ECLI:NL:RBARN:2004:AQ5874

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
115403
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil tussen Hervormde Gemeente Zuilichem en Gemeente in Hersteld Verband na fusie binnen Protestantse Kerk in Nederland

In deze zaak, die zich afspeelt na de fusie van verschillende kerken in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), is er een geschil ontstaan over het eigendom van een kerkgebouw en verenigingsgebouw in Zuilichem. De Hervormde Gemeente Zuilichem, die binnen de PKN opereert, en de Gemeente in Hersteld Verband, die buiten de PKN functioneert, zijn in een kort geding verwikkeld. De voorzieningenrechter moet beslissen wie recht heeft op het gebruik van de gebouwen en de bijbehorende administraties.

De Hervormde Gemeente vordert dat de Gemeente in Hersteld Verband afziet van het gebruik van de kerk- en verenigingsgebouwen, en dat zij alle sleutels en administratieve documenten overdraagt. De voorzieningenrechter overweegt dat de beslissingen van de commissie van bijzondere zorg (CBZ) niet bindend zijn voor de Gemeente in Hersteld Verband. De rechter oordeelt dat de NHK, als onderdeel van de PKN, een zorgplicht heeft jegens de gemeenten in Hersteld Verband en dat er redelijke onderhandelingen moeten plaatsvinden over het medegebruik van de gebouwen.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de Hervormde Gemeente gedeeltelijk toe, maar benadrukt dat de Gemeente in Hersteld Verband ook recht heeft op een eerlijke behandeling en dat er ruimte moet zijn voor onderlinge afspraken. De rechter stelt dat de eigendomsrechten van de gebouwen voorlopig bij de PKN liggen, maar dat de Gemeente in Hersteld Verband niet volledig uitgesloten kan worden van het gebruik ervan. De zaak illustreert de complexiteit van eigendomsrechten binnen kerkgenootschappen na fusies en de noodzaak van zorgvuldige onderhandelingen tussen betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 115403 / KG ZA 04-447
Datum vonnis: 30 juli 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
1. de kerkelijke rechtspersoon
HERVORMDE GEMEENTE ZUILICHEM,
gevestigd te Zaltbommel,
2. de kerkelijke rechtspersoon
DIACONIE HERVORMDE GEMEENTE ZUILICHEM,
gevestigd te Zalbommel,
eisers in conventie bij dagvaarding van 14 juli 2004,
verweerders in reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaten mrs. G.C.W. van der Feltz en E.L. de Zwaan te Den Haag,
tegen
de kerkelijke rechtspersoon
NEDERLANDS HERVORMDE GEMEENTE ZUILICHEM IN HERSTELD VERBAND,
gevestigd te Zuilichem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mrs. W.H. van Baren en A. Bach Kolling te Amsterdam.
Eisers in conventie/verweerders in reconventie worden hierna tezamen ook aangeduid als de Hervormde Gemeente en gedaagde in conventie/eiseres in reconventie wordt hierna ook aangeduid als de Gemeente in Hersteld Verband.
Het verloop van de procedure
De Hervormde Gemeente heeft de Gemeente in Hersteld Verband ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. De Gemeente in Hersteld Verband heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. Tevens heeft zij een eis in reconventie ingesteld, zoals neergelegd in de conclusie van eis in reconventie. De verwerende partijen in reconventie hebben geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaten van de Hervormde Gemeente, en de advocaten van de Gemeente in Hersteld Verband hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten in conventie en reconventie
1. Op 1 mei 2004 zijn de Nederlandse Hervormde Kerk (hierna: de
NHK), de Gereformeerde Kerken in Nederland (hierna: de GKN) en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: de ELK) verenigd in de Protestantse Kerk in Nederland (hierna: de PKN). Het daartoe strekkende besluit van de NHK (hierna: het verenigingsbesluit) is op 12 december 2003 door haar generale synode genomen.
