Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/093152-03
Datum zitting : 4 juni 2004
Datum uitspraak: 18 juni 2004
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Overijssel, huis van bewaring Karelskamp, gevestigd aan de Bornsestraat 333 te Almelo.
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere na te noemen tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 8 maart 2003 tot en met 21 juli 2003 te Dodewaard, gemeente
Kesteren, en/of Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade één of meerdere na te noemen bestuurder(s) en/of inzittende(n) van na te noemen personenauto('s) van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, (telkens) een stuk beton, althans een (stuk) steen, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, heeft gepakt en/of (vervolgens) zich hiermede op een viaduct, gelegen over de rijksweg A15 (snelweg), heeft begeven en/of (vervolgens) dit/deze vanaf genoemd viaduct (met kracht) tegen of op, in elk geval in de richting van, die onder voornoemd viaduct doorrijdende personenauto('s), die aldaar reed/reden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, in elk geval met aanzienlijke snelheid, heeft gegooid en/of laten vallen, te weten
(inc. 1) op of omstreeks 12 juni 2003, [naam] BMW ([kenteken]) en/of
(inc. 2) op of omstreeks 21 juli 2003, [naam], BMW ([kenteken]) en/of
(inc. 3) op of omstreeks 12 juni 2003, [naam] en/of inzittende, Peugeot
([kenteken]) en/of
(inc. 5) op of omstreeks 20 maart 2003, [naam] en/of inzittende,
Opel ([kenteken]) en/of
(inc. 6) op of omstreeks 20 maart 2003, [naam], Seat ([kenteken]) en/of
(inc. 7) op of omstreeks 08 maart 2003, [naam] en/of inzittende,
Volkswagen ([kenteken]),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 1)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meerdere na te noemen tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 8 maart 2003 tot en met 21 juli 2003 te Dodewaard, gemeente
Kesteren en/of Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, in elk geval in Nederland,
(telkens) ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan één of
meerdere na te noemen bestuurder(s) en/of inzittende(n) van na te noemen
personenauto('s) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk (telkens) een stuk beton, althans een (stuk) steen, in elk geval
een hard en/of zwaar voorwerp, heeft gepakt en/of (vervolgens) zich hiermede
op een viaduct, gelegen over de Rijksweg A15 (snelweg), heeft begeven en/of
(vervolgens) dit/deze vanaf genoemd viaduct (met kracht) tegen of op, in elk
geval in de richting van, die onder voornoemd viaduct doorrijdende
personenauto('s), die aldaar reed/reden met een snelheid van ongeveer 120
kilometer per uur, in elk geval met aanzienlijke snelheid, heeft gegooid en/of
laten vallen, te weten
(inc. 1) op of omstreeks 12 juni 2003, [naam] BMW ([kenteken]) en/of
(inc. 2) op of omstreeks 21 juli 2003, [naam], BMW ([kenteken]) en/of
(inc. 3) op of omstreeks 12 juni 2003, [naam] en/of inzittende, Peugeot
([kenteken]) en/of
(inc. 5) op of omstreeks 20 maart 2003, [naam] en/of inzittende,
Opel ([kenteken]) en/of
(inc. 6) op of omstreeks 20 maart 2003, [naam], Seat ([kenteken]) en/of
(inc. 7) op of omstreeks 08 maart 2003, [naam] en/of inzittende,
Volkswagen ([kenteken]),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 november 2003, 30 januari 2004, 23 april 2004 en 04 juni 2004 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is op 04 juni 2004 verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen:
? [naam]
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
? [naam];
? [naam];
? [naam]; en
? [naam].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat verdachte van de feiten gepleegd op 08 maart 2003, 20 maart 2003 en 21 juli 2003 dient te worden vrijgesproken en dat de ad informandum gevoegde feiten kunnen worden meegenomen, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht, en dat tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen teruggegeven zullen worden aan de verdachte.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vorderingen van de benadeelde partijen [namen] in hun geheel worden toegewezen en dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot die bedragen.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [namen] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard nu verdachte ter zake van de feiten die tot die schade hebben geleid dient te worden vrijgesproken.