ontucht
(telkens) hierin dat verdachte zijn hand heeft gelegd op het bovenbeen en/of
het beha-bandje van voornoemde [slachtoffer] en/of de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt en/of zijn hand heeft geduwd in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of de schaamstreek en/of het schaamhaar en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt en/of die [slachtoffer] op de mond heeft gezoend;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 december 1999
tot 01 september 2003 te Velp, gemeente Rheden, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) K. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van
(een) ontuchtige handelingen, te weten het leggen van zijn, verdachtes,
hand(en) op het bovenbeen en/of de buik van voornoemde [slachtoffer] en/of
het wrijven over de beha van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of
aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en/of het duwen van zijn,
verdachtes, hand achter de broeksband van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere
feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte - bij
wie voornoemde [slachtoffer] (een) paard(en) verzorgde en/of een paard op stal had - voormelde ontuchtige handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft
verricht en/of misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte
positie waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde
en/of van het op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer]
en/of met/door zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die
[slachtoffer] geen of (te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en/of aldus voor die [slachtoffer] een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd; (parketnummer 095027-04; incident 1)
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 december 1999
tot 04 december 2000 te Velp, gemeente Rheden, (telkens) ontucht heeft
gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige K. [slachtoffer] (geboren op 04 december 1982), bestaande voornoemde ontucht (telkens) hierin dat verdachte zijn hand(en) heeft gelegd op het bovenbeen en/of de buik van voornoemde [slachtoffer] en/of heeft gewreven over de beha van die [slachtoffer] en/of de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt en/of zijn hand heeft geduwd achter de broeksband van die [slachtoffer];
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2001
tot 01 januari 2003 te Velp, gemeente Rheden, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) A. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van
(een) ontuchtige handeling(en), te weten het wrijven over de billen en/of de
buik van voornoemde [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en/of het duwen van zijn, verdachtes, hand in de
(onder)broek van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de
schaamstreek van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens)
hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte - bij wie voornoemde [slachtoffer] een
paard op stal had en/of (een) paard(en) verzorgde - voormelde ontuchtige
handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht en/of misbruik heeft
gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie waarin die [slachtoffer]
ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde en/of van het op grond van zijn
leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer] en/of met/door zijn dominant
optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of (te) weinig
weerstand tegen hem durfde te bieden en/of aldus voor die [slachtoffer] een
dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd;
(parketnummer 095027-04; incident 3)
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2001
tot 01 januari 2003 te Velp, gemeente Rheden, (telkens) ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige A. [slachtoffer] (geboren op 29 juli 1986), bestaande voornoemde
ontucht (telkens) hierin dat verdachte heeft gewreven over de billen en/of de
buik van voornoemde [slachtoffer] en/of de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt en/of zijn hand heeft geduwd in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2001
tot 29 juli 2002 te Velp, gemeente Rheden, met A. [slachtoffer] (geboren op
29 juli 1986), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt (telkens) (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
voornoemde ontuchtige handeling(en) (telkens) hierin dat verdachte heeft
gewreven over de billen en/of de buik van voornoemde [slachtoffer] en/of de
borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt en/of zijn hand heeft
geduwd in de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt;
(parketnummer 05/052084-04)
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september
1999 tot 01 mei 2000 te Velp, gemeente Rheden, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) O. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van
(een) ontuchtige handeling(en), te weten het leggen van zijn, verdachtes
hand(en) op de buik van voornoemde [slachtoffer] en/of het wrijven naar en/of
aanraken van de borst(en), in elk geval de beha, van die [slachtoffer] en/of het
duwen van zijn, verdachtes, hand(en) in de broek van die [slachtoffer], welk geweld
of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere
feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte
voormelde ontuchtige handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht
en/of (verder) misbruik heeft gemaakt van zijn positie als vader van de
werkgeefster van die [slachtoffer];
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 mei 2004, 1 juli 2004 en 26 augustus 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte telkens verschenen. Verdachte is op 13 mei 2004 bijgestaan door mr. H.S. Bugter, advocaat te Nijmegen. Verdachte is op 1 juli 2004 en 26 augustus 2004 bijgestaan door mr. P.J.F.M. de Kerf, advocaat te Nijmegen.
Ter terechtzitting van 13 mei 2004 zijn de zaken van de officier van justitie in het arron-dissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partijen zijn ter terechtzitting verschenen:
? L.C. [slachtoffer], wonende te [adres];
? I.J.H. [slachtoffer], wonende te [adres];
? K. [slachtoffer], wonende te [adres];
? A. [slachtoffer], wonende te [adres].