2. Ter voorbereiding van de vereniging heeft de synode van de NHK
op 8 juni 2001 besloten het door de commissie voor Kerkelijke Aangelegenheden van de NHK opgestelde rapport “Om de eenheid en heelheid van de kerk” te aanvaarden.
3. Op 13 december 2002 heeft de synode van de NHK een nieuwe
kerkorde voor de PKN (hierna: PKO) vastgesteld, ter vervanging van de voor de NHK geldende hervormde kerkorde van 1951 (hierna: HKO).
4. Zowel tegen de in hiervoor onder 2 en 3 genoemde besluiten als
tegen het verenigingsbesluit is door diverse hervormde gemeenten bezwaar gemaakt bij de Generale Commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen van de NHK (hierna: GCBG). De GCBG heeft deze bezwaren alle ongegrond verklaard.
5. Op 5 maart 2004 hebben drieënvijftig hervormde gemeenten,
waaronder de Gemeente in Hersteld Verband, een bodemprocedure voor de rechtbank Utrecht aanhangig gemaakt tegen de NHK. In die procedure wordt onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart:
a. dat de in bezwaar genomen beslissingen van de GCBG jegens eisers nietig althans onverbindend zijn;
b. dat eisers uitsluitend aan de HKO gebonden zijn;
c. dat de PKO en de daarbij behorende Ordinanties, Generale regelingen en Overgangsbepalingen jegens eisers nietig althans onverbindend zijn, althans dat eisers daaraan niet zijn gebonden;
d. primair dat het verenigingsbesluit nietig althans onverbindend is jegens eisers, subsidiair dat eisers het recht hebben om als plaatselijke hervormde gemeenten te beslissen dat zij niet toetreden tot de PKN met de bevoegdheid de naam Hervormde Gemeente te blijven dragen en te blijven beschikken over het kerkelijk vermogen van de betreffende plaatselijke hervormde gemeente.
6. Op 29 april 2004 heeft de Gemeente in Hersteld Verband in een
akte van herstel van het kerkverband van Nederlandse Hervormde Gemeenten verklaard dat zij trouw aan de grondslag van de NHK wenst te blijven. Tezamen met andere bezwaarde gemeenten vormt de Gemeente in Hersteld Verband de Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk.
7. Bij besluit van 14 mei 2004 heeft het breed moderamen van de
Hervormde Classicale Vergadering van Bommel van de PKN het bestuur van de Hervormde Gemeente (eiseres in conventie sub 1), de kerkenraad, aangevuld.
8. Op grond van artikel 28 Overgangsbepalingen PKO heeft de
gezamenlijke vergadering van synoden op 1 februari 2004 een commissie van bijzondere zorg met betrekking tot de hervormde gemeenten, de gereformeerde kerken en de evangelisch-lutherse gemeenten benoemd. De leden van de commissie van bijzondere zorg met betrekking tot de hervormde gemeenten (hierna: CBZ) zijn gekozen op voordracht van de generale synode van de NHK uit de belijdende leden van de NHK. In de Overgangsbepalingen PKO is aan de CBZ een rol toebedeeld voor (bijstand aan) groepen gemeenteleden die tot de conclusie komen dat zij de overgang van “hun” kerk naar de PKN niet kunnen volgen. Op grond van die Overgangsbepalingen is de CBZ (als enige) bevoegd tot het treffen van voorlopige maatregelen en voorzieningen.
9. De kerkenraad (van vóór 1 mei 2004) heeft in een brief van 22
april 2004, gericht aan het College van Kerkvoogden van de Hervormde Gemeente Zuilichem, aangegeven dat zij “unaniem heeft besloten om niet tot het nieuwe kerkgenootschap, de PKN, toe te treden”.
10. Tegen deze beslissing heeft de CBZ op 23 april 2004 bezwaar
gemaakt bij de Commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen in de Kerkprovincie Gelderland van de NHK.
