Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090447-03 & 05/093178-01 (tul)
Datum zitting : 16 juni 2004
Datum uitspraak : 30 juni 2004
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Arnhem, huis van bewaring Arnhem Noord ‘De Berg’, gevestigd aan de Wilhelminastraat 16 te Arnhem.
Raadsvrouwe: mr. J. Steenbrink, advocate te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een op 24 maart 2004 door de rechtbank toegelaten vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 06 oktober 2003 tot en met 10 oktober 2003
in de gemeente Nijmegen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, door opzettelijk
voornoemde persoon wederrechtelijk in (de slaapkamer van) een woning (gelegen aan de [adres]) op te sluiten en/of opgesloten te houden, door toen aldaar
- die [slachtoffer] (onder bedreiging met geweld) te verbieden voornoemde
slaapkamer/woning te verlaten en/of
- de huissleutel(s) van voornoemde woning (voortdurend) onder zich heeft
gehouden en/of
- (voortdurend) in de nabijheid van die [slachtoffer] is gebleven en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (terwijl zij naakt was)
(met een handdoek en/of touw) heeft vastgebonden en/of vastgebonden heeft
gehouden en/of
- (telkens) met die [slachtoffer] mee is gegaan naar de douche en/of het toilet;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 oktober
2003 tot en met 10 oktober 2003 in de gemeente Nijmegen aan een persoon
genaamd [slachtoffer], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten op/in haar voorhoofd letters gesneden/getatoueerd en/of een
afgebroken voortand en/of een scheve neus), heeft toegebracht, door deze
(telkens) opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal, in het gezicht, althans
op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen haar lichaam (met kracht) te slaan
en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of door met een mes,
althans een scherp voorwerp, in het voorhoofd van die [slachtoffer] te
snijden/kerven en/of door met een naald (gevuld met en/of gedoopt in inkt) in
het voorhoofd van die [slachtoffer] te prikken;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 oktober
2003 tot en met 10 oktober 2003 in de gemeente Nijmegen, (telkens) ter
uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer]
(telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens)
opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, in het
gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen haar lichaam (met
kracht) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of
(telkens) met een mes, althans een scherp voorwerp, in het voorhoofd van die
[slachtoffer] heeft gesneden/gekerfd en/of (telkens) met een naald (gevuld met
inkt) in het voorhoofd van die [slachtoffer] heeft geprikt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 oktober
2003 tot en met 10 oktober 2003 in de gemeente Nijmegen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot
het ondergaan van handelingen die (telkens) (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de anus en/of vagina van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d (telkens) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte (telkens) opzettelijk die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of (naakt) heeft vastgebonden en/of gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of mentale overwicht op die [slachtoffer] en/of heeft voortgebouwd op de bij die [slachtoffer] door eerder gewelddadig handelen ontstane angst voor verder geweld van de zijde van hem (verdachte);
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/093178-01).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 januari 2004, 24 maart 2004 en 16 juni 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Steenbrink, advocate te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gevorderd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van 1 maand gevangenisstraf.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 als volgt.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat van zware mishandeling, gelet op het letsel, geen sprake is geweest. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om de afgebroken voortand en de scheve neus als zwaar lichamelijk letsel te kunnen kwalificeren. Zo is niet vast komen te staan of er een oorzakelijk verband bestaat tussen de mishandeling en de scheve neus. Echter, ook indien dit oorzakelijke verband wel vast zou staan, dan nog kan een scheve neus in zijn algemeenheid niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Dit laatste geldt eveneens voor de afgebroken voortand (zie ook HR 10 juli 2001, NJ 2001/620). Niet gebleken is dat de afgebroken voortand in dit geval wel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, bijvoorbeeld omdat er geen uitzicht is op volledig herstel. Het kerven en tatoeëren van letters in het voorhoofd van het slachtoffer valt daarentegen naar het oordeel van de rechtbank wel als zware mishandeling te kwalificeren (zie ook HR 22 mei 1990, NJ 1991/93).
