Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090540/03
Datum zitting : 14 mei 2004
Datum uitspraak : 28 mei 2004
VERKORTE UITSPRAAK ONTNEMINGSVORDERING
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum en -plaats])
thans gedetineerd in PI Zuid Oost, HvB Ter Peel, Evertsoord, Paterstraat 4.
Raadsvrouw: mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Groningen.
1. De inhoud van de vordering
De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een maximumbedrag van
? 65.720,--.
De door de officier van justitie aanhangig gemaakte vordering is ter terechtzitting van 14 mei 2004 onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Groningen.
De officier van justitie heeft ter zake gevorderd dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel thans wordt geschat op een bedrag van ? 53.000,--en dat aan veroordeelde een betalingsverplichting wordt opgelegd ten bedrage van ? 53.000,--.
Veroordeelde en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beoordeling van de vordering
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 28 mei 2004 tegen de veroordeelde gewezen strafvonnis, waarbij veroordeelde ter zake van:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, en
Oplichting, meermalen gepleegd,
is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nr. BRT301-73 van het Bovenregionale Rechercheteam Noordoost Nederland, locatie Noord d.d. 13 april 2004, opgemaakt door verbalisanten van voornoemd team, met bijlagen alsmede een rapport van hetzelfde team betreffende een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van verdachte d.d. 13 april 2004 met bijlagen opgemaakt door verbalisanten van voornoemd team.
Op grond van voormelde processen-verbaal heeft de officier van justitie de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat.
3a. De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde processen-verbaal aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde strafbare feiten en soortgelijke feiten.
De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
De rechtbank zal, gelet op het verhandelde ter terechtzitting, vaststellen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op
? 17.753,--.
De rechtbank komt tot dit bedrag aangezien dit de bedragen zijn die veroordeelde via zogenaamde money transfers heeft overgemaakt naar Mongolië. De rechtbank acht het, mede gelet op de door veroordeelde ten overstaan van de politie hieromtrent afgelegde verklaringen, dat dit bedrag alleen door veroordeelde kan zijn verkregen door het plegen van strafbare feiten aangezien haar inkomsten slechts bestonden uit betalingen van overheidswege ten bedrage van ? 39,-- per week.
4. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht een bedrag van ? 17.753,-- (zeventienduizendzevenhonderddrieenvijftig euro).
Legt op aan de veroordeelde de verplichting tot betaling aan de Staat een bedrag van ? 17.753,-- (zeventienduizendzevenhonderddrieenvijftig euro).
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, rechter, als voorzitter,
mr. J.P. Bordes, rechter,
mr. M. Jansen, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2004.