11. Bij beslissing van 26 april 2004 heeft de voorzitter van de hiervoor
onder 10 genoemde commissie het besluit van de kerkenraad van 22 april 2004 (zie hiervoor onder 9) geschorst.
12. Bij besluit van 27 april 2004 heeft de CBZ met betrekking tot de
Hervormde Gemeente te Zuilichem (eiseres in conventie sub 1) een voorlopige maatregel getroffen die, voor zover relevant, het volgende inhoudt:
“3. Vermogensrechtelijke positie van de hervormde gemeente
De zorg voor alle aangelegenheden op vermogensrechtelijk gebied, zowel diaconaal als niet-diaconaal, valt onder de verantwoordelijkheid van de kerkenraad (...) die deze zorg toevertrouwt aan resp. het college van Kerkvoogden (met gedelegeerden) resp. het college van diakenen van de hervormde gemeente binnen de PKN. Ook de vermogensposities, die de beschikking over en het beheer van vermogensonderdelen blijven toebehoren aan de hervormde gemeente, resp. de diaconie van de hervormnde gemeente binnen de PKN.
Beheerders die vermogensbestanddelen onttrekken aan de hervormde gemeente (binnen de PKN) c.q. de diaconie van de hervormde gemeente (binnen de PKN) zijn gezamenlijk en persoonlijk aansprakelijk overeenkomstig het bepaalde in ord. 18-19-1 KO NHK resp. ord. 11-28 KO PKN.
4. Gebruik van kerkgebouw en verenigingsgebouw
1. CBZ bepaalt dat het kerkgebouw van de hervormde gemeente te Zuilichem ter beschikking staat van de hervormde gemeente (binnen de PKN) o.m. om aldaar op de gebruikelijke aanvangstijden erediensten te beleggen ten behoeve van deze gemeente.
(...)
3. CBZ bepaalt dat het verenigingsgebouw de Poort op in overleg te bepalen tijdstippen door het college van kerkvoogden ter beschikking kan worden gesteld van diegenen die onverhoopt de hervormde gemeente (binnen de PKN) wensen te verlaten ten behoeve aldaar te beleggen bijeenkomsten of diensten. Rouw- en trouwdiensten in het kerkgebouw kunnen in nader overleg worden bepaald.
Voor het gebruik van het verenigingsgebouw zal een ter plaatse gebruikelijke vergoeding worden betaald. (...)
Mutatis Mutandis gelden de bepalingen ook voor het gebruik voor erediensten op werkdagen en voor activiteiten door de week, voor zover hierdoor de belangen van de hervormde gemeente (binnen de PKN) niet worden belemmerd of geschaad.
5. Geldwerving
Het college van kerkvoogden organiseert, als gewoonlijk, geldwervingsacties onder de in de ledenadministratie opgenomen leden van de gemeente, dus ook onder degenen die op niet formele wijze hebben aangegeven niet te zullen meegaan.
6. Ledenadministratie
- De ledenadministratie blijft onder beheer van het college van kerkvoogden.
- Er zullen in het kader van deze voorlopige maatregelen en voorzieningen geen individuele of collectieve gegevens worden verstrekt aan degenen die geen deel uitmaken van de hervormde gemeente binnen de PKN of aan hun vertegenwoordigers.
(...)
- Dit impliceert tevens dat bestaande kaartenbakken e.d. door de vertrekkende kerkenraadsleden op eerste verzoek ter beschikking dienen te worden gesteld van de hervormde gemeente (binnen de PKN).
13. Bij brief van 2 juli 2004 heeft de Hervormde Gemeente (eiseres in
conventie sub 1) de Gemeente in Hersteld Verband gesommeerd de door de CBZ getroffen voorlopige maatregel na te leven en de daartoe nodige handelingen te verrichten.
14. Tot op heden heeft de Gemeente in Hersteld Verband geen gevolg
gegeven aan voornoemde voorlopige maatregel.