De benadeelde partijen zijn bijgestaan door mr. C.W. Langereis, advocate te Zevenaar.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair (onder parketnummer 05/095027-04) en onder 1 (onder parketnummer 05/052084-04) tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaar-delijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasse-ringstoezicht, ook als dit inhoudt een gedwongen behandeling bij Karios en voorts dat verdachte op geen enkele wijze contact op zal nemen of zoeken met L.C. [slachtoffer], I.J.H. [slachtoffer], K. [slachtoffer], A. [slachtoffer] en O. [slachtoffer].
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vorderingen van de benadeelde partijen L.C. [slachtoffer], I.J.H. [slachtoffer], K. [slachtoffer] en A. [slachtoffer] alle geheel worden toegewezen en dat de schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht bij allen wordt opge-legd tot de door hen gevorderde bedragen.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair (onder parketnummer 05/095027-04) en onder 1 (onder parketnummer 05/052084-04) tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
(onder parketnummer 05/095027-04)
1.
hij op tijdstippen in de periode van medio 2000 tot 01 september 2003 te Velp, gemeente Rheden, door feitelijkheden L.C. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het leggen van zijn, verdachtes, handen op de buik van voornoemde [slachtoffer] en het wrijven over de beha van die [slachtoffer] en het knijpen in en wrijven over het bovenbeen en de
billen van die [slachtoffer] en het duwen van zijn, verdachtes, hand in de
(onder)broek van die [slachtoffer] en het betasten en aanraken van de
schaamstreek en het schaamhaar en de vagina van die [slachtoffer], welke
feitelijkheden (telkens) hierin hebben bestaan dat verdachte - bij
wie voornoemde [slachtoffer] een paard verzorgde - voormelde ontuchtige handelingen onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht
en misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie
waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde en van het
op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer] en met/door
zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of
(te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en aldus voor die [slachtoffer]
een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd;
(parketnummer 095027-04; incident 2)
hij op tijdstippen in de periode van medio 2000 tot
09 oktober 2003 te Velp, gemeente Rheden, door feitelijkheden I.J.H. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het leggen van zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen en het beha-bandje van voornoemde [slachtoffer] en het betasten en aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en het duwen van zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer] en het betasten en aanraken van de schaamstreek en het schaamhaar en de vagina van die [slachtoffer] en het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en het op de mond zoenen van die [slachtoffer] welke feitelijkheden (telkens) hierin hebben bestaan dat verdachte - bij wie voornoemde [slachtoffer] een paard verzorgde - voormelde handelingen onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht en misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde en van het op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer] en met/door zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of (te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en aldus voor die [slachtoffer] een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd;
(parketnummer 095027-04; incident 4)
hij op tijdstippen in de periode van 04 december 1999
tot 01 september 2003 te Velp, gemeente Rheden, door feitelijkheden K. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van
ontuchtige handelingen, te weten het leggen van zijn, verdachtes,
hand(en) op het bovenbeen en de buik van voornoemde [slachtoffer] en
het wrijven over de beha van die [slachtoffer] en het betasten en aanraken van de borsten van die [slachtoffer] welke feitelijkheden (telkens) hierin hebben bestaan dat verdachte - bij wie voornoemde [slachtoffer] een paard verzorgde voormelde ontuchtige handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft
verricht en misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte
positie waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde
en van het op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer]
en met/door zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die
[slachtoffer] geen of (te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en aldus voor die [slachtoffer] een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd; (parketnummer 095027-04; incident 1)
hij op tijdstippen in de periode van maart 2001
tot 01 januari 2003 te Velp, gemeente Rheden, door feitelijkheden A. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het wrijven over de billen en de buik van voornoemde [slachtoffer] en het betasten en aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en het duwen van zijn, verdachtes, hand in de (onder)broek van die [slachtoffer] en het betasten en aanraken van de schaamstreek van die [slachtoffer], welke feitelijkheden (telkens)
hierin hebben bestaan dat verdachte - bij wie voornoemde [slachtoffer] een
paard op stal had - voormelde ontuchtige handelingen onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht en misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie waarin die [slachtoffer] ten opzichte van hem als stalhouder verkeerde en van het op grond van zijn leeftijd bestaande overwicht op die [slachtoffer] en met/door zijn dominant optreden een sfeer heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] geen of (te) weinig weerstand tegen hem durfde te bieden en aldus voor die [slachtoffer] een dreigende/beangstigende situatie heeft gecreëerd;