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. Ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu bij verdachte de opzet om te doden nimmer aanwezig is geweest, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers. Verdachte heeft eerst bovenop het viaduct staan kijken en is vervolgens de stenen gaan halen. Vervolgens heeft hij de stenen bovenop het viaduct neergelegd in afwachting van langskomende auto’s. Verdachte heeft gewacht tot er auto’s aankwamen om onder het viaduct door te rijden en heeft vervolgens de stenen van het viaduct gegooid, dan wel deze met zijn voet van de reling geduwd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gooien met stenen vanaf een viaduct op met 120 km/h langskomende auto’s kan resulteren in de dood van de bestuurders van die auto’s, zeker wanneer voornoemde stenen ongeveer 7 kilogram wegende betonblokken betreffen. Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij daar op dat moment niet bij stilstond. De rechtbank acht dit onaannemelijk, temeer nu [naam], de vriendin van verdachte, heeft verklaard dat zij zich nog kan herinneren dat verdachte, toen ze samen met verdachte over het viaduct reed en ze twee kinderen iets vanaf het viaduct naar beneden zagen gooien, tegen haar zei dat hij het levensgevaarlijk vond wat die kinderen aan het doen waren.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de voorbedachten rade niet bewezen kan worden verklaard nu het beramen op zichzelf niet was gericht op de dood van de bestuurders conform bovenstaande redenering, maar op het geluid van de inslag van de steen.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen gelegen in de
periode van 8 maart 2003 tot en met 21 juli 2003 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, telkens ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk na te noemen bestuurder(s) en/of inzittende(n) van na te noemen personenauto('s) van het leven te beroven, opzettelijk telkens een stuk beton, heeft gepakt en vervolgens zich hiermede op een viaduct, gelegen over de rijksweg A15 (snelweg), heeft begeven en vervolgens dit vanaf genoemd viaduct tegen of op, die onder voornoemd viaduct doorrijdende personenauto('s), die aldaar reden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, heeft gegooid of laten vallen, te weten
(inc. 1) op of omstreeks 12 juni 2003, [naam] BMW ([kenteken]) en
(inc. 3) op of omstreeks 12 juni 2003, [naam] en/of inzittende, Peugeot
([kenteken])
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 1)
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Multidisciplinaire rapportage
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door drs. J.I. Soesman, psycholoog, en drs. J.H. Verhoef, psychi-ater, respectievelijk geda-teerd 07 november 2003 en 03 november 2003.
Psycholoog Soesman en psychiater Verhoef concluderen vrijwel gelijkluidend. Drs. Soesman concludeert als volgt:
“Betrokkene heeft ten gevolge van ernstige pedagogische- en affectieve verwaarlozing in zijn vroegste kinderjaren een gebrekkige ontwikkeling van zijn persoonlijkheid opgelopen, die zich in de verder ongunstig verlopen jeugd heeft uitgediept tot een ziekelijke stoornis, die in diagnostische zin te omschrijven is als een persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk borderline, en in mindere mate anti sociale trekken. (...) Ten tijde van het ten laste gelegde was deze stoornis ook aanwezig en actief, waardoor betrokkene op een destructieve en maatschappelijk schadelijke wijze de spanningen die zich in hem opbouwden tot ontlading moest brengen. (...) De bij betrokkene aanwezige ziekelijke stoornis beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes niet zodanig dat hij geen gedragsalternatieven had. Wel was hij in mindere mate in staat zijn wil te bepalen, doordat de agressie die in hem woede was afgesplitst van het bewuste niveau; een eigen leven leidde en op onverwachte momenten - bij een voor hem onhanteerbaar geworden spanningsniveau - tot uiting moest komen. Het was min of meer toevallig dat betrokkene voor deze specifieke gedragingen (stenen gooien) koos, alhoewel er een geweldige symboolwerking uitging van zijn gedrag: de spanning wordt met een enorme plof en uiteenspatten van materie ontladen. (...) Zoals bij de forensisch psychologische beschouwingen beschreven is wordt duidelijk gemaakt op welke manier er een samenhang is