Het geschil
in conventie
1. De Hervormde Gemeente vordert dat de Gemeente in Hersteld
Verband zal worden geboden uiterlijk acht dagen na betekening van dit vonnis, ter uitvoering van de voorlopige maatregel van de CBZ - totdat deze ofwel zal zijn vervangen door een definitieve maatregel van de CBZ of totdat (voor zover) de voorlopige maatregel door het GCBG en/of de civiele rechter terzijde zal zijn geschoven -:
- af te zien en blijven af te zien van het gebruik van het kerkgebouw anders dan voor het gebruik van (rouw- en trouw)diensten waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad;
- af te zien van het gebruik van het verenigingsgebouw “de Poort” anders dan voor het gebruik waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad;
- af te zien van het gebruik van roerende en onroerende zaken van de gemeente en van onroerende diaconale zaken anders dan voor het gebruik waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad respectievelijk de diaken en twee kerkenraadsleden;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van alle sleutels die toegang verschaffen tot het kerkgebouw en alle sleutels die toegang verschaffen tot het verenigingsgebouw aan de heer D;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van het archief, de ledenadministratie, de doop-, trouw-, en overlijdensregisters van de Hervormde Gemeente aan een van de leden van het college van kerkrentmeesters;
- zorg te dragen voor overhandiging van c.q. overdracht van de administratie van de Diaconie aan de heer E;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van (het beheer van) eventuele (resterende) bankrekeningen waarop tegoeden staan die toekomen aan (op naam staan van) de Hervormde Gemeente, het college van kerkvoogden, de Diaconie en de bijbehorende financiële administraties aan de heer D;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van (het beheer van) onroerende zaken van de Diaconie en de eigendomsbewijzen terzake aan de heer E.
2. De Hervormde Gemeente legt aan haar vordering het volgende
ten grondslag. Zowel juridisch als institutioneel bezien is de PKN de enige voortzetting van de NHK. Hervormde gemeenten die voorheen onderdeel waren van de NHK zijn per 1 mei 2004, zonder enige nadere rechtshandeling en zonder dat zij dat konden beletten, zelfstandige onderdelen van de PKN geworden. Het ‘niet meegaan’ in de PKN is alleen mogelijk voor individuele leden van een hervormde gemeente, niet voor een hervormde gemeente als zodanig. De Gemeente in Hersteld Verband heeft zich echter gerechtigd en bevoegd geacht om als gemeente te beslissen niet mee te gaan in de PKN. Zij beschouwt zichzelf als de enige voortzetting van de NHK en de enige hervormde gemeente te Zuilichem. Op grond hiervan is zij ook van mening dat de naam, de bezittingen en de ‘ambten’ aan haar toekomen. In tegenstelling tot de Hervormde Gemeente beschikt de Gemeente in Hersteld Verband nu over de ledenadministratie, de financiële administratie en enkele bankrekeningen van de Hervormde Gemeente en over de sleutels die toegang verschaffen tot enkele gebouwen. Dit is gelet op het voorgaande onrechtmatig jegens de Hervormde Gemeente. Bovendien is de Hervormde Gemeente op dit moment niet in staat haar verplichtingen tegenover haar gemeenteleden te voldoen. Herstel van de rechtmatige toestand, hetgeen volgens de Hervormde Gemeente reeds is neergelegd in de voorlopige maatregel van de CBZ, is daarom de inzet van dit kort geding.
in reconventie
3. De Gemeente in Hersteld Verband vordert dat:
- primair de PKN-gemeente (verweerster in reconventie sub 1) zal worden veroordeeld tot 1 augustus 2005 aan de Gemeente in Hersteld Verband, tegen betaling van een redelijke bijdrage in de exploitatiekosten, het medegebruik toe te staan van het kerkgebouw aan de Kerkstraat 1 en het verenigingsgebouw De Poort, teneinde daar op zondagen en Christelijke feestdagen om 9.00 uur in het verenigingsgebouw en om 15.00 uur in het kerkgebouw haar kerkdiensten te kunnen houden, en op nader overeen te komen tijdstippen rouw- en trouwdiensten te kunnen houden;
- subsidiair de PKN-gemeente zal worden veroordeeld naar redelijkheid en billijkheid te onderhandelen met de Gemeente in Hersteld Verband teneinde te komen tot voor beide gemeenten werkzame afspraken ten aanzien van het medegebruik van het kerkgebouw en het verenigingsgebouw door de Gemeente in Hersteld Verband, teneinde haar in staat te stellen tot een nieuw kerkelijk leven ter plaatse te komen.
