Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090075-04
Datum zitting : 26 augustus 2004
Datum uitspraak: 9 september 2004
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir. Molsweg 5 te
Arnhem.
Raadsman: mr. J. Zandberg, advocaat te Didam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2003 te Elst, gemeente Overbetuwe, althans in
de gemeente Overbetuwe, op parkeerplaats 't Kempke gelegen aan de Rijksweg
A325 aldaar, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk J.J. [slachtoffer]
van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen eenmaal of meermalen heeft/hebben geschoten op die J.J. [slachtoffer] en/of die J.J. [slachtoffer] daarbij eenmaal of meermalen in diens arm en/of borst heeft/hebben geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 31 oktober 2003 te Elst, gemeente Overbetuwe, althans in
de gemeente Overbetuwe, op parkeerplaats 't Kempke gelegen aan de Rijksweg
A325 aldaar, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten
dele toebehorende aan J.J. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die J.J.
[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die J.J. [slachtoffer] met
een vuurwapen heeft/hebben bedreigd en/of (vervolgens) eenmaal of meermalen in de arm en/of de borst van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, tengevolge waarvan die J.J. [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een of meer
schotverwonding(en) en/of een botbreuk arm en/of een klaplong en/of een
darmperforatie) heeft opgelopen;
art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 3 november 2003 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kassa met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen H.E. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een van zijn mededader(s), dreigend een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, op die H.E. [slachtoffer] heeft/hebben gericht en daarbij die H.E. [slachtoffer] dreigend mondeling heeft/hebben toegevoegd: "Geld, ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 07 november 2003 te Doetinchem en/of Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met een ander of anderen, althans alleen, te plegen misdrijf om met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (te weten een of meer leden van het gezin [slachtoffers]) geld en/of sieraden weg te nemen en/of (vervolgens) een of meer leden van het gezin [slachtoffers] van het leven te beroven (artikelen 312 en/of 317 en/of 287 en/of 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een of meer personenauto's, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) de voorgenomen overval op een of meer leden van het gezin [slachtoffers] heeft/hebben door- en/of afgesproken en/of zich heeft/hebben voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of zich in een of meer personenauto's in de richting van het café van het voornoemde gezin [slachtoffers] (café [naam] aan de [adres]) heeft/hebben begeven;
hij op of omstreeks 14 februari 2004 te Doetinchem, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te
weten een pistool (CZ100 kal. 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten
13 patronen, kal. 9 mm.), heeft overgedragen aan B.P.L. [naam] en/of L.P.
[naam];
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 mei, 15 juli en 26 augustus 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Zandberg, advocaat te Didam.
Als benadeelde partijen zijn ter terechtzitting van 26 augustus 2004 verschenen:
? J.J. [slachtoffer],
? H.E. [slachtoffer], en
? S.P. [naam].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen hulzen worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft vervolgens verzocht dat de vordering van de benadeelde partij J.J. [slachtoffer] tot een bedrag van € 8.074,37 wordt toegewezen en dat er een schade-vergoe-dings-maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot de helft van dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 80 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de bena-deelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij H.E. [slachtoffer] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Zij verzoekt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in de vorde-ring.
Tenslotte heeft de officier van justitie verzocht dat de vordering van de benadeelde partij S.P. [naam] tot een bedrag van € 500,- wordt toegewezen en dat er een schade-vergoe-dings-maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de bena-deelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 t/m 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 31 oktober 2003 te Elst, gemeente Overbetuwe, op parkeerplaats 't Kempke gelegen aan de Rijksweg
A325 aldaar, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk J.J. [slachtoffer]
van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen meermalen heeft geschoten op die J.J. [slachtoffer] en die J.J. [slachtoffer] daarbij meermalen in diens arm en/of borst heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 3 november 2003 te Doetinchem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kassa met inhoud, toebehorende aan Cafetaria [naam], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen H.E. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat een van zijn mededader(s), dreigend een pistool, op die H.E. [slachtoffer] heeft gericht en daarbij die H.E. [slachtoffer] dreigend mondeling heeft toegevoegd: "Geld, ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op 07 november 2003 te Doetinchem en Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen, te plegen misdrijf om met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (te weten een of meer leden van het gezin [slachtoffers]) geld en/of sieraden weg te nemen en (vervolgens) een of meer leden van het gezin [slachtoffers] van het leven te beroven (artikelen 312 of 317 en/of 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een pistool, en personenauto's, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededaders de voorgenomen overval op een of meer leden van het gezin [slachtoffers] hebben door- en/of afgesproken en zich hebben voorzien van een pistool, en zich in personenauto's in de richting van het café van het voornoemde gezin [slachtoffers] (café [naam] aan de [adres]) hebben begeven;
hij op 14 februari 2004 te Doetinchem, tezamen en in vereniging
met anderen, een wapen van categorie III, te
weten een pistool (CZ100 kal. 9 mm), en munitie van categorie III, te weten
13 patronen, kal. 9 mm.), heeft overgedragen aan B.P.L. [naam] en L.P.