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 06 oktober 2003 tot en met 10 oktober 2003
in de gemeente Nijmegen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, door opzettelijk
voornoemde persoon wederrechtelijk in een woning (gelegen aan de [adres]) op te sluiten en opgesloten te houden, door toen aldaar
- die [slachtoffer] (onder bedreiging met geweld) te verbieden voornoemde
slaapkamer/woning te verlaten en/of
- de huissleutel(s) van voornoemde woning onder zich heeft
gehouden en/of
- in de nabijheid van die [slachtoffer] is gebleven en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen,
(met een handdoek of touw) heeft vastgebonden en vastgebonden heeft
gehouden en/of
- met die [slachtoffer] mee is gegaan naar de douche en/of het toilet;
hij in de periode van 06 oktober
2003 tot en met 10 oktober 2003 in de gemeente Nijmegen aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten in haar voorhoofd letters gesneden/getatoueerd, heeft toegebracht, door met een mes,
althans een scherp voorwerp, in het voorhoofd van die [slachtoffer] te
snijden/kerven en door met een naald (gevuld met of gedoopt in inkt) in
het voorhoofd van die [slachtoffer] te prikken;
hij op meer tijdstippen in de periode van 06 oktober
2003 tot en met 10 oktober 2003 in de gemeente Nijmegen, telkens door geweld en bedreiging met geweld of
andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot
het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de anus en/of vagina van die [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheden hierin hebben bestaan dat verdachte opzettelijk die [slachtoffer] heeft geslagen en gestompt en geschopt en getrapt en (naakt) heeft vastgebonden en gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en mentale overwicht op die [slachtoffer] en heeft voortgebouwd op de bij die [slachtoffer] door eerder gewelddadig handelen ontstane angst voor verder geweld van de zijde van hem (verdachte);
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van feit 2 primair:
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door E. de Vrij, klinisch psycholoog, en J.M.J.F. Offermans, psychi-ater, respectievelijk geda-teerd 28 november 2003 en 10 december 2003, waarin zij conclu-deren dat verdachte alstoen wel inzicht had in de wederrechte-lijkheid van de begane feiten, maar hij zijn wil verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen. Psychiater Offermans en psycholoog De Vrij concluderen tevens dat bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een (ernstige) antisociale persoonlijkheidsstoornis met daarnaast narcistische en paranoïde kenmerken. Van deze problematiek was sprake ten tijde van het tenlastegelegde. De hem tenlastegelegde feiten kunnen betrokkene dan ook slechts in verminderde mate worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich met deze conclusies en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusies kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 05 juni 2004;
- een maatregelrapport van (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 19 maart 2004, betreffende verdachte;
- een adviesrapport van (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 04 juni 2004, betreffende verdachte;
- een rapport van de Forensisch Psychiatrische Dienst Arnhem naar aanleiding van een voorgeleidingsconsult, gedateerd 30 oktober 2003, betreffende verdachte;
- de onder punt 5 genoemde multidisciplinaire rapportage; en
- de brief van Offermans (in aanvulling op zijn rapportage).
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich in een periode van 5 dagen schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en verkrachting. Hoewel het letsel dat op de foto’s is te zien niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, zulks behoudens de tatoeage, weegt de rechtbank dit wel mee bij het bepalen van de strafmaat aangezien de mishandelingen die aan dit letsel ten grondslag hebben gelegen in zeer nauw verband staan tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de verkrachting. Het slachtoffer heeft duidelijk aangegeven dat zij door deze mishandelingen bang was om – indien zij het huis zou verlaten – wederom zo mishandeld te worden.
Dergelijke feiten zijn zeer ernstig en kunnen het slachtoffer ernstig traumatiseren. De tatoeage op het voorhoofd maakt dat het slachtoffer, of zij dat nu wil of niet, dagelijks wordt geconfronteerd met hetgeen verdachte haar heeft aangedaan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een forse, geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast is in het deskundigenrapport van psychiater Offermans het volgende opgenomen.
