ECLI:NL:RBARN:2004:AP4279

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
104816
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van inleg in niet-opgerichte vennootschap

In deze zaak vordert eiser X van gedaagde Y de terugbetaling van een bedrag van € 5.672,25, dat hij op 5 maart 2002 heeft overgemaakt naar de bankrekening van Y's eenmanszaak, YLight4Ever. De betaling was bedoeld als investering in een gezamenlijk project, maar de besloten vennootschap YLight4Ever B.V. is nooit opgericht. Y heeft de samenwerking met X en andere betrokkenen in juni 2002 beëindigd, en X stelt dat hij recht heeft op terugbetaling van zijn inleg, aangezien er geen afspraken zijn gemaakt over de participatie in de B.V. Y betwist de terugbetalingsverplichting en vordert in voorwaardelijke reconventie een bedrag van € 6.245,- van X, als verlies van de niet-opgerichte vennootschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen partijen slechts kort heeft geduurd en dat er geen rechtsgrond is voor Y om het verlies van de niet-opgerichte vennootschap op X af te wentelen. De rechtbank oordeelt dat X zijn inleg als risicokapitaal heeft verstrekt en dat er geen verplichting bestaat voor Y om dit bedrag terug te betalen, tenzij X kan bewijzen dat Y hem heeft toegezegd het bedrag terug te betalen. De rechtbank heeft X opgedragen bewijs te leveren van deze toezegging en zal getuigen horen om de zaak verder te beoordelen. De beslissing over de vorderingen van beide partijen is aangehouden, en de rechtbank heeft een comparitie van partijen gepland om het verdere verloop van de procedure te bespreken.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 104816 / HA ZA 03-1662
Datum vonnis: 12 mei 2004
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te A,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. R.G.M. van der Pas te Breda,
tegen
Y,
wonende te B,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. E. de Jongh te 's-Gravenhage.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 17 december 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Y dreef sinds 22 maart 2001 te Nijmegen een eenmanszaak met de handelsnamen “Y Onderhoud en Renovatie” en “YLight4Ever”. Volgens het uittreksel uit het handelsregister luidt de bedrijfsomschrijving onderhoud en renovatie werkzaamheden, alsmede groot- en ambulante handel, tevens im- en export in verlichtingsartikelen.
2. X heeft op 5 maart 2002 een bedrag van € 5.672,25 overgemaakt naar de bankrekening van de eenmanszaak van Y, YLight4Ever, met als mededeling “Investering Maarten”. Eveneens rond die datum maakten de heer C en de heer D een bedrag van gelijke hoogte over met als mededeling respectievelijk “C zijn deel” en “Litecubes Europe”. C maakte voorts op 12 april 2002
€ 13.613,40 over onder de mededeling “Aandeel C”. De heer E maakte een bedrag over van € 4.537,-. De bedoeling van partijen was om samen een product, “litecubes”, te gaan exploiteren.
3. Bij brief van 27 maart 2002 heeft accountant F, namens Y, de notaris zijn medewerking verzocht voor de oprichting van de besloten vennootschap YLight4Ever B.V. met als aandeelhouders Y, E, X, C en D.
4. Op 1 mei 2002 hebben Y, E, X, C en D het “statutair reglement Ylight4ever B.V.” ondertekend. Blijkens dat reglement zouden genoemde partijen eigendomsaandelen toekomen in de op te richten besloten vennootschap YLight4Ever B.V., zulks gerelateerd aan het door hen ingelegde vermogen. Y zou volgens het reglement
€ 46.378,- inbrengen. In het reglement is voorts als aandeelhouder opgenomen “ToniaBram B.V. i.o.”, waarachter de heer B. van ’t Pad Bosch gaat.
5. Tegen de zomer van 2002 is de samenwerking tussen Y (en Van ’t Pad Bosch) enerzijds en X, C en D anderzijds beëindigd. E is medio september 2002 gestopt met de samenwerking. De besloten vennootschap YLight4Ever B.V. is niet opgericht.
6. Y heeft aan E zijn ingelegde bedrag terugbetaald.
Het geschil in conventie en voorwaardelijke reconventie
7. In deze procedure vordert X dat Y bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld aan hem te betalen het bedrag van € 5.672,25, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening, primair te berekenen vanaf 2 maart 2002, subsidiair vanaf 1 augustus 2002 en meer subsidiair vanaf 31 mei 2003 en tevens aan hem te betalen de buitengerechtelijke incassokosten conform het rapport Voorwerk II, met veroordeling van Y in de kosten van deze procedure.