[naam];
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld of afpersing en/of moord, terwijl verdachte opzettelijk een voorwerp en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd tot het begaan van die misdrijven.
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door
drs. I.E.I.M. Van Eynde, klinisch psycholoog, en dr. L.H.W.M. Kaiser,
psychi--ater, respectievelijk geda-teerd 13 augustus 2004 en 16 augustus 2004, waarin zij conclu-deren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten geen sprake was van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermo-gens, zodat verdachte alstoen wel inzicht had in de wederrechte-lijkheid van de begane feiten en hij zijn wil conform een dergelijk besef kon bepalen, zodat hij als volledig toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 juni 2004;
- een voorlichtingsrapport van De Grift, gedateerd 17 mei 2004, betreffende verdachte; en
- het onder 5. genoemde rapport.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft tezamen met een ander in de nacht op een parkeerplaats aan de A325 een brute overval op een man gepleegd. Bij deze overval is getracht het slachtoffer met fysieke overmacht door geweld en bedreiging met geweld te beroven. Daarbij heeft verdachte een pistool op het slachtoffer gericht gehouden. Na een korte worsteling is er door verdachte tweemaal op het slachtoffer geschoten. Het slachtoffer heeft tengevolge hiervan ernstige verwondingen (klaplong, botbreuk en darmperforatie) opgelopen.
Verdachtes mededader had samen met verdachte bedacht om een overval te plegen en zat gedurende deze overval in een auto die zich in de buurt van de auto van het slachtoffer bevond.
Enkele dagen later heeft verdachte samen met diezelfde mededader onder bedreiging van een vuurwapen een cafetaria overvallen, waarbij zij een kassa met inhoud hebben buit gemaakt. De toenmalige vriendin van verdachte heeft gezorgd voor panty’s om herkenning onmogelijk te maken. Verdachtes mededader is alleen de cafetaria binnen gegaan, terwijl zijn mededader buiten in de auto op hem wachtte. Verdachtes mededader heeft de kassa meegenomen na meneer [slachtoffer] te hebben bedreigd.
Voorts hebben verdachte, voornoemde mededader en de voormalige vriendin van verdachte het plan opgevat om de ex-schoonfamilie van de mededader te gaan beroven van geld en sieraden en vervolgens alle familieleden, met behulp van eerder genoemd vuurwapen, te vermoorden. Doordat zich, vanwege een ongeval en de door verdachten gepleegde overval aan de A325, op de route naar de ex-schoonfamilie van verdachte meerdere politieauto’s bevonden hebben zij uiteindelijk afgezien van hun voornemen.
Tenslotte hebben verdachte en zijn mededaders het pistool en de munitie, waarmee voornoemde feiten zijn gepleegd, verkocht aan twee personen.
De rechtbank acht deze feiten, die onder invloed van cocaïne- en alcoholgebruik zijn gepleegd, zeer ernstig. Door het gewelddadige karakter van de (geplande) overvallen is er een zeer grove inbreuk gemaakt op de per-soonlijke en geestelijke integriteit van de slachtof-fers, waardoor gevoelens van grote angst en onveiligheid zijn veroor-zaakt, niet alleen bij de slachtoffers in het bijzonder, maar ook binnen de samenleving in het algemeen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, ondanks dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest, de door de officier van justitie geëiste langdurige gevangenisstraf straf passend en geboden is.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwer-pen, te weten twee hulzen, met behulp waarvan het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrok-ken aan het verkeer, aangezien het ongecon-troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ringen, alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat J.J. [slachtoffer] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 6.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij wijze van voorschot zal toewijzen aan het slachtoffer.
De materiële schade ad € 2074,37 zal in haar geheel worden toegewezen.
De vordering is voorzo-ver zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank acht de vordering van H.E. [slachtoffer] niet van eenvoudige aard, nu deze onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende duidelijk is, zodat de vordering zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeel-de partij is niet-ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank zal de civiele vordering van S.P. [naam] tot een bedrag van € 500,- aan materiële schade (eigen risico) toewij-zen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol-doende duidelijk is en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafge-ding.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 46, 57, 63, 91, 287, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwer-pen, te weten:
twee hulzen.
Ten aanzien van feit 1:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij J.J. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan J.J. [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen
€ 8074,37 (zegge achtduizendvierenzeventig euro en zevenendertig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 8074,37, subsidiair 161 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer J.J. [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 8074,37, (zegge achtduizendvierenzeventig euro en zevenendertig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 161 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer J.J. [slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij H.E. [slachtoffer], wonende te [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Ten aanzien van feit 2:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij S.P. [naam].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan S.P. [naam], wonende te [adres], te betalen € 500,- (zegge vijfhonderd).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer S.P. [naam], wonende te [adres], te betalen € 500,-, (zegge vijfhonderd), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer S.P. [naam], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, rechter, als voorzitter,
mr. R.J.J. van Acht, rechter,
mr. J.B.J. Driessen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2004.