“Zeker niet uit te sluiten valt, dat de relatie tussen betrokkene en [slachtoffer] in weerwil van het thans tenlastegelegde wordt voortgezet en beiden opnieuw in situaties terecht komen als voorafgaand aan het onderhavige tenlastegelegde, waarbij betrokkenes agressieve gedrag 'getriggerd' wordt. Ook ingeval de relatie toch niet mocht worden voortgezet, loopt betrokkene een verhoogd risico om in (een) relatie(s) te belanden zoals met [slachtoffer], waarin zijn zwakke kanten (slechte agressiehuishouding en geringe impulscontrole, verhoogde krenkbaarheid, achterdocht) aangesproken zullen worden. Genoemde factoren en condities maken, dat door rapporteur het recidiverisico voor feiten als de thans betrokkene ten laste gelegde hoog wordt ingeschat, temeer ook daar betrokkene zich in het verleden meermalen aan mishandeling schuldig heeft gemaakt. De ernst van betrokkenes persoonlijkheidsproblematiek c.q. stoornis en het grote recidivegevaar maken, dat rapporteur een behandeling en begeleiding in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf ontoereikend acht en opteert voor een TBS met voorwaarden. (...) Rapp. adviseert Uw College de behandeling van deze zaak voor de duur van maximaal drie maanden aan te houden teneinde de reclassering Nederland arrrondissement Arnhem de gelegenheid te geven onderzoek te doen naar de realiseerbaarheid van een dergelijke TBS met voorwaarden en een intakegesprek bij 'Kairos' tot stand te brengen. Omtrent de conclusie en advies werd uitgebreid overlegd met mederapporteur mw. E. de Vrij, die tot vergelijkbare bevindingen kwam.”
In overeenstemming met het advies van beide rapporteurs is de zaak op 14 januari 2004 aangehouden om de mogelijkheden van een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden te onderzoeken. Uit het maatregelrapport van (stichting) Reclassering Nederland komt het volgende naar voren:
“Volgens de FPD-rapportages is bij betrokkene een persoonlijk-heidsstoornis geconstateerd. Er zijn problemen omtrent de impulscontrole en agressiebeheersing. Daardoor is het delict tot stand gekomen. Gezien het verleden van betrokkene is de kans op recidive groot. Wij hebben grote twijfels over de begeleidbaarheid van betrokkene in het kader van TBS met voorwaarden. Deze twijfels werden door de heer de Jong van de Waag bevestigd. Daarbij komt dat de reclasseringscontacten met betrokkene in het verleden niet tot een gedragsverandering hebben geleid. In verband met het ontbreken van een behandelaanbod en het ontbreken van een vaste woon- en verblijfsplaats willen wij een negatief advies geven betreffende een begeleiding in het kader van een TBS met voorwaarden.”
Op 24 maart 2004 is de zaak vervolgens wederom aangehouden teneinde nogmaals te onderzoeken of een klinische behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden echt niet mogelijk is. Dit heeft geleid tot het adviesrapport van (stichting) Reclassering Nederland d.d. 04 juni 2004. Hierin wordt geconcludeerd:
“Wij hebben alle mogelijkheden van een klinische behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden voor betrokkene onderzocht. Daarvoor hebben wij contact met alle FPK's in Nederland opgenomen. Een klinische behandeling in dit kader is alleen op een FPK mogelijk. Dit is ook door de heer Offermans geadviseerd. Omdat wij geen behandelaanbod voor betrokkene hebben gekregen, kunnen wij hem ook geen begeleiding in het kader van een TBS met voorwaarden in een klinische setting aanbieden. Uit ons eerder uitgebracht maatregelrapport blijkt dat hij ook is afgewezen voor een ambulante behandeling. Dit betekent dat wij betrokkene niet kunnen begeleiden in dat kader.”
Op grond van bovenstaande in combinatie met de brief van Offemans waarin hij ook zegt dat, indien een TBS met voorwaarden niet mogelijk is een TBS met dwangverpleging zou moeten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De maatregel wordt voorts gegrond op de door verdachte begane misdrijven, die behoren tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1? van het Wetboek van Strafrecht.
Nu voldaan is aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de ter beschik-kingstelling gelasten en bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheids-wege zal worden verpleegd.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke
veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Zij zal echter niet de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenis-straf die aan verdachte is opgelegd omdat de rechtbank daarin geen toegevoegde waarde ziet. De vordering zal derhalve worden afgewezen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 37a, 37b, 57, 242, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswe-ge zal worden verpleegd.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Aldus gewezen door:
mr. M.C.G.J. van Well, rechter, als voorzitter,
mr. N.W. Huijgen, rechter,
mr. M. Keppels, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. van Kuppeveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2004.