ECLI:NL:RBARN:2004:AO9347

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
104808
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure tussen Currie European Transport B.V. en Hewlett Packard Europe B.V.

In deze zaak, die oorspronkelijk bij de rechtbank Amsterdam aanhangig was, heeft de rechtbank Arnhem de procedure voortgezet na een verwijzing. De rechtbank Amsterdam had eerder op 27 augustus 2003 een incidentele vordering van Hewlett Packard (HP) tot onbevoegdverklaring afgewezen. HP had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar de rechtbank Arnhem oordeelde dat zij niet over het hoger beroep kon oordelen, omdat dit niet-ontvankelijk leek op basis van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). HP had op 9 maart 2004 verzocht om de zaak naar de rol te verwijzen om pleidooi te vragen, maar dit verzoek werd afgewezen wegens strijd met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat de incidentele vordering van HP evident ongegrond was, gezien de eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Arnhem heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol van 21 april 2004 voor antwoord van HP en Tibbett & Britten, en heeft verdere beslissingen aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak. Het vonnis is uitgesproken op 10 maart 2004 door rechter F.J. de Vries.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 104808 / HA ZA 03-1658
Datum vonnis: 10 maart 2004
Vonnis
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CURRIE EUROPEAN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2. de rechtspersoon naar het recht van haar plaats van vestiging
CURRIE EUROPEAN TRANSPORT LTD,
gevestigd te Heathhall, Schotland,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. P.F.W.A. van Dam te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEWLETT PACKARD EUROPE B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. J.J. Schelling te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar het recht van haar plaats van vestiging
TIBBETT & BRITTEN LIMITED,
gevestigd te Hertfordshire, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. M. van Tuijl te Rotterdam.
Partijen worden hierna Currie B.V., Currie Ltd., HP en Tibbett & Britten genoemd (eisers gezamenlijk in enkelvoud Currie en gedaagden gezamenlijk HP c.s.).
1. Het procesverloop, de vaststaande feiten en het geschil in de hoofdzaal en in het incident
1.1 Deze zaak is aangebracht bij de rechtbank Amsterdam. Voor het procesverloop tot het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2003, het overzicht van de vaststaande feiten en de weergave van het geschil in de hoofdzaak wordt naar dat vonnis verwezen. De rechtbank Amsterdam heeft in dat vonnis de incidentele vordering van HP tot onbevoegdverklaring van de rechtbank wegens het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter afgewezen. Zij heeft in hetzelfde vonnis de vordering van Currie tot verwijzing naar deze rechtbank wegens verknochtheid van de zaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak tussen V.O.F. D. C en haar vennoten A en B - hierna tezamen en in enkelvoud: C - als eisers en Currie B.V. en I.S.A. Wakefield Europort NDC - hierna: ISA - als gedaagden onder zaak-/rolnummer 91095 / HA ZA 02-1374 toegewezen. Currie heeft vervolgens HP en Tibbett & Britten bij exploten van 25 september 2003 opgeroepen voor deze rechtbank verder te procederen.
1.2 HP heeft bij het hof Amsterdam hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2003 ingesteld wegens de afwijzing van de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring.
1.3 HP heeft voor deze rechtbank bij incidentele vordering tot onbevoegdverklaring op dezelfde gronden gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vordering van Currie op haar kennis te nemen, met veroordeling van Currie in de kosten van het geding.
1.4 Currie voert gemotiveerd verweer.
2. De beoordeling
2.1 De rechtbank Amsterdam heeft de procedure naar deze rechtbank verwezen in de stand waarin de procedure zich bevond. Deze rechtbank zet als gerecht van dezelfde instantie de in Amsterdam aangevangen procedure voort. In de procedure is reeds door de rechtbank Amsterdam op het bevoegdheidsincident beslist. Dit incident kan niet nog eens in dezelfde instantie worden opgeworpen. De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen, met veroordeling van HP in de kosten van het geding.
2.2 HP heeft hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2003 ingesteld bij het hof Amsterdam. Ofschoon de rechtbank daarover niet heeft te oordelen, lijkt dit hoger beroep gezien het bepaalde in artikel 337 lid 2 Rv niet-ontvankelijk. De rechtbank zal daarom niet ingaan op complicaties die zouden ontstaan als het hoger beroep ontvankelijk zou zijn en het hof (of de Hoge Raad) zou oordelen dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft ten aanzien van de vordering van Currie op HP.
2.3 HP heeft op 9 maart 2004 verzocht de zaak naar de rol te verwijzen om haar in de gelegenheid te stellen pleidooi te vragen. De rechtbank willigt dit verzoek niet in wegens strijd met de eisen van een goede procesorde. De incidentele vordering is gezien de eerdere beslissing van de Amsterdamse rechtbank in deze instantie evident ongegrond. Het leidt tot een aanzienlijke en nodeloze vertraging in deze procedure als HP zou worden toegelaten haar standpunt te bepleiten, terwijl dat tot niets kan leiden.
2.4 De procedure zal worden verwezen naar de rol van 21 april 2004 voor antwoord aan de zijde van HP en Tibbett & Britten. Daarna zal een comparitie van partijen worden bevolen, die tegelijkertijd zal plaatsvinden met de voortzetting van de comparitie van partijen in de procedure met zaak-/rolnummer 91095 / HA ZA 02-1374.
De beslissing
de rechtbank
in het incident tot onbevoegdverklaring
1. wijst de vordering af,
2. houdt de beslissing omtrent de kosten aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak,
in de hoofdzaak
3. verwijst de zaak naar de rol van 21 april 2004 voor conclusie van antwoord zijdens HP en Tibbett & Britten,
4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 10 maart 2004.
de griffier de rechter