8. Hij legt daaraan ten grondslag dat hij begin maart 2002 € 5.672,25 overmaakte naar de rekening van de eenmanszaak van Y, YLight4Ever. Bedoeling was dat partijen in de toekomst zouden gaan samenwerken. Voorts zou X als aandeelhouder gaan participeren in een door Y op te richten B.V. Toen X het geld overmaakte hadden partijen nog geen afspraken gemaakt over de wijze van participatie in die B.V. Omdat de B.V. niet is opgericht en evenmin ooit in oprichting was, dient Y de bijdrage van X thans terug te betalen. Y heeft bovendien in augustus 2002 aan X, D en C de toezegging gedaan de door hen ingelegde bedragen terug te zullen betalen.
9. Y voert gemotiveerd verweer in conventie.
10. Voor het geval de vordering van X wordt toegewezen vordert Y in voorwaardelijke reconventie dat X bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, wordt veroordeeld aan Y te betalen een bedrag van € 6.245,-, zijnde het verlies van YLight4Ever B.V. i.o. volgens de stakingsbalans, of zoveel meer of minder als uiteindelijk als verlies zal moeten worden aangemerkt, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van X in de kosten.
11. Ter comparitie heeft X gemotiveerd verweer gevoerd tegen de voorwaardelijke eis in reconventie.
De beoordeling van het geschil in conventie en voorwaardelijke reconventie
12. De meest verstrekkende stelling van X is dat Y aan hem, alsmede aan C en D heeft toegezegd dat Y de door hen ingelegde bedragen zou terugbetalen. Nu Y deze stelling betwist, is het aan X om deze stellingen te bewijzen.
13. De rechtbank wenst partijen nu reeds te informeren over het verder verloop van de procedure, ingeval X niet slaagt in het hem op te dragen bewijs.
14. In de eerste plaats dient dan onderzocht te worden wat het karakter is van de geldverstrekking van X; X zelf noemt het een lening, Y noemt het de inleg van werkkapitaal. X heeft hierover ter comparitie verklaard dat hij het geld overmaakte omdat Y snel geld nodig had voor een leuk idee, dat samen met anderen verder zou worden geëxploiteerd. Ná het overmaken van het geld is besproken op welke wijze de samenwerking, waarin ook X zou participeren, verder vorm zou krijgen, waarbij volgens hem ook de oprichting van een B.V. aan de orde kwam.
15. Uit deze verklaring van X blijkt niet van een verplichting op basis waarvan Y het geld aan X zou terugbetalen. Een terugbetalingsverplichting vloeit naar het oordeel van de rechtbank ook niet direct voort uit de door X geschetste situatie, waarin hij geld ter beschikking stelde om een idee te exploiteren. X had zich dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, in ieder geval vanaf het moment dat partijen hebben gesproken over samenwerking in de vorm van een B.V. (over dit tijdstip verschillen partijen van mening), moeten realiseren dat hij met zijn inleg risico liep. Dat geldt zeker vanaf het moment dat een taakverdeling tussen partijen tot stand kwam en X en de andere aanstaande participanten in de B.V. een aanvang maakten met de bedrijfsuitoefening. X heeft daarover overigens ter comparitie verklaard ook zelf “enigszins actief” te hebben gehandeld door aan derden uitleg te geven over “onze producten”.
16. X heeft derhalve kapitaal ter beschikking gesteld als (een gedeelte van het) werkkapitaal, dat, zo blijkt uit de stellingen van beide partijen en het statutaire reglement, bij daadwerkelijke oprichting van de BV, zou worden omgezet in aandelen van de B.V.
17. Deze inbreng aanmerkend als risicokapitaal, vloeit hier echter, anders dan Y stelt, niet uit voort dat X zijn gehele inbreng kwijt is. Thans staat immers nog niet vast dat het gehele ingelegde vermogen tijdens de samenwerking is verbruikt.