4. De Gemeente in Hersteld Verband legt aan haar vordering ten
grondslag dat de Hervormde Gemeente, door via dit kort geding van de Gemeente in Hersteld Verband uitvoering te vragen van de voorlopige maatregel van de CBZ van 27 april 2004, in strijd handelt met de op haar rustende zorgplicht die betracht dient te worden ten opzichte van de Gemeente in Hersteld Verband zodat deze kan komen tot een nieuw kerkelijk leven. Het optreden van de Hervormde Gemeente, evenals dat van de CBZ, geeft er geen enkele blijk van met deze achterliggende ratio van de Overgangsbepalingen PKO en de op de PKN-organen rustende zorgvuldigheidsverplichtingen rekening te houden. Daarom vordert de Gemeente in Hersteld Verband een aantal maatregelen die ten minste recht doen aan deze verplichtingen.
in conventie en reconventie
5. De Gemeente in Hersteld Verband en de Hervormde Gemeente
voeren op de vorderingen van de ander gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil in conventie en reconventie
1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van partijen.
2. Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of
kerkgenootschappen juridisch kunnen fuseren en of er daarbij dan sprake kan zijn van een overgang onder algemene titel op de nieuw ontstane rechtspersoon. De Hervormde Gemeente beantwoordt deze vragen bevestigend en stelt dat de generale synode van de HKN op 12 december 2003 rechtsgeldig met de vereiste tweederde meerderheid (op grond van de HKO en de daarbij behorende Ordinanties) heeft besloten tot de vereniging (‘fusie’) van de NHK, GKN en ELK in de PKN. De Gemeente in Hersteld Verband heeft gesteld dat kerkgenootschappen niet juridisch kunnen fuseren. Op grond van artikel 2:2 lid 2 BW gelden alleen de algemene bepalingen uit boek 2 BW voor kerkgenootschappen en dus niet titel 7 van boek 2 BW, waarin (onder meer) de juridische fusie is opgenomen.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat kerkgenootschappen en
hun zelfstandige onderdelen worden geregeerd door hun eigen statuut. Als vaststaand kan worden aangenomen dat de NHK, GKN en ELK blijkens de notariële akte van fusie een juridische fusie hebben beoogd met overgang onder algemene titel van het vermogen van de drie landelijke kerken naar de PKN. Vast staat tevens dat het besluit tot fusie met de vereiste tweederde meerderheid door de generale synode is genomen en dat de door bezwaarde gemeenten en kerkleden
daartegen ingebrachte bezwaren door de kerkelijke rechter zijn verworpen. De voorzieningenrechter beschouwt dit als een gegeven, nu door de Gemeente in Hersteld Verband onvoldoende is gesteld om te oordelen dat de fusie in strijd zou zijn met het statuut van de NHK of dat het besluitvormingsproces dat tot de fusie heeft geleid niet conform de interne regels van de NHK heeft plaatsgevonden. Voor zover de bezwaren van de Gemeente in Hersteld Verband tegen de fusie gelegen zijn op het gebied van geloof en belijdenis, merkt de voorzieningenrechter op dat de burgerlijke rechter daarin niet mag treden. Dat de fusie in strijd zou zijn met de wet is vooralsnog evenmin gebleken. De omstandigheid dat titel 7 van boek 2 BW niet op kerkgenootschappen van toepassing is verklaard, is daarvoor onvoldoende. Dit noopt immers niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat kerkgenootschappen niet zouden kunnen fuseren analoog aan het in die titel voor andere rechtspersonen gestelde. Ook de parlementaire geschiedenis biedt voor dat standpunt geen aanknopingspunten (vgl. MvA, Kamerstukken II, 17725, nr. 7 p. 12). Uit het vorenstaande volgt dat er vooralsnog vanuit dient te worden gegaan dat de fusie het beoogde rechtsgevolg teweeg heeft gebracht.
