ECLI:NL:RBARN:2004:AP4174

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
111728
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht door Rabobank bij openbare verkoop van woning

In deze zaak heeft eiseres X de Rabobank aangeklaagd in kort geding, waarbij zij een verbod vorderde op de openbare verkoop van haar woning aan de Ranonkel 22 te Tiel. De Rabobank had eerder de financiering van X opgezegd, onder andere vanwege twijfels over de echtheid van door X aangeleverde verklaringen. X betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij altijd aan haar betalingsverplichtingen had voldaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Rabobank, door de totale financiering op te zeggen en een openbare verkoop aan te zeggen, misbruik maakte van haar recht. De rechter concludeerde dat de opzegging van de financiering in een bodemprocedure waarschijnlijk niet stand zou houden, omdat de Rabobank niet voldoende had onderbouwd waarom de opzegging gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter verbood de Rabobank om de woning openbaar te verkopen gedurende twee maanden na betekening van het vonnis en legde een dwangsom op voor het geval de Rabobank dit verbod overtrad. De Rabobank werd als in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en moest de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 111728 / KG ZA 04-210
Datum vonnis: 22 april 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
X,
wonende te A,
eiseres,
procureur mr. H.M.G. van Lotringen,
advocaat mr. I.R.M. Goedings te Ede,
tegen
1. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
2. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK GELDERMALSEN EN OMSTREKEN U.A.,
gevestigd te Geldermalsen,
gedaagden,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. M.A. Oostendorp te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna te noemen X, heeft gedaagden, hierna gezamenlijk de Rabobank te noemen, ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. De Rabobank heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit, beiden overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 22 april 2004 vonnis gewezen, twee dagen na de zitting. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.
De vaststaande feiten
1.1. In 2002 heeft de Rabobank aan X een tweetal geldleningen verstrekt, een (onder rekeningnummer 3212.967.994) voor een bedrag van € 204.200,- tegen een rente van 6,2% per jaar vast tot 1 juli 2012 en een (onder rekeningnummer 3212.968.117) voor een bedrag van
€ 55.800,- tegen een rente van 6,5% per jaar vast tot 1 juli 2007. Tot zekerheid van die leningen heeft de Rabobank een hypotheekrecht verkregen op de aan X in eigendom toebehorende woning aan de Ranonkel 22 te Tiel.
1.2. In december 2002 heeft de Rabobank (onder rekeningnummer 3812.43.389) aan X, voor uitbreiding van haar werkkapitaal, een zogeheten rekening coulant krediet verstrekt van € 25.000,- tot zekerheid waarvan de inventaris, voorraden en debiteuren van X aan de Rabobank zijn verpand.
1.3. X houdt (onder rekeningnummer 3812.67.407) eveneens een reguliere betaalrekening bij de Rabobank aan.
1.4. In april 2003 is de faciliteit van het rekening coulant krediet van X door de Rabobank verhoogd met € 20.000,-. Die verhoging was tijdelijk, tot 15 juni 2003, en hield verband met de uitbreiding van de bedrijfsruimte in de woning van X. Voor de verbouwingskosten daarvan had X een aanvraag tot vergoeding ingediend op grond van de Wet REA bij UWV Nijmegen.
1.5. Tot zekerheid van het rekening coulant krediet heeft de Rabobank in april 2003 een tweede hypotheekrecht verkregen tot een bedrag van € 50.000,-.
1.6. De Rabobank heeft medio juni/juli 2003 niet bewilligd in een door X gewenste omzetting van het rekening coulant krediet in een (hypothecaire) lening.
1.7. X heeft bij brief van 15 juli 2003 aan de Rabobank o.a. geschreven:
"Daar ik van mening ben dat er alleen samengewerkt kan worden indien er sprake is van wederzijds vertrouwen en ik het dan ook betreur dat hier geen sprake meer van is, zal ik zo snel mogelijk het rekening-courant saldo inlossen en verneem ik graag van u wat het totale aflosbedrag van mijn hypotheek is."