(parketnummer 095027-04; incident 3)
(parketnummer 05/052084-04)
1.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september
1999 tot 01 mei 2000 te Velp, gemeente Rheden, door feitelijkheden O. [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het leggen van zijn, verdachtes handen op de buik van voornoemde [slachtoffer] en of het wrijven naar en/of aanraken van de borsten, van die [slachtoffer] en het
duwen van zijn, verdachtes, handen in de broek van die [slachtoffer], welk
feitelijkheden (telkens) hierin heeft bestaan dat verdachte
voormelde ontuchtige handelingen onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman kennelijk heeft betoogd is voor het aannemen van “andere feitelijkheden” als bedoeld in art. 246 (en art. 242) Wetboek van Strafrecht voldoende dat het slachtoffer door gebruikmaking door verdachte van bepaalde feiten of omstandigheden gedwongen wordt de ontuchtige handelingen te ondergaan. In het onderhavige geval hebben de aangeefsters [slachtoffer], [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer] gewezen op het grote leeftijdsverschil tussen hen en verdachte, gecombineerd met de doorgaans resolute en ‘dwingende’ wijze waarop hij (de uitvoering van) zijn besluiten kracht placht bij te zetten, alsmede op de feitelijke afhankelijkheidsverhouding waarin deze aangeefsters ten opzichte van hem stonden: hun favoriete paard behoorde immers in eigendom aan verdachte toe, terwijl ze voor het berijden ervan niet hoefden te betalen als ze het dier – waaraan ze zeer waren gehecht – maar regelmatig verzorgden en af en toe wat klusjes voor verdachte deden. Voor alle aangeefsters ten slotte geldt dat verdachte hen vaak onverhoeds benaderde, bijvoorbeeld door achter hen te gaan staan en hen onverwacht de hand op de borst of buik te leggen, terwijl ontuchtige handelingen soms ook in de besloten ruimte van de auto van verdachte plaatsvonden. Dat de genoemde vier aangeefsters op de stal van verdachte bleven terugkomen, ook nadat hij reeds meerdere malen ontuchtige handelingen had gepleegd, doet aan het dwingende karakter van de genoemde feitelijkheden niet af, nu de feitelijke afhankelijkheidssituatie voortduurde. Dat laatste is bij aangeefster [slachtoffer] niet het geval maar daar is het aantal ontuchtige bejegeningen veel geringer en treedt dus de onverhoedsheid veel meer op de voorgrond, is daar zelfs de enige feitelijkheid als boven bedoeld.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, anders dan door de raadsman is betoogd, niet aannemelijk is geworden dat verdachte onder dusdanige invloed van medicijnen verkeerde tijdens het afleggen van zijn verklaringen bij de politie, dat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn geworden.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 3 primair en feit 4 primair onder parketnummer 05/095027-04 en ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/052084-04:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 primair onder parketnummer 05/095027-04:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door
drs. B. Spronk, GZ-psycholoog en dr. H.E.M. van Beek, psychi-ater, respectievelijk geda-teerd 28 april 2004 en 29 april 2004, waarin zij conclu-deren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van “een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogen in de vorm van een erectiestoornis”. Er is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermo-gens. Door zijn impotentie is verdachte in de loop der jaren geleidelijk aan afgegleden in grensoverschrijdend gedrag, zoals gesteld in het ten laste gelegde. Verdachte had wel inzicht in de wederrechte-lijkheid van de begane feiten, maar hij kon zijn wil enigszins verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen, zodat hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie – met dien verstande dat zij “in de vorm van “in de aangehaalde passage leest als “voortkomend uit”en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 februari 2004;
- een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 2 maart 2004, betreffende verdachte;
- een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 29 juli 2004, betreffende verdachte;
- Het onder punt 5 genoemde multidisciplinaire rapport.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim drie jaren ontuchtige handelingen gepleegd bij jonge meisjes en - gedurende een kortere periode - een vrouw. Verdachte is eigenaar van een stal met meerdere paarden. Deze paarden werden verzorgd of bereden door verschillende jonge meisjes. Wanneer deze slachtoffers op de stal van verdachte waren, betastte hij de meisjes over hun lichaam. Bij één van de slachtoffers is verdachte meerdere malen met zijn vinger haar lichaam binnengedrongen.
Door de handelswijze van verdachte is op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dat is een bijzonder ernstig feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten ernstige en langdurige psychische gevolgen voor de slachtoffers kunnen hebben.
Bij deze ernstige feiten die een lange periode hebben voortgeduurd past in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt evenwel rekening met de hoge leeftijd van verdachte en zijn gezondheidstoestand. De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, het verrichten van een werkstraf van maximale duur en het betalen van een geldboete van na te noemen bedrag. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Deze voorwaardelijke straf dient als waar-schu-wing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden.
