ECLI:NL:RBARN:2004:AO9949
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering na eerdere beëindiging
In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 9 februari 2004 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 5 december 2003. Verzoeker had eerder, op 11 oktober 1999, een schuldsaneringsregeling toegewezen gekregen, die bij vonnis van 2 oktober 2001 tussentijds was beëindigd. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 288 lid 2 sub a van de Faillissementswet het verzoek kan worden afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. De rechtbank stelt vast dat de eerdere regeling minder dan 2,5 jaar geleden is beëindigd, wat betekent dat er zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden moeten zijn om het verzoek toch in te willigen.
De rechtbank concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, hoewel hij een wending ten goede in zijn leven probeert te maken, onvoldoende zijn om het verzoek te honoreren. Verzoeker heeft een strafrechtelijke veroordeling voor een ernstig geweldsdelict en is onderworpen aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ondanks zijn inspanningen om zijn verslavingen te overwinnen en deel te nemen aan therapieën, is de rechtbank van oordeel dat de ernst van zijn schulden en de omstandigheden rondom de ontstaan ervan, waaronder een hennepkwekerij, maken dat hij niet te goeder trouw is ten aanzien van zijn schulden. De rechtbank wijst het verzoek tot schuldsanering af, met de overweging dat er talloze anderen zijn die ook wachten op een kans op een schone lei.
De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek tot schuldsanering wordt afgewezen, en dit is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.