1.8. Bij aangetekende brief van 3 september 2003 heeft de Rabobank de totale financiering van X bij haar opgezegd met een termijn van veertien dagen. Als redenen daarvoor heeft de Rabobank opgegeven:
"Op 10 juli 2003 hebben de heer Versluis en mevrouw Bakker-Pikker van onze bank met u een gesprek gehad. Aanleiding van dit gesprek waren twijfels van ons over de echtheid van de door u aangeleverde waardeverklaring van uw woning d.d. 2 juni 2003 en verklaring van het UWV/GAK d.d. 16 april 2003 inzake een intentie om aan u een uitkering van € 42.500,- te doen. Inmiddels is gebleken dat zowel de desbetreffende makelaar als het UWV/GAK verklaren de bovengenoemde verklaringen niet te hebben opgesteld. U bent verder niet in staat geweest ons de originele verklaringen te overhandigen. Wij hebben echter wel op basis van deze verklaringen een tijdelijke overstand ad € 20.000,- toegestaan op uw rekening 3812.67.407. Wij hebben moeten constateren dat per heden uw betaalrekening 3812.67.407 een ongeoorloofde debetstand van € 4.012,62 vertoont en uw rekening coulant 3812.43.389 een ongeoorloofde debetstand vertoont van € 43.462,60.
[...] Gelet op het gestelde inzake de echtheid van de verklaringen en de ontstane ongeoorloofde debetstanden zeggen wij uw financiering met een termijn van 14 dagen op. U dient uiterlijk op 17 september 2003 uw totale financiering bij onze bank af te lossen. [...].
1.9. Bij deurwaardersexploit van 18 maart 2004 is door de Rabobank aan X de openbare verkoop van haar woning aangezegd op woensdag 28 april 2004 ten overstaan van de in dat exploit genoemde notaris.
De vordering
2. X vordert, samengevat weergegeven, een verbod tot openbare verkoop van haar woning en voorts in verband daarmee een gebod tot plaatsing van een rectificatie in de kranten waarin die verkoop is aangekondigd alsmede ongedaanmaking van de opzegging van 3 september 2003 en vergoeding terzake kosten van rechtsbijstand.
3. Als grondslag voor haar vorderingen voert X aan dat zij de Rabobank niet heeft misleid bij het tot stand komen van de rekening-courant verhouding en dat geen sprake is van rente-achterstanden op de lopende rekeningen. X stelt dat zij iedere vordering van de Rabobank heeft voldaan en kan blijven voldoen omdat zij daartoe voldoende solvabel is. De woning is voor haar van levensbelang, aldus X, omdat deze niet alleen aan haar handicap is aangepast maar ook grotendeels in haar levensonderhoud voorziet nu zij van daaruit haar bedrijf voert.
4. De Rabobank voert gemotiveerd verweer, waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van de vordering
5. Het debat tussen de partijen heeft zich geconcentreerd op de feitelijke gang van zaken tussen april en juli 2003. De Rabobank verwijt X dat zij toen met verklaringen van derden heeft geknoeid om kredietuitbreiding te verkrijgen. X heeft niet betwist dat de Rabobank in haar dossier beschikt over verklaringen van derden (UWV/GAK en Dolron Makelaars), waarvan die derden niets weten en waarover zij stellig hebben verklaard dat deze niet van hen afkomstig zijn. Dat is een raadselachtig gegeven. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet het er, gelet op wat op de zitting over en weer is verklaard, voor gehouden worden dat X daar wel degelijk de hand in heeft gehad. Hetgeen X in andere zin heeft verklaard acht de voorzieningenrechter onvoldoende geloofwaardig.
Op grond van dit een en ander heeft de Rabobank, voorshands geoordeeld, terecht de aanvraag van X afgewezen om aan haar een derde hypothecaire lening te verstrekken. De tussen partijen overeengekomen uitbreiding van het rekening courant krediet met een bedrag van € 20.000,- kon derhalve niet daarin worden omgezet. Omdat die uitbreiding tijdelijk was deed dit voor X het probleem ontstaan het bedrag van € 20.000,- direct te moeten aflossen. Daartoe was zij op grond van de gemaakte afspraak gehouden.
Dat X in verzuim is met betrekking tot die aflossing staat vast, zodat, nu tot zekerheid van het rekening courant krediet een tweede hypotheekrecht door de Rabobank is verkregen, aan de Rabobank het recht van parate executie op grond van artikel 3:268 BW toekomt.
6. De omstandigheden van het geval maken echter dat de Rabobank op dit moment misbruik van dat recht maakt door de aangezegde openbare verkoop. Daarvan zou vanzelfsprekend geen sprake kunnen zijn indien de Rabobank vanaf september 2003 tot heden X tevergeefs zou hebben aangemaand tot terugbetaling van louter het bedrag van € 20.000,-.
