ECLI:NL:RBARN:2004:AO9345

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
100607
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verkoop van perceel onder voorkeursrecht

In deze zaak vordert eiser X dat de gemeente Beuningen het perceel, dat onder een voorkeursrecht valt, aan hem te koop aanbiedt. De rechtbank overweegt dat het bestemmingsplan voor het perceel nog in procedure is en dat de gemeente pas tot uitgifte van bouwkavels overgaat als het bestemmingsplan in werking is getreden. De gemeente heeft onbetwist gesteld dat zij momenteel geen voornemen heeft om het perceel te verkopen. Eiser X stelt dat de voorgenomen bestemmingsplanwijziging een verplichting voor de gemeente met zich meebrengt om het perceel aan hem aan te bieden, maar de rechtbank oordeelt dat de gemeente zich terecht op het standpunt stelt dat het voorkeursrecht alleen kan worden ingeroepen als er daadwerkelijk een verkoop voorligt.

De rechtbank wijst erop dat de gemeente het perceel pas zal verkopen als het bestemmingsplan is goedgekeurd en in werking is getreden. De rechtbank concludeert dat de vordering van X moet worden afgewezen, omdat er op dit moment geen verplichting voor de gemeente bestaat om het perceel aan te bieden. De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt X in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 205,- voor verschotten en € 780,- voor het salaris van de procureur. Dit vonnis is uitgesproken op 10 maart 2004 door mr. F.J. de Vries.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 100607 / HA ZA 03-944
Datum vonnis: 10 maart 2004
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te A,
eiser,
procureur mr. W.J.G.M. van den Broek,
advocaat mr. H.C.J. Oomen te Nijmegen,
tegen
overige
DE GEMEENTE BEUNINGEN,
gevestigd te Beuningen,
gedaagde,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser.
Partijen worden hierna X en de gemeente genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 3 september 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1 H.M. X en de gemeente hebben op 28 juni 1995 een overeen-komst van ruiling gesloten, waarbij het aan X in eigendom toebe-horende perceel, kadastraal bekend gemeente Beuningen, sectie F, nummers 0 (ged), 00 (ged) en 000 (ged), groot ca. 1.51.68 ha, werd geruild tegen het aan de gemeente in eigendom toebeho-rende perceel, kadastraal bekend gemeente Beuningen, sectie F, nummer 0000, groot ca. 1.51.68 ha, met een door de gemeente aan X te betalen toegift van ƒ 195.000,-. In artikel 18, 3e al. ruil-overeenkomst is het navolgende bepaald:
“indien de gemeente het aansluitend aan het perceel sektie F nummer 0000 ged., ter grootte van ca. 1.51.68.ha gelegen ge-deelte ter grootte van 0.50.00 ha wenst te verkopen, te ruilen en eventuele vestiging van beperkte rechten, zal het perceelsge-deelte eerst aan X worden aangeboden.”
2.2 Het in dit artikelonderdeel genoemde perceel van 0,5 ha wordt hierna het Perceel genoemd. De rechtbank zal in navolging van partijen de aanspraak van X het voorkeursrecht noemen.
2.3 De levering van de geruilde percelen heeft plaatsgevonden op 29 december 1995.
2.4 X is overleden. X is zijn rechtsopvolger onder algemene titel.
2.5 X heeft in december 2001 het op 29 december 1995 krachtens de ruilovereenkomst door de gemeente aan X geleverde perceel van 1.51.68 ha verkocht aan de gemeente voor € 200.000,-. Het perceel is nog niet aan de gemeente geleverd. Dat zal gebeuren, als het onlangs door de gemeente in procedure gebrachte bestemmings-plan dat ter plaatse woningbouw toestaat, in werking is getreden. Het ontwerpbestemmingsplan voorziet ter plaatse van het Perceel in woningbouw en groenvoorzieningen.
2.6 De bestemmingsplanprocedure heeft vertraging opgelopen, om-dat in het plangebied een nederzetting uit de bronstijd is gevon-den. De verwachting is dat het bestemmingsplan, als de benodig-de goedkeuring wordt verkregen en niet wordt aangevochten, eind 2005 in werking zal treden.
3. Het geschil
3.1 X vordert dat de rechtbank in een uitvoerbaar bij voorraad te ver-klaren vonnis de gemeente veroordeelt om binnen één week na betekening van het vonnis het Perceel aan hem te koop aan te bieden voor een prijs gelijk aan de waarde van cultuurgrond ter plaatse en zonder andere voorwaarden, althans tegen een door de rechtbank te bepalen prijs, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3.2 X stelt dat de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, die in-houdt dat het plangebied zal worden verkaveld in voor woning-bouw bestemde percelen, een voornemen tot verkoop is en dat de gemeente daarom verplicht is op grond van het voorkeursrecht hem het perceel aan te bieden. X stelt voorts dat de gemeente het Perceel dient aan te bieden tegen de waarde als cultuurgrond, omdat dat de huidige bestemming is.
3.3 De gemeente betwist dat zij reeds nu het voornemen heeft het Perceel te verkopen. Dat zal zij pas doen als de grond is verkaveld, waarna de grond als aparte kavels zal worden aangeboden.
3.4 De gemeente stelt voorts dat het voorkeursrecht een kwalitatief recht is, dat is bedongen ten behoeve van de eigenaar van het in 1995 aan X geleverde perceel. Omdat X dit perceel weer aan de gemeente heeft verkocht, is het voorkeursrecht vervallen.
3.5 De gemeente stelt ten slotte dat de prijs voor het Perceel de marktwaarde ten tijde van de uitoefening van het voorkeursrecht is. Kort gezegd is dit de waarde als grond bestemd voor woning-bouw.
4. De beoordeling
4.1 De rechtbank overweegt dat het bestemmingsplan dat ter plaatse van het Perceel woningbouw mogelijk maakt, nog aan het begin van de procedure op grond van de Wet op de ruimtelijke orde-ning staat. De gemeente heeft onbetwist gesteld dat zij eerst tot uitgifte van bouwkavels overgaat, als het bestemmingsplan in werking is getreden. Dit betekent dat thans niet kan worden ge-zegd dat de gemeente de wens heeft het Perceel te verkopen, zo-als bedoeld in artikel 18, 3e al., ruilovereenkomst.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank stelt de gemeente zich terecht op het standpunt dat, als de gemeente het Perceel wenst te ver-kopen en X het voorkeursrecht inroept, het Perceel verkocht dient te worden bij gebreke van een andersluidend beding tegen de marktwaarde op het moment van het inroepen van het voor-keursrecht. De marktwaarde is, na inwerkingtreding van de be-stemmingswijziging, die van woningbouw (eventueel voor een deel die van groenvoorzieningen). Tijdens de comparitie heeft X verklaard geen belangstelling voor het Perceel te hebben, als de koopsom is gebaseerd op de waarde als bouwgrond.
4.3 Het voorgaande brengt mee dat de vordering zal worden afgewe-zen, met veroordeling van X in de kosten van het geding. In het midden kan blijven of het voorkeursrecht is vervallen door de verkoop van X van zijn perceel aan de gemeente.
De beslissing
de rechtbank
1. wijst de vordering af,
2. veroordeelt X in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 205,- wegens verschotten en op € 780,- voor salaris procureur,
3. verklaart het onder 2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en is in het openbaar uit-gesproken op woensdag 10 maart 2004.
de griffier de rechter