Gelet op de duur van de reeds door verdachte ondergane voorlopige hechtenis zal de rechtbank het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ringen, alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De vordering van de benadeelde partij L.C. [slachtoffer]:
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij L.C. [slachtoffer] ten aanzien van de materiele schade niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, nu de omvang van de geleden materiele schade tengevolge van het onder 1 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit onvoldoende duidelijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
Voorts is aan L.C. [slachtoffer] door het onder 1 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo-gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die bedoeld in artikel 6:106 van het Burger-lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank bij wijze van voorschot een bedrag van
€ 1.500,- aan immateriële schade toewijzen .
De rechtbank zal ten aanzien van het gevorderde bedrag ter zake van de kosten voor rechtsbijstand een voorschot van € 1.000,- toewijzen.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
De vordering van de benadeelde partij I.J.H. [slachtoffer]:
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij I.J.H. [slachtoffer] ten aanzien van de materiele schade niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, nu de omvang van de geleden materiele schade tengevolge van het onder 2 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit onvoldoende duidelijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
Voorts is aan I.J.H. [slachtoffer] door het onder 2 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo-gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die bedoeld in artikel 6:106 van het Burger-lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank bij wijze van voorschot een bedrag van
€ 1.500,- aan immateriële schade toewijzen .
De rechtbank zal ten aanzien van het gevorderde bedrag ter zake van de kosten voor rechtsbijstand een voorschot van € 1.000,- toewijzen.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
De vordering van de benadeelde partij K. [slachtoffer]:
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij K. [slachtoffer] ten aanzien van de materiele schade niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, nu de omvang van de geleden materiele schade tengevolge van het onder 3 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit onvoldoende duidelijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
Voorts is aan K. [slachtoffer] door het onder 3 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo-gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die bedoeld in artikel 6:106 van het Burger-lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank bij wijze van voorschot een bedrag van
€ 1.000,- aan immateriële schade toewijzen .
De rechtbank zal ten aanzien van het gevorderde bedrag ter zake van de kosten voor rechtsbijstand een voorschot van € 500,- toewijzen.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
De vordering van de benadeelde partij A. [slachtoffer]:
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij A. [slachtoffer] ten aanzien van de materiele schade niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, nu de omvang van de geleden materiele schade tengevolge van het onder 4 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit onvoldoende duidelijk is. Mogelijk kan de benadeelde partij de schade verhalen via de burgerlijke rechter.
Voorts is aan A. [slachtoffer] door het onder 4 primair (parketnummer 05/095027-04) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo-gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die bedoeld in artikel 6:106 van het Burger-lijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank bij wijze van voorschot een bedrag van
€ 1.500,- aan immateriële schade toewijzen .
De rechtbank zal ten aanzien van het gevorderde bedrag ter zake van de kosten voor rechtsbijstand een voorschot van € 1.000,- toewijzen.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 27, 36f, 57, 242 en 244, van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van driehonderdzestig (360) dagen
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf tweehonderdzeventien (217) dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
het verrichten van een werkstraf gedurende tweehonderdveertig (240) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 dagen.
een betaling van een geldboete ten bedrage van € 20.000,- (zegge twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 235 dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij L.C. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde bij wijze van voorschot tegen kwijting aan L.C. [slachtoffer], wonende te [adres], aan immateriële schade te betalen € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, bij wijze van voorschot begroot op € 1.000,- (zegge duizend euro).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.500,- subsidiair 30 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer L.C. [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer L.C. [slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij I.J.H. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde bij wijze van voorschot tegen kwijting aan L.J.H. [slachtoffer], wonende te [adres], aan immateriële schade te betalen € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, bij wijze van voorschot begroot op € 1.000,- (zegge duizend euro).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.500,- subsidiair 30 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer I.J.H. [slachtoffer], wonende te [adres] te betalen € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer I.J.H. [slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij K. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde bij wijze van voorschot tegen kwijting aan K. [slachtoffer], wonende te [adres], aan immateriële schade te betalen € 1.000,- (zegge duizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, bij wijze van voorschot begroot op € 500,- (zegge vijfhonderd euro).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.000,- subsidiair 20 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer K. [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 1.000,- (zegge duizend euro), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer K. [slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij A. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde bij wijze van voorschot tegen kwijting aan A. [slachtoffer], wonende te [adres], aan immateriële schade te betalen € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, bij wijze van voorschot begroot op € 1.000,- (zegge duizend euro).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.500, subsidiair 30 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer A. [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer A. [slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. R.J.J. van Acht, rechter, als voorzitter,
mr. M. Jurgens, rechter,
mr. J.B.J. Driessen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Vries, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2004.