4. Partijen verschillen ook van mening over de vraag of het mogelijk
is om als hervormde gemeente als zodanig niet mee te gaan in, dan wel uit te treden uit de PKN. Bovendien bestaat er onduidelijkheid over de vraag bij wie het eigendomsrecht op verschillende zaken rust.
5. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat gelet op
het bepaalde in artikel 2:2 lid 2 BW ook hier de kerkorde het uitgangspunt dient te zijn. Vast staat dat de generale synode van de hervormde kerk met het aanvaarden van het rapport “Om de eenheid en heelheid van de kerk” de HKO aldus heeft uitgelegd dat de hervormde gemeenten, ook al hebben zij eigen rechtspersoonlijkheid, onderdelen zijn van de NHK. Uit het rapport volgt dat een gemeente zich als zodanig niet van de NHK kan losmaken en dat slechts individuele leden kunnen bedanken voor het lidmaatschap. Daaruit volgt tevens dat een hervormde gemeente na de fusie van rechtswege onderdeel van de PKN wordt, ook wanneer een groot aantal gemeenteleden zich, voor of na de fusie, afscheidt van de NHK. Deze door de synode aanvaarde uitleg van de HKO is door de kerkelijke rechter gesanctioneerd.
Vast staat tevens dat de synode van de NHK bij besluit van 13
december 2002 een nieuwe kerkorde, de PKO, heeft vastgelegd en
dat deze PKO met de daarbij behorende ordinanties en het overgangsrecht, uitgaat van dezelfde beginselen als beschreven in het rapport “Om de eenheid en heelheid van de kerk”. Het bezwaar dat diverse hervormde gemeenten tegen dat besluit hebben gemaakt is door de bevoegde kerkelijke rechter, de GCBG, ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter beschouwt ook deze synodebesluiten en uitspraken van de kerkelijke rechter als een gegeven, te meer nu de Gemeente in Hersteld Verband onvoldoende heeft gesteld om reeds op voorhand aan te nemen dat er sprake is geweest van onregelmatigheden of dat de uitspraken van de GCBG naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zouden zijn.
Het voorgaande is ook in overeenstemming met hetgeen de Hoge Raad (23 juli 1946, NJ 1947, 1) reeds geruime tijd geleden heeft bepaald: “het gemeene recht verzet er zich niet tegen dat in een kerkgenootschap uitspraken omtrent de leer, genomen door de bevoegde organen, ook voor de minderheid bindend zijn, doch eischt wel, dat uittreden uit dat kerkgenootschap alsdan zal vrijstaan.”
Dit betekent vooralsnog dat de stelling van de Gemeente in Hersteld Verband, dat zij - kort gezegd - als hervormde gemeente uit de PKN is getreden, moet worden opgevat als de door haar leden gezamenlijk
geuite wens te bedanken voor het lidmaatschap van de NHK (zijnde een onderdeel van de PKN) om vervolgens een nieuw kerkgenootschap op te richten. Dit laatste heeft kennelijk plaatsgevonden. De vraag of het gezamenlijk optreden van de leden ook heeft meegebracht dat zij ieder individueel als lid zijn uitgetreden, is hier niet aan de orde, maar zal, nu zij niet ieder uitdrukkelijk hun wens uit te treden kenbaar hebben gemaakt, ontkennend moeten worden beantwoord.
6. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de identiteit van de
kerk en de gemeenten in Hersteld Verband als rechtspersonen moet worden onderscheiden van hun geestelijk erf- en gedachtengoed. Waar hiervoor werd aangenomen dat de fusie tussen de drie kerken rechtsgeldig tot stand is gekomen en naar analogie geregeerd wordt door de fusieregels van boek 2 BW, moet er vooralsnog van worden uitgegaan dat de PKN en haar gemeenten de rechtsopvolgers onder algemene titel van de NHK en de andere gefuseerde kerken zijn. De kerk en de gemeenten in Hersteld Verband zijn nieuw opgerichte rechtspersonen. Bij de beoordeling van hun vermogensrechtelijke positie is niet relevant en bovendien niet ter beoordeling aan de burgerlijke rechter of zij, zoals zij zelf menen, in geestelijk opzicht zijn te zien als opvolgers van de NHK. De mogelijke opvolging in geestelijk, of zelfs kerkrechtelijk gedachtengoed, is niet bepalend voor de vermogensrechtelijke positie die, naar hiervóór werd overwogen door de binnen de kerken genomen besluiten en aanvullend, naar analogie, door het rechtspersonenrecht wordt beheerst. Dit betekent dat de PKN en haar gemeenten zijn opgevolgd in de rechten en verplichtingen, waaronder in de eerste plaats de eigendomsrechten, van de NHK. Daarmee komt de eigendom van de plaatselijke gebouwen (kerk- en verenigingsgebouw), naar voorshands wordt geoordeeld, toe aan de PKN en haar gemeenten, en kunnen zij ook het gebruik daarvan bepalen.
7. Een ander belangrijk aspect van deze zaak is de positie van de
CBZ. Zoals hiervoor onder 8 van de vaststaande feiten reeds is aangegeven, is de CBZ door de gezamenlijke vergadering van synoden in het leven geroepen om, ingeval een breuk onvermijdelijk zou blijken, bijzondere voorzieningen te treffen zodanig dat de kerk (de NHK binnen de PKN) betrokken wordt bij een gesprek met degenen die zich van de hervormde kerk losmaken. In de Overgangsbepalingen PKO zijn aan de CBZ een aantal artikelen gewijd met betrekking tot de taken van de CBZ en de maatregelen die zij kan treffen. Vaststaat - zie artikel 33 Overgangsbepalingen PKO - dat de CBZ (onder meer) als taak heeft voorzieningen te treffen indien een deel van de gemeenteleden een nieuw kerkgenootschap vormt met het oog op het komen tot een nieuw kerkelijk leven van de betrokkenen. Voorshands geoordeeld volgt daaruit dat de CBZ, en dus de NHK binnen de PKN, een zorgplicht heeft jegens de gemeente in Hersteld Verband, met oog voor hun belangen.
8. Wat hiervoor onder 6 over de identiteit van de kerk en de
gemeenten in Hersteld Verband is overwogen, betekent voorts dat de beslissingen en verordeningen van de CBZ, inclusief de onder 12 van de vaststaande feiten bedoelde voorlopige maatregel, wél bindend zijn tegenover haar oprichters en hun opvolger, de PKN, en de leden van haar oprichters en de PKN, waaronder de uitgetreden leden die lid waren van de NHK toen deze meebesliste over de instelling van de CBZ, maar niét tegenover de kerk en de gemeenten in Hersteld Verband. Deze naderhand opgerichte rechtspersonen zijn immers niet betrokken geweest bij de oprichting van de commissies en kunnen niet door het binnen de NHK en de PKN geldende kerkrecht aan de besluiten en verordeningen van die commissies gebonden worden.
ten aanzien van de vordering in conventie
9. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de
voorzieningenrechter het door de Hervormde Gemeente gevorderde voorshands niet toewijsbaar voor zover het ‘ter uitvoering van de voorlopige maatregel van de CBZ’ bedoeld is, maar voor het overige inhoudelijk wel. Daarbij is de toevoeging ‘ter uitvoering van de voorlopige maatregel van de CBZ’ als het meerdere te beschouwen van het inhoudelijk deel van de vordering, die dus niet geheel wordt toegewezen.
10. Aangezien partijen in deze procedure deels in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
ten aanzien van de vordering in reconventie
11. Ter zitting is gebleken dat partijen in het zicht van het
onderhavige kort geding met elkaar hebben onderhandeld over (onder andere) het medegebruik van de verschillende gebouwen en andere praktische afspraken. Die onderhandelingen hebben tot op heden echter tot niets geleid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het van groot belang is dat beide partijen wel tot onderlinge afspraken komen met betrekking tot een en ander. Daarbij is van belang dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, de NHK binnen de PKN, een zorgplicht heeft jegens de gemeenten in Hersteld Verband, met oog voor hun belangen. Het voert te ver om nu reeds te oordelen over het recht van de Gemeente in Hersteld Verband op het medegebruik van het kerk- en verenigingsgebouw, zoals primair in reconventie is gevorderd, omdat dit immers inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de wederpartij. Dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen. De voorzieningenrechter zal het subsidiair in reconventie gevorderde wel toewijzen, gelet op het hiervoor ten aanzien van de tegenover de Gemeente in Hersteld Verband bestaande zorgplicht overwogene. Daarbij gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat, waar de onderhandelingen een direct gevolg zijn van dit kort geding en reeds voordat vonnis was gewezen, hadden kunnen plaatsvinden, partijen desgewenst aan de rechtbank kunnen vragen een mediator aan te wijzen om de onderhandelingen op gang te brengen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de mediation dan plaatsvindt in het kader van het bij de rechtbank lopende mediationproject. Partijen zullen zich hiervoor via de griffie tot het mediationbureau kunnen wenden.
12. Aangezien partijen in deze procedure deels in het (on)gelijk zijn
gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie:
1. gebiedt gedaagde in conventie binnen twee weken na betekening
van dit vonnis:
- af te zien en blijven af te zien van het gebruik van het kerkgebouw anders dan voor het gebruik van (rouw- en trouw)diensten waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad;
- af te zien van het gebruik van het verenigingsgebouw “De Poort” anders dan voor het gebruik waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad;
- af te zien van het gebruik van de roerende en onroerende zaken van de gemeente en van onroerende diaconale zaken anders dan voor het gebruik waarover vooraf overeenstemming is bereikt met de kerkenraad, respectievelijk de diaken en twee kerkenraadsleden;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van alle sleutels die toegang verschaffen tot het kerkgebouw en alle sleutels die toegang verschaffen tot het verenigingsgebouw aan de heer D;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van het archief, de ledenadministratie, de doop-, trouw-, en overlijdensregisters aan een van de leden van het college van kerkrentmeesters;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van de administratie van de Diaconie aan de heer E;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van (het beheer van) eventuele resterende bankrekeningen waarop tegoeden staan die toekomen aan (op naam staan van) de Hervormde Gemeente, het college van kerkvoogden, de Diaconie en de bijbehorende financiële administratie aan de heer D;
- zorg te dragen voor overhandiging c.q. overdracht van (het beheer van) onroerende zaken van de Diaconie en de eigendomsbewijzen terzake aan de heer E;
2. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere
partij haar eigen kosten draagt;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. weigert het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
5. gebiedt de Hervormde Gemeente om naar redelijkheid en
billijkheid te onderhandelen met de Gemeente in Hersteld Verband teneinde te komen tot voor beide gemeenten werkzame afspraken ten aanzien van het medegebruik van het kerkgebouw en het verenigingsgebouw door de Gemeente in Hersteld Verband, teneinde de Gemeente in Hersteld Verband in staat te stellen tot een nieuw kerkelijk leven ter plaatste te komen;
6. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere
partij haar eigen kosten draagt.
7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8. weigert het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 30 juli 2004.
de griffer de rechter