18. Het risico van X kan, gelet op de voorgenomen oprichting van de B.V., in ieder geval niet groter zijn dan zijn inbreng. Anders dan Y vordert in voorwaardelijke reconventie, is er bovendien géén rechtsgrond om het verlies van YLight4Ever af te wentelen op X. Dat zou alleen anders zijn indien tussen de oprichters een v.o.f. tot stand zou zijn gekomen, hetgeen is gesteld noch gebleken. De vordering is reconventie is derhalve in elk geval niet toewijsbaar.
19. Y stelt dat partijen omstreeks juni 2002 uit elkaar zijn gegaan, hetgeen, gelet op het moment van overmaken van het geld door X, betekent dat partijen zo’n drie maanden hebben samengewerkt. Om inzicht te verkrijgen in hetgeen X (van zijn inbreng) thans nog toekomt, dient te worden vastgesteld in hoeverre dit vermogen is verbruikt. Om dit te kunnen vaststellen dient met betrekking tot de periode van samenwerking om te beginnen een beginbalans te worden opgesteld. De inbreng in de op te richten B.V. YLight4Ever, zoals die door alle partijen feitelijk heeft plaatsgevonden, dient hierin te worden verwerkt. Voorts dient over de periode van samenwerking een verlies- en winstrekening te worden opgesteld, met daarin verwerkt uitsluitend de kosten en opbrengsten die zijn gerelateerd aan de gezamenlijk te drijven/ gedreven onderneming. Aan de hand daarvan dient vervolgens een eindbalans te worden opgesteld, zodat het eigen vermogen op de datum van het staken van de onderneming, aan de hand van die eindbalans kan worden verdeeld tussen de participerende partijen, zulks naar rato van hun inbreng.
Daarbij kan eventueel rekening worden gehouden met de goederen die destijds onderling zijn verdeeld. In dat geval zal de boekwaarde van die goederen ook uit de balans moeten blijken.
20. De thans door Y in de procedure overgelegde balans is voor de verdere beoordeling van dit geschil ongeschikt. Deze balans beslaat immers een te ruime periode (januari tot en met oktober 2002) en betreft bovendien een financieel verslag van Y, die, zo blijkt het eerdergenoemde uittreksel uit het handelsregister, twee verschillende eenmanszaken had, één in onderhoud en renovatie werkzaamheden, de ander in verlichtingsartikelen. Bovendien is het verloop van de post eigen vermogen niet inzichtelijk gemaakt, zodat daaruit geen conclusies kunnen worden getrokken.
21. Vooraleerst zal X evenwel bewijs worden opgedragen zoals nader omschreven in het dictum. De rechtbank zal aansluitend aan de getuigenverhoren een comparitie van partijen beleggen om te onderzoeken of partijen het met elkaar eens kunnen worden, danwel om het verdere verloop van de procedure te bespreken. Zij zal bepalen dat Y (dit keer wél) in persoon bij de getuigenverhoren en de aansluitende comparitie aanwezig dient te zijn. Desgewenst kan Y dan ook direct in de contra-enquête worden gehoord.
22. De rechtbank trekt, gegeven het beperkte probandum een kwartier per getuige uit en gaat er vanuit dat er in enquête drie getuigen zullen worden gehoord (X, C en D). En in contra-enquête één (Y). Voor de aansluitende comparitie wordt één uur uitgetrokken.
23. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
In conventie
draagt X op te bewijzen dat Y hem heeft toegezegd dat Y het door hem ingelegde bedrag (€ 5.672,25) zou terugbetalen,
bepaalt dat, voor zover X dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, de getuigen door de rechtbank gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het opgeven van eventuele getuigen met hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met september 2004, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip in beginsel niet zal worden gewijzigd,
verstaat dat bij gebreke van de gevraagde opgave van getuigen geen gelegenheid meer zal worden gegeven voor het doen horen van getuigen,
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van X, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren, of voor bepaling datum vonnis,
bepaalt dat de partijen, dus ook de heer Y, bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn,
bepaalt voorts dat de partijen in persoon, dus ook de heer Y, na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het met elkaar eens kunnen worden, danwel om het verdere verloop van de procedure te bespreken;
bepaalt dat, voor zover partijen in verband met de getuigenverhoren zich nog van (schriftelijke) (bewijs)stukken willen bedienen, zij deze stukken uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe zullen zenden,
In conventie en in reconventie
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet, rechter-plaatsvervanger, en uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2004.