ECLI:NL:RBARN:2004:AP1329
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.Th.M. Vrijhoeven
- H. Eigenberg
- J.H.M. Westenbroek
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van het recht op een eerlijk proces
In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van opzettelijke brandstichting op 25 mei 2002 in het Asielzoekerscentrum te Duiven. De verdachte was op 29 april 2003 naar Turkije uitgezet, zonder dat het openbaar ministerie bezwaar had gemaakt tegen deze uitzetting. Hierdoor kon de verdachte niet aanwezig zijn bij de rechtszitting, wat leidde tot een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de kans had gekregen om zijn verdediging voor te bereiden, wat in strijd is met de beginselen van een eerlijk proces. De rechtbank concludeerde dat deze schending niet binnen een redelijke termijn kon worden hersteld, waardoor de enige passende sanctie was om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging. De uitspraak vond plaats op 11 mei 2004, waarbij de rechtbank de argumenten van de raadsman van de verdachte, mr. P.R. Rombouts, in overweging nam. De rechtbank stelde vast dat de omstandigheden rondom de uitzetting van de verdachte en de daaropvolgende schending van zijn procesrechten onacceptabel waren, wat leidde tot de beslissing om de vervolging te beëindigen.