Daartoe heeft de Rabobank zich echter niet beperkt. Zij heeft de totale financiering van X opgezegd en verlangt daarom nu blijkens het exploit van 18 maart 2004 betaling door X van een totaal bedrag van (tenminste) € 308.849,04. Daarin zijn de hoofdsommen van de hypothecaire leningen tot een totaalbedrag van € 260.000,- begrepen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal die opzegging in een bodemprocedure geen stand kunnen houden omdat niet valt in te zien dat onregelmatigheden bij de poging van X om een derde lening te verkrijgen enig spontaan rechtsgevolg hadden voor de lopende leningen van X noch een rechtsgrond konden opleveren voor de eenzijdige beëindiging van de eerste en tweede geldleningsovereenkomst waartoe de Rabobank in haar brief van 3 september 2003 is overgegaan. Op welke gronden zij X op die wijze mocht bestraffen heeft de Rabobank ter zitting ook niet toegelicht. Van een beëindiging met wederzijds goedvinden mocht de Rabobank op grond van wat X schreef op 15 juli 2003 zeker niet uitgaan. Het opvragen van het aflosbedrag van de hypotheek getuigde weliswaar van de intentie bij X om haar heil elders te zoeken maar was daarmee nog niet een wilsuiting gericht op beëindiging van de geldleningsovereenkomsten tegen een concrete datum.
7. Uit de brief van 3 september 2003 van de Rabobank blijkt niet dat toen sprake was van enige betalingsachterstand op de rekeningen van de hypothecaire geldleningen. Er was volgens de Rabobank wel een ongeoorloofde debetstand op de betaalrekening van € 4.012,62 maar waarom dat kon en mocht leiden tot opzegging van de geldleningen valt, voorshands geoordeeld, niet in te zien en heeft de Rabobank ter zitting evenmin toegelicht. Of thans inmiddels wel sprake is van een betalingsachterstand op de hiervoor bedoelde geldleningen is ter zitting onvoldoende duidelijk geworden. Als het al zo is dan gaat dat niet om grote bedragen, is niet uit te sluiten dat dit door onduidelijkheid in de berichtgeving daarover (nog) bestaat en moet X de kans worden geboden die bedragen in te lopen.
8. Nu de Rabobank X sedert september 2003 aanspreekt op terugbetaling van een veel groter bedrag dan zij, voorshands geoordeeld, rechtens kán terugvorderen levert dat de grond op om tot het oordeel te komen dat de bevoegdheid tot parate executie op dit moment wordt misbruikt indien de openbare verkoop op 28 april 2004 doorgang zou vinden. X heeft de laatste maanden tevergeefs gezocht naar herfinanciering voor het volledige kredietbedrag dat bij de Rabobank uitstaat. Het moet niet uitgesloten worden geacht dat X er wel in zou zijn geslaagd herfinanciering te vinden voor het rekening courant krediet. Die kans behoort zij alsnog te krijgen.
De voorzieningenrechter zal daarom het gevraagde verbod tot openbare verkoop beperkt toewijzen op de hierna te vermelden wijze.
Er is geen aanleiding om de Rabobank tevens tot rectificatie te veroordelen, terwijl de wijze waarop zij belangstellenden op de hoogte brengt van het uitstel van de openbare verkoop aan de Rabobank moet worden overgelaten.
9. De vordering die strekt tot ongedaanmaking van de opzegging van 3 september 2003 wordt afgewezen omdat daarvoor in een kort geding geen plaats is. Ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen. Die vordering is onvoldoende onderbouwd.
10. Nu de openbare verkoop tijdelijk wordt verboden en dat vooral de inzet van het kort geding was, wordt de Rabobank als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt zodat zij de kosten van de procedure zal dienen te dragen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
verbiedt gedaagde om gedurende twee maanden na betekening van dit vonnis de onroerende zaak aan het adres Ranonkel 22 te Tiel openbaar te verkopen,
veroordeelt gedaagde om ingeval zij na betekening van dit vonnis bovenstaand verbod overtreedt, aan eiseres een dwangsom te betalen van € 300.000,-,
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 703,- voor salaris en op € 324,78 voor verschotten,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2004 in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen, terwijl de overwegingen waarop de beslissing stoelt afzonderlijk zijn geminuteerd op 29 april 2004.
De griffier De rechter