ECLI:NL:RBARN:2004:AP1315

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
109539
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst en beslag op zeilschip in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 maart 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vennootschap Suncoast Yachting Holland Ltd. en X, de ex-echtgenote van de bestuurder van Suncoast, B. Suncoast vorderde de opheffing van een door X gelegd executoriaal beslag op het zeilschip 'Remlex', dat door B aan Suncoast was verkocht. X had het beslag gelegd ter inning van achterstallige alimentatie die B aan haar verschuldigd was. Suncoast stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat zij de eigenaar van het schip was en B het schip had verkocht om zijn alimentatieverplichtingen te ontlopen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat B de koopovereenkomst met Suncoast had ondertekend en dat het schip voor € 10.000,00 was verkocht. X voerde aan dat de koopovereenkomst op grond van artikel 3:45 BW vernietigd moest worden, omdat B deze had gesloten om X te benadelen in haar verhaalsmogelijkheden. De rechtbank oordeelde dat X voldoende had aangetoond dat B wist of behoorde te weten dat hij X zou benadelen door de verkoop van het schip. De rechtbank concludeerde dat de vernietiging van de koopovereenkomst niet ongegrond was, waardoor het beslag op het schip voorlopig niet onrechtmatig was.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Suncoast afgewezen en bepaald dat Suncoast in de kosten van de procedure werd veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 109539 / KG ZA 04-92
Datum vonnis: 11 maart 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
SUNCOAST YACHTING HOLLAND LTD,
gevestigd te Folkstone,
eiseres bij dagvaarding van 18 februari 2004,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. R. Visser te Den Bosch,
tegen
X,
wonende te A,
gedaagde,
advocaat mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
Eiseres -hierna te noemen: Suncoast- heeft gedaagde -hierna te noemen: X- ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. X heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Zij hebben daarbij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Suncoast heeft als doelstelling het kopen, verkopen, bouwen, onderhouden en exploiteren van pleziervaartuigen. De heer B -hierna te noemen: B- is de enig bestuurder van Suncoast. Hij is geen aandeelhouder van Suncoast.
2. X is de ex-echtgenote van B. Bij beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 24 juni 2003 is B veroordeeld tot het betalen van alimentatie aan X. Een grosse van die beschikking is op 24 juli 2003 aan B betekend.
3. Op 22 juli 2003 heeft B, voor zich in privé als verkoper en in zijn hoedanigheid van bestuurder van Suncoast als koper, een koopovereenkomst ondertekend -hierna te noemen: de koopovereenkomst- waarbij B aan Suncoast zijn zeilschip “Remlex” -hierna te noemen: Remlex- heeft verkocht voor € 10.000,00. Dit bedrag is door Suncoast aan B betaald.
4. Ter inning van achterstallige alimentatie heeft X op 10 december 2003 executoriaal beslag gelegd op Remlex.
De vorderingen
1. Suncoast vordert opheffing van het door X gelegde beslag op Remlex, met veroordeling van X tot het geven van medewerking aan de opheffing van het beslag, op straffe van het verbeuren van een dwangsom, en met veroordeling van X in de proceskosten.
2. Suncoast legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het beslag op Remlex onrechtmatig is. Zij voert daarvoor aan dat het beslag gelegd is ter inning van een vordering op B, en dat niet B maar Suncoast de eigenaar is van Remlex.
3. X voert gemotiveerd verweer tegen het gevorderde, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
De motivering van de beslissing
1. Volgens X heeft B Remlex aan Suncoast verkocht om onder zijn verplichting tot het betalen van alimentatie uit te komen. X stelt dat de omvang van achterstallige alimentatie op 1 februari 2004 € 30.577,76 bedroeg. X heeft met een beroep op artikel 3:45 BW de koopovereenkomst vernietigd.
2. B heeft ter zitting niet, althans onvoldoende de door X gestelde vordering op hem wegens achterstallige alimentatie betwist. B bestrijdt evenwel dat hij Remlex heeft verkocht om X te benadelen in haar verhaalsmogelijkheden ter inning van die vordering. Volgens B is hij als gevolg van het faillissement van een aantal vennootschappen waarin hij belangen had, zijn vermogen en inkomsten kwijtgeraakt en kan hij daarom zijn alimentatieverplichting niet nakomen. B stelt dat hij met hulp van buitenlandse investeerders Suncoast heeft opgericht. Volgens B hebben die buitenlandse investeerders tevens de koopprijs van Remlex gefinancierd. Volgens B was de koopprijs reëel. B wil via Suncoast uit de verhuur van Remlex inkomsten verwerven.
3. X heeft de koopovereenkomst ex artikel 3:45 BW vernietigd. Het gevolg daarvan is dat de koopovereenkomst jegens X geen werking heeft en dat X Remlex kan executeren ter inning van een vordering van haar op B, alsof Remlex nimmer het vermogen van B heeft verlaten. Hierdoor is het beslag op Remlex niet onrechtmatig. Dit wordt anders als de koopovereenkomst niet met een beroep op artikel 3:45 BW kon worden vernietigd.
4. Ter beoordeling van de gegrondheid van het beroep van X op artikel 3:45 BW is de eerste vraag die voorligt of B de koopovereenkomst onverplicht is aangaan. Die vraag moet voorshands bevestigend worden beantwoord nu het tegendeel is gesteld noch gebleken.
5. Vervolgens is aan de orde de vraag of X door de koopovereenkomst is benadeeld in haar verhaalsmogelijkheden ter inning van de alimentatievordering. Volgens B is daarvan geen sprake omdat Suncoast hem een reële koopprijs heeft betaald. Wat daarvan zij, gelet op het ter zitting door B aangevoerde over zijn financiële positie, is aannemelijk dat hij vóór de koop geen andere verhaalsmogelijkheden te bieden had dan Remlex, en dat van verhaalsmogelijkheden van nadien niet, althans onvoldoende is gebleken. Nu de benadeling van X beoordeeld dient te worden naar het moment waarop zij zich heeft beroepen op artikel 3:45 BW, welk beroep zij ter zitting heeft gedaan, en gesteld noch, althans onvoldoende gebleken is dat B op dat moment nog beschikte over de aan hem betaalde koopprijs van € 10.000,00 dient voorlopig geoordeeld te worden dat de koopovereenkomst X heeft benadeeld in haar verhaalsmogelijkheden.
6. Dan is de vraag of B wist of behoorde te weten dat hij X zou benadelen in haar verhaalsmogelijkheden door de verkoop van Remlex. Gelet op het bepaalde in artikel 3:46 BW, in het bijzonder het bepaalde in lid 1 ten derde sub b, wordt B vermoed van de benadeling geweten te hebben, althans dat hij dit behoorde te weten. B is er niet in geslaagd om dit vermoeden te ontzenuwen. B heeft niet aangegeven, laat staan aangetoond dat hij het bedrag van € 10.000,00 na ontvangst heeft willen aanwenden voor betaling van achterstallige alimentatie, althans X de mogelijkheid heeft willen laten om zich op dat bedrag te kunnen verhalen. Daarbij heeft B ter zitting niet weerlegd dat hij in het verleden heeft aangegeven wegen te kennen die betaling van alimentatie voorkomen. In dat licht bezien is het frappant dat juist vóór de betekening aan hem van het arrest waarbij hij is veroordeeld tot het betalen van alimentatie aan X, B Remlex heeft verkocht.
7. Nu uit het vorenstaande volgt dat vooralsnog de vernietiging van de koopovereenkomst ex artikel 3:45 BW niet ongegrond is, leidt dat er toe dat het beslag voorshands niet onrechtmatig is, waardoor het niet opgeheven hoeft te worden. Het gevorderde zal daarom worden afgewezen.
8. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Suncoast in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt Suncoast in de kosten van de procdure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op € 944,00 waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank (op rekeningnr. 1923.25.752 ten name van arrondissement 553 Arnhem)
a. € 703,00 voor salaris,
b. € 180,75 voor in debet gesteld griffierecht,
en het restant ad € 60,25 aan de procureur van X wegens haar eigen aandeel in het griffierecht.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 11 maart 2004.