ECLI:NL:RBARN:2004:AQ5092

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1416
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en de rol van deskundigen bij het vaststellen van schade op oude aandelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 7 juli 2004 vonnis gewezen in een civiele procedure over schadevergoeding. De eisers, A c.s., vorderden schadevergoeding van de erven U, naar aanleiding van schade die zou zijn geleden op oude aandelen. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundige overgenomen, die de mogelijke gevolgen van 'passende beslissingen' in kaart had gebracht. De rechtbank concludeert dat er geen schade is geleden op de oude aandelen, of dat de schade onvoldoende nauwkeurig is vast te stellen om tot een veroordeling tot vergoeding over te gaan. De rechtbank benadrukt het verschil tussen de schade op oude aandelen en de schade die voortvloeit uit de aankoop van nieuwe aandelen, waarbij de vermogenssituatie van de vennootschap cruciaal is. De rechtbank wijst erop dat malversaties geen directe invloed hebben gehad op de waarde van de oude aandelen, maar dat aandeelhouders mogelijk andere beslissingen hadden kunnen nemen als zij beter waren voorgelicht over de financiële situatie van de vennootschap. De rechtbank wijst de vordering van A c.s. af en compenseert de proceskosten, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2004.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 1416 / HA ZA 92-1834
Datum vonnis: 7 juli 2004
Vonnis
in de zaak van
1. A,
wonende te ,
voor zich en als gemachtigde van
1.a. de erven van B,
voorheen wonende te ,
1.b. C,
wonende te ,
2. D,
wonende te , voor zich en als gemachtigde van
2.a. E,
wonende te ,
2.b. F,
wonende te ,
2.c. G,
wonende te ,
2.g. H,
wonende te ,
2.h. I,
wonende te ,
2.i. J,
wonende te ,
3. K,
wonende te ,
4. L,
wonende te ,
5. M,
wonende te ,
6. N,
wonende te ,
7. O,
wonende te ,
8. P,
wonende te ,
9. Q,
wonende te ,
10. R,
wonende te ,
11. S,
wonende te ,
12. T,
wonende te ,
eisers,
hierna ook te noemen A c.s.,
procureur mr. B.J. Schadd,
advocaat mr. H.W.E. Vermeer te Amstelveen,
tegen
de erven van U
zijnde
1. U,
wonende te ,
2. V,
wonende te ,
3. W,
wonende te ,
4. X,
wonende te ,
gedaagden,
procureur mr. T.J. van Veen,
Het verdere verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot aan het tussenvonnis van 11 juli 2002 wordt verwezen naar dat vonnis. Op 20 mei 2003 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden in verband met de inhoud van de aan de deskundige gestelde vragen, waarna een akte is verzocht door gedaagde partij. De bij het vonnis van 11 juli 2002 aangewezen deskundige heeft gerapporteerd en daarna hebben eisers geconcludeerd en heeft gedaagde een antwoordconclusie genomen. Tenslotte is vonnis gevraagd.
De verdere beoordeling van het geschil
1. Ten gevolge van het vonnis van 11 juli 2002 is alleen de vordering tegen de erven U nog aan de orde. Alle in dit geding gebleken schade geleden op de Amse en nieuwe aandelen is vergoed. Bovendien is uit schikkingen een bedrag van € 38.145,- boven het bedrag van die schade ontvangen. Restte volgens genoemd vonnis de vraag of de erven U veroordeeld moeten worden tot vergoeding van een bedrag aan schade boven dat bedrag, op grond van schade geleden op de oude aandelen.
2. Wezenlijk voor de verdere beoordeling is het zeer grote verschil tussen de grondslag van de schade op de oude aandelen en de grondslag van de schade geleden door het kopen respectievelijk nemen van Amse en nieuwe aandelen. Bij de laatste twee is immers de vermogenssituatie van de vennootschap zoals die uit de stukken blijkt, doorslaggevend. Is er sprake van malversaties die tot een verkeerde voorstelling van zaken in de stukken hebben geleid, dan is daarmee schade bij het kopen en nemen van deze aandelen een gegeven. De koop- c.q. uitgifteprijs zijn dan immers op ondeugdelijke bedragen gegrond.
3. Geheel anders ligt dat bij de oude aandelen, die toebehoorden aan aandeelhouders die al bij de vennootschap betrokken waren en dus met het door de aandelen gerepresenteerde deel van hun vermogen meegingen in het reilen en zeilen van de vennootschap. Het waren niet de cijfers in de stukken die de waarde van hun aandelen bepaalden, zoals de koopsom en de uitgifteprijs door de cijfers werden bepaald, maar het was kort gezegd, de waarde van (het bedrijf van) de vennootschap zelf waar het om ging.
4. De gebleken malversaties hadden dus op zichzelf geen directe invloed op de waarde van de aandelen, hooguit verdoezelden zij feiten die de aandeelhouders, waren zij daarvan op de hoogte geweest, tot bepaalde acties hadden gebracht. Zij zouden, hadden zij beter geweten, in de woorden van het vonnis van 29 augustus 1996 ‘passende beslissingen’ hebben kunnen nemen. Op grond daarvan is gekozen de deskundige de vraag voor te leggen welk totaalbedrag voor de gezamenlijke houders van oude aandelen beschikbaar zou zijn gekomen als zij vanaf 1982 juist waren voorgelicht over de financiële situatie van het bedrijf, tot een rustige liquidatie, aangenomen dat een ‘passende beslissing’ daartoe zou leiden, hadden besloten en die was uitgevoerd.
5. Het begrip ‘rustige liquidatie’ – als gevolg dus van een naar de omstandigheden van de vennootschap passende beslissing van de aandeelhouders - is naar aanleiding van vragen van de deskundige op de comparitie van 20 mei 2003 aan de orde geweest. Ook in de discussie volgend op het rapport, speelt dit begrip een rol. Onjuist is eisers stelling die er op neer komt dat de deskundige los van de vraag of de afzonderlijke elementen van het bedrijf verkoopbaar waren geweest, had moeten nagaan wat de waarde in het economisch verkeer van deze elementen was. Het gaat niet om de waarde van de elementen, maar om het resultaat van de ‘passende beslissingen’ die de aandeelhouders ten aanzien van de vennootschap, die iets anders is dan een optelsom van losse elementen, had kunnen nemen. Dat resultaat is niet een theoretische waardevaststelling, maar komt neer op de vraag welke mogelijkheden er waren om de elementen van de vennootschap elders onder te brengen, in het bijzonder door middel van overname of fusie, en wat dat de aandeelhouders zou hebben opgeleverd.
6. De waarde van de elementen is dan, terecht, niet geabstraheerd van de positie van het bedrijf, maar daardoor beïnvloed. De situatie van de vennootschap was verre van rooskleurig en daarom mag niet worden uitgegaan van een rustige liquidatie in de door eisers voorgestane zin, maar moet de slechte situatie waarin de vennootschap verkeerde, wel degelijk in de berekening van de schade worden meegenomen. Zou dit niet gebeuren, dan zou de kant worden opgegaan van de al in het vonnis van 29 augustus 1996 verworpen redenering dat de schade werd bepaald door de verdubbeling van de waarde die een ander beleid zou hebben meegebracht.
7. Het ging niet goed met MFD; dat was van invloed op de waarde van de oude aandelen, los van de vraag of in de jaarstukken wel op de juiste wijze was aangegeven hoe slecht het ging. Terecht neemt de deskundige dit mee in zijn rapport. Hij komt dan tot de conclusie dat bij een rustige liquidatie – in de ter comparitie besproken betekenis – het mogelijk zou kunnen zijn geweest dat de aandeelhouders het eigen vermogen per 31 december 1981 te gelde hadden gemaakt en dat daaruit een positief bedrag had kunnen resulteren, afhankelijk van de uitkomsten van een aantal in het rapport genoemde onderwerpen. Deze zijn echter voor de deskundige onvoldoende objectief met een bandbreedte te bepalen gezien de aard en omvang van de onderwerpen.
8. De rechtbank maakt de conclusies van de deskundige en de daartoe leidende redenering tot de hare omdat naar haar oordeel de deskundige een juiste weg heeft gevolgd bij het in kaart brengen van de mogelijke gevolgen van ‘passende beslissingen’. Zij stelt in aansluiting op die conclusies vast dat er hetzij geen schade geleden is op de oude aandelen, hetzij sprake is van een schade die onvoldoende nauwkeurig is vast te stellen om thans nog tot een veroordeling tot vergoeding daarvan te komen.
9. De slotsom is dat de vordering moet worden afgewezen. Omdat de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van U in deze procedure wel zijn vastgesteld en aan het begin van de procedure nog geen schade was vergoed, zal de rechtbank in deze zaak, evenals zij ook in de zaken tegen Y en Z heeft gedaan, de proceskosten compenseren met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit betekent ook dat de kosten van de deskundige voor rekening van A c.s. blijven.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af;
bepaalt dat de kosten van dit geding aldus worden gecompenseerd, dat elke partij belast blijft met de aan haar zijde gevallen kosten;
Dit vonnis is gewezen door mr J.D.A. den Tonkelaar en uitge-spro-ken in het openbaar op 7 juli 2004.
de griffier de rechter