ECLI:NL:RBARN:2004:AQ5063
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewijslast en verzwijging van strafrechtelijk verleden in verzekeringsovereenkomst
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Arnhem op 19 mei 2004, staat de vraag centraal of de verzekeringsmaatschappij RVS SCHADEVERZEKERING N.V. terecht een beroep doet op verzwijging van een strafrechtelijk verleden van eiser X, die een inboedelverzekering had afgesloten. De rechtbank overweegt dat RVS, als partij die zich beroept op verzwijging, de bewijslast draagt. RVS heeft bewijs geleverd dat X zijn strafrechtelijk verleden niet heeft vermeld, waarna X is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Dit houdt in dat de door X afgelegde getuigenverklaring niet onderworpen is aan de beperkingen van artikel 164 lid 2 Rv, wat de rechtbank de vrijheid geeft om deze verklaring naar eigen inzicht te waarderen.
De rechtbank heeft de verklaringen van X en zijn zus, die beiden bevestigen dat het strafrechtelijk verleden van X tijdens een gesprek met de verzekeringsagent B in november 1998 aan de orde is geweest, als consistent en geloofwaardig beoordeeld. De getuigenverklaring van B, die zich niets kan herinneren van het gesprek, wordt als minder betrouwbaar beschouwd. De rechtbank concludeert dat X is geslaagd in het bewijs dat hij zijn strafrechtelijk verleden heeft besproken, waardoor het beroep van RVS op verzwijging geen stand houdt.
De rechtbank oordeelt dat X recht heeft op uitkering op basis van de inboedelverzekering. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen over de hoogte van de betalingsverplichting van RVS aan X, waarbij ook de mogelijkheid van onderverzekering en eigen risico in overweging wordt genomen. De beslissing van de rechtbank houdt in dat RVS de gelegenheid krijgt om te reageren op de akte van X, en dat hoger beroep alleen mogelijk is tegelijk met het eindvonnis.