tussen de ziekelijke stoornis en de ten laste gelegde feiten. Ook wordt duidelijk gemaakt dat er geen strikt causaal verband bestaat tussen de ten laste gelegde feiten en de stoornis, maar wel dat betrokkene in mindere mate in staat was zijn wil te bepalen en zijn gedrag min of meer dwangmatig was een onbedwingbare drang iets stuk te maken. Er had ook op een andere (destructieve) wijze een ontlading tot stand gebracht kunnen worden. Wel wordt gewezen op de symboliek die bestaat tussen de ten laste gelegde feiten en de ten gevolge van de stoornis opgebouwde spanningen. Gegeven het feit dat betrokkene in mindere mate in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen kan leiden tot advisering van verminderde toerekeningsvatbaarheid. (...) De stoornis van betrokkene maakt dat de kans op herhaling van destructief en onmaatschappelijk gedrag aanzienlijk is. Dat betrokkene tot exact dezelfde feiten komt als de thans hem ten laste gelegde is niet waarschijnlijk: a. omdat dit gedrag gestopt is door zijn arrestatie en b. betrokkene door zijn detentie tot besef is gekomen wat hij heeft gedaan en wat de consequenties hadden kunnen zijn. Vanuit zijn levensgeschiedenis zijn veel factoren aan te geven, die aangeven dat de kans op herhaling groot is. Te noemen zijn: zijn reeds in zijn jeugd bestaande contacten met Justitie (één veroordeling), zijn school- en werk verleden, zijn gedragsproblemen voor zijn twaalfde jaar, het ontbreken van probleeminzicht, de ontwikkelde antisociale trekken, de slechte impulsbeheersing, zijn geringe sociale- en relationele vaardigheden, zijn geringe zelfredzaamheid en zijn geringe aanpassingsvaardigheden.”
Zowel psycholoog Soesman als psychiater Verhoef adviseert een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
Rapportage Pieter Baan Centrum
I. Schilperoord, psycholoog, en E.A. Boorsma, arts-assistent psychiatrie, en T.A. Wouters, psychiater, alle verbon-den aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht (Psychiatrische Observatie-kliniek van het Gevangeniswezen) hebben op 11 mei 2004 omtrent verdachte een rapport uitge-bracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoor-loofd-heid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ten tijde van het plegen van de hem tenlaste-gelegde feiten was verdachte lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegere-kend.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie dat de bewezenverklaarde feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is.
Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
In tegenstelling tot rapporteurs Soesman en Verhoef, adviseren de deskundigen verbonden aan het Pieter Baan Centrum dat de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd. Zij concluderen als volgt:
“Gezien de aard en de ernst van de persoonlijkheidsstoornis is het gevaar voor herhaling van soortgelijke feiten aanmerkelijk. Het probleembesef bij betrokkene blijft beperkt tot de vaststelling dat gevangenisstraf (vanwege het luxeren van vermeende PTSS-klachten) niets voor hem is. Van ziektebesef of -inzicht lijkt geen sprake te zijn. Betrokkene is nog lang niet in staat om de bij hem geactualiseerde woede te ervaren en blijft ertoe geneigd om de agressie in de vorm van uitageren te moeten ontladen; dat wil zeggen dat de agressie zich in het handelen vertaalt. Daarbij wordt de recidivekans nog vergroot door het lustvolle karakter van de ontlading van de woede, waardoor dit 'acting out'-gedrag een verslavend karakter zou kunnen krijgen. Op grond hiervan adviseren wij Uw College aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstel-ling op te leggen met bevel tot verpleging van overheidswege. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt naar de mening van het onderzoekend team onvoldoende garanties op een succesvolle behandeling van de problematiek van betrokkene Immers, betrokkene heeft nauwelijks zicht op zijn werkelijke problemen en weet deze, ook als hij problemen ervaart, nauwelijks te verbaliseren. Een behandeling dient plaats te vinden in een goed gestructureerde en veilige setting, opdat betrokkene zich er niet aan kan onttrekken. De behandeling dient voorts gericht te zijn op vergro-ting van de zelfstandigheid en op het leren onderkennen en benoemen van spanningen als-mede hoe daar mee om te gaan. Betrokkene moet leren hulp te zoeken in het vinden van adequate alternatieven om de spanning te reduceren.”
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 februari 2004;
- een voorlichtingsrapport van (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 12 november 2003, betreffende verdachte;
- de onder punt 5 genoemde multidisciplinaire rapportage; en
- de onder punt 5 genoemde rapportage van het Pieter Baan Centrum.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie - onder toezeg-ging van afzonderlijke strafver-volging terzake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaken welke door verdach-te zijn erkend te weten:
? 12 juni 2003, Dodewaard, Gem. Neder-Betuwe, zodanig gedrag dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt/verkeer op de weg wordt gehinderd (incident 5); en
? 14 augustus 2003, Zetten, Gem. Overbetuwe, voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp, cat. I onder ten zevende (incident 8).
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van poging tot doodslag door vanaf een viaduct over de A15 betonblokken te gooien op onder dat viaduct doorrijdende auto’s. Dergelijke feiten zijn zeer ernstig, zorgen voor veel schade voor de benadeelden en kunnen zeer traumatiserende gevolgen hebben voor de slachtoffers. Daarnaast vergroot het plegen van dergelijke feiten de onveiligheidsgevoelens in de maatschappij. Gelet op het vorenstaande alsmede op het feit dat verdachte, zoals reeds onder punt 5 is vastgesteld, strafbaar is, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op het advies van het Pieter Baan Centrum zoals uitgeschreven onder punt 5 zal de rechtbank, zich met dat advies verenigend, tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven helm en bromfiets toebehoren aan de verdachte en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.
Voor zover verdachte geen afstand heeft gedaan van het onder hem inbeslaggenomen (namaak)pistool is de rechtbank van oordeel dat dit dient te worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde Van Riel niet van zo eenvoudige aard is dat deze kan worden toegewezen in het kader van deze strafprocedure, met name hierin bestaande dat niet kan worden vastgesteld of de auto daadwerkelijk is gerepareerd voor het opgevoerde schadebedrag of dat dit slechts een offerte betreft. De rechtbank overweegt dat de benadeelde in haar toelichting expliciet heeft aangegeven: “Auto onbruikbaar, voor veel geld gerepareerd”. Gelet hierop, op het feit dat de datum op de offerte doet vermoeden dat de auto ook daadwerkelijk is gerepareerd en op het feit dat de vordering de rechtbank niet onbegrijpelijk hoog voorkomt, acht de rechtbank de vordering toewijsbaar.
De vordering van benadeelde [naam] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De recht-bank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [namen] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen omdat de door hun geleden schade niet recht-streeks is toegebracht door het jegens verdachte bewezenverklaarde feit.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht,
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswe-ge zal worden verpleegd.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
? een helm, kleur zwart, merk Fletcher new basic; en
? een bromfiets, kleur rood, merk Derby red bullet.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwer-p, te weten:
? een pistool, kleur zwart, merk Record luchtdruk.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [naam] wonende te [adres], te betalen € 2.873,70 (zegge tweeduizendachthonderdendrieënzeventig euro en zeventig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.873,70, subsidiair 35 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam] wonende te [adres], te betalen € 2.873,70, (zegge tweeduizendachthonderdendrieënzeventig euro en zeventig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam] de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [naam], wonende te [adres], te betalen € 445,18 (zegge vierhonderdvijfenveertig euro en achttien eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 445,18, subsidiair 8 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], wonende te [adres], te betalen € 445,18, (zegge vierhonderdvijfenveertig euro en achttien eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam], wonende te [adres]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam], wonende te [adres]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam], wonende te 3194 NC Hoogvliet, aan het Westzijdsepad 8.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. J. Grijns, rechter, als voorzitter,
mr. N.W. Huijgen, rechter,
mr. A.A.M. Bögemann, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. van Kuppeveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2004.