ECLI:NL:RBARN:2004:AO9341

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
108357
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en medewerking aan wijkontwikkelingsplan in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 17 februari 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Volkswoningbouw Zevenaar (SVZ) en een huurder, aangeduid als X. SVZ heeft X gedagvaard om toestemming te verlenen voor het verwijderen van een bestaande toegangspoort en het plaatsen van een nieuwe poort en hekwerk, als onderdeel van een wijkontwikkelingsplan dat gericht is op het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. X weigerde medewerking te verlenen aan deze veranderingen, ondanks dat alle andere bewoners van de wijk wel akkoord waren gegaan met de voorgestelde aanpassingen. SVZ stelde dat de weigering van X onredelijk was, gezien het belang van het wijkontwikkelingsplan en de reeds gerealiseerde aanpassingen bij andere woningen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat SVZ voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat de aanpassingen noodzakelijk waren voor de afronding van het wijkontwikkelingsplan. X's verweer dat SVZ niet ontvankelijk was in haar vordering werd verworpen. De rechter oordeelde dat X onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de voorgestelde veranderingen een negatief effect zouden hebben op haar veiligheid. Bovendien had X geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die SVZ had geboden om haar (gevoel van) veiligheid te vergroten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van SVZ toegewezen. X werd veroordeeld om de werkzaamheden te gedogen en medewerking te verlenen aan de uitvoering van de aanpassingen. Tevens werd X in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis benadrukt het belang van wijkontwikkelingsplannen en de rol van huurders in het proces van veranderingen in hun woonomgeving.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 108357 / KG ZA 04-14
Datum vonnis: 17 februari 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de stichting
STICHTING VOLKSHUISVESTING ZEVENAAR,
gevestigd te Zevenaar,
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. M.M.A. Vermin te Amersfoort,
tegen
X,
wonende te
gedaagde,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. Th.R.M. Welling.
Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna te noemen SVZ, heeft gedaagde, hierna te noemen X, ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
X heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit, beiden overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Vanaf 1973 huurt X van de gemeente *** en vanaf 31 december 1993 van diens rechtsopvolger SVZ, de woning aan de *** te ***.
2. De woning maakt deel uit van een complex van 279 woningen, gelegen in de wijk ***. De wijk heeft een sterk negatief imago. Midden jaren negentig heeft SVZ samen met onder andere de gemeente *** en een bewonerscommissie een wijkontwikkelingsplan opgesteld. Vanaf 1999 zijn de individuele bewoners bij het plan betrokken.
3. Teneinde de leefbaarheid en veiligheid in de buurt te verbeteren wenst SVZ in het kader van voornoemd wijkontwikkelingsplan het gesloten karakter van de wijk te doorbreken. Daartoe wil zij onder andere de hoge gesloten erfafscheidingen aan de voorzijde van de woningen vervangen door open hekwerken en een poort ter hoogte van circa 1.33 m.
4. X weigert haar medewerking daaraan te verlenen. Alle overige bewoners hebben met de uitvoering van het plan ingestemd en de hoge schuttingen en gesloten poorten aan de voorzijde van de woningen zijn inmiddels vervangen. De werkzaamheden zijn thans bijna afgerond.
De vordering
5. Samengevat weergegeven en naar de voorzieningenrechter begrijpt, vordert SVZ X op straffe van een dwangsom te bevelen toestemming te verlenen tot verwijdering van de bestaande toegangspoort en plaatsing van een nieuwe poort en hekwerk, respectievelijk X te veroordelen om het slopen van de bestaande toegangspoort en het plaatsen van een nieuwe poort en hekwerk te gedogen en aan de uitvoering van de werkzaamheden alle medewerking te verlenen, met machtiging de werkzaamheden zonodig te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm.
6. Als grondslag voor haar vordering voert SVZ het volgende aan. Gelet op het grote belang dat SVZ en de buurtbewoners hebben bij het welslagen van het wijkontwikkelingsplan - verbetering van het woon- en leefklimaat onder andere door het aanbrengen van een open structuur - is de weigering van X om toestemming te verlenen tot voornoemde verandering onredelijk.
7. X voert gemotiveerd verweer, waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van de vordering
8. X stelt dat SVZ niet ontvankelijk is in haar vordering omdat zij daarbij geen spoedeisend belang heeft. Dit verweer wordt verworpen. Door SVZ is onbetwist aangevoerd dat zij al vanaf 1999 met X heeft gesproken over de uitvoering van het wijkontwikkelingsplan en dat zij diverse voorstellen, waaronder het op kosten van SVZ plaatsen van een slot op de nieuwe poort en een bel en een brievenbus in de berging, heeft gedaan om aan de bezwaren van X tegemoet te komen. X heeft de voorstellen van de hand gewezen en blijft weigeren haar medewerking te verlenen. SVZ stelt onweersproken dat de aanpassingen in het kader van het wijkontwikkelingsplan bij de overige woningen reeds zijn gerealiseerd, en zij wenst de werkzaamheden thans af te ronden. Op grond daarvan heeft SVZ voldoende aangetoond een spoedeisend belang te hebben bij haar vordering.
9. Voorts komt het betoog van X er, samengevat weergegeven, op neer dat zij de wijze waarop het wijkontwikkelingsplan is uitgevoerd afkeurt omdat dit niet heeft geleid tot een grotere veiligheid in de buurt en dat zij, uit oogpunt van haar eigen veiligheid, groot belang heeft bij handhaving van de bestaande situatie aan de voorzijde van haar woning.
10. Voor zover het verweer van X inhoudelijke bezwaren bevat tegen het wijkontwikkelingsplan, wordt overwogen dat dit het kader van deze procedure in beginsel te buiten gaat. Vast staat echter dat de besluitvorming omtrent de maatregelen die voorgenomen waren voor het aanbrengen van een open structuur in de wijk, tot stand is gekomen na een inspraakprocedure van de huurders. Vast staat ook dat X van de toen bestaande mogelijkheid om bezwaar in te dienen geen gebruik heeft gemaakt, zodat zij thans geen gelegenheid meer heeft daarvoor. Evenmin heeft X gebