ECLI:NL:RBARN:2004:AO9949

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
107342/FT-RK
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering na eerdere beëindiging

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 9 februari 2004 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 5 december 2003. Verzoeker had eerder, op 11 oktober 1999, een schuldsaneringsregeling toegewezen gekregen, die bij vonnis van 2 oktober 2001 tussentijds was beëindigd. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 288 lid 2 sub a van de Faillissementswet het verzoek kan worden afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. De rechtbank stelt vast dat de eerdere regeling minder dan 2,5 jaar geleden is beëindigd, wat betekent dat er zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden moeten zijn om het verzoek toch in te willigen.

De rechtbank concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, hoewel hij een wending ten goede in zijn leven probeert te maken, onvoldoende zijn om het verzoek te honoreren. Verzoeker heeft een strafrechtelijke veroordeling voor een ernstig geweldsdelict en is onderworpen aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ondanks zijn inspanningen om zijn verslavingen te overwinnen en deel te nemen aan therapieën, is de rechtbank van oordeel dat de ernst van zijn schulden en de omstandigheden rondom de ontstaan ervan, waaronder een hennepkwekerij, maken dat hij niet te goeder trouw is ten aanzien van zijn schulden. De rechtbank wijst het verzoek tot schuldsanering af, met de overweging dat er talloze anderen zijn die ook wachten op een kans op een schone lei.

De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek tot schuldsanering wordt afgewezen, en dit is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Afwijzing toepassing schuldsanering
rekestnummer: 107342/FT-RK 03.1847 / nd
nummer verklaring: ARN0110326210
uitspraakdatum: 9 februari 2004
Rechtbank Arnhem,
ENKELVOUDIGE KAMER
[Verzoeker], wonende te Waalbandijk 55
6658 KA Beneden-Leeuwen,
verzoeker,
heeft op 5 december 2003 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op verzoeker is eerder, op 11 oktober 1999 de schuldsaneringsregeling (eerst voorlopig) van toepassing verklaard. De schuldsaneringsregeling is bij vonnis van 2 oktober 2001 tussentijds beëindigd, welk vonnis onherroepelijk is geworden.
Artikel 288 lid 2 sub a Fw. bepaalt dat het verzoek kan worden afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend ten aanzien van verzoeker de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest.
De vraag is dan of er bijzondere, persoonlijke omstandigheden zijn op grond waarvan geoordeeld kan worden dat het verzoek in dit geval toch moet worden ingewilligd.
De rechtbank stelt bij de beantwoording van deze vraag voorop dat de eerdere schuldsaneringsregeling minder dan 2 ½ jaar geleden tussentijds werd beëindigd. Dat is veel minder dan de hiervoor genoemde termijn van 10 jaar. De rechtbank is van oordeel dat er – gelet op deze relatief korte tijdspanne – sprake moet zijn van zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden. Daarbij is betrokken dat een wettelijke schuldsaneringsregeling als een schaars middel beschouwd kan worden. Mensen met (onoverkomelijke) schulden moeten lang wachten voordat ze voor het zogeheten minnelijk traject in aanmerking komen. Het aantal mensen met problematische schulden groeit – zeker de laatste jaren - immers snel. Als dat minnelijk traject niet slaagt (of wegens gebrek aan uitzicht op succes niet wordt doorlopen) moet vaak geruime tijd gewacht worden voordat een zogeheten “artikel 285”- verklaring wordt afgegeven. Ten slotte dient enige weken gewacht te worden totdat de rechtbank de verzoeker kan horen. In deze situatie dient terughoudend gebruik gemaakt te worden van de mogelijkheid om mensen met schulden binnen tien jaar een tweede kans op een “schone lei” te geven: talloze anderen moeten nog wachten op hun eerste kans.
In deze zaak is voorts van – veel groter - belang dat verzoeker ten aanzien van schulden die na 11 oktober 1999 zijn ontstaan niet te goeder trouw is te achten. Zo is in de jaren 2000 en 2001 een groot aantal (Wet Mulder) “boetes” aan verzoeker opgelegd. Het gaat om 24 “boetes”. Ook is sprake van twee boetvonnissen in verband met onverzekerd en te hard rijden. Daarnaast vordert de Sociale Dienst van verzoeker en zijn echtgenote (op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling (nog steeds) van toepassing is verklaard) € 4.932,-ter zake van ten onrechte verstrekte bijstand. Deze terugvordering hangt samen – zo begrijpt
-2-
rekestnummer: 107342/FT-RK 03.1847 / nd
de rechtbank – met het aantreffen van een (door verzoeker opgezette) hennepkwekerij in de woning van verzoeker in 2002. Tegen deze terugvorderingsbeslissing heeft verzoeker beroep ingesteld, maar op dit moment moet de rechtbank ervan uitgaan dat deze schuld bestaat en het is duidelijk dat verzoeker niet te goeder trouw is ten aanzien van het ontstaan van deze schuld.
De persoonlijke omstandigheden zijn ter zitting uitgebreid toegelicht door verzoeker en H.J. Schout van De Grift. Samengevat komt het erop neer dat verzoeker bezig is met een wending ten goede in zijn leven. Hij is in verband met een ernstig geweldsdelict (gepleegd medio 2002) strafrechtelijk veroordeeld. Daarbij is de maatregel van ter beschikking stelling met voorwaarden aan hem opgelegd. In het kader hiervan heeft hij zijn alcohol- en drugsverslaving beëindigd/onder controle gebracht. Verzoeker zal nog deelnemen aan een aantal therapieën waaronder een zogeheten gezinstherapie. Hij zit nu in de zogeheten tweede fase. Als hij (ook) de derde fase van zijn behandeling met succes doorloopt kan hij terugkeren in de maatschappij en kan de terbeschikkingstelling mogelijk worden beëindigd. Verzoeker krijgt in het kader van een speciaal project van de Gemeente Arnhem een voorkeursbehandeling bij het overwinnen van bureaucratische hindernissen. Zo is de (grote) belastingschuld wegens het op naam zetten van diverse auto’s kwijtgescholden.
De rechtbank is van oordeel dat deze persoonlijke omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal leggen. Hiervoor is al aangegeven dat er slechts in uitzonderingsgevallen sprake van kan zijn dat een tweede kans op een schone lei gegeven kan worden.
De rechtbank voegt daar ten overvloede aan toe dat de wending ten goede, gelet op de ernst van de problematiek bij verzoeker, nog bepaald onvoldoende duidelijk en stevig is. Daarnaast moet worden aangenomen dat verzoeker vanwege de ter beschikking stelling (met voorwaarden) ook niet in staat zou zijn de zogeheten sollicitatieplicht na te komen.
De slotsom is dat het verzoek moet worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. B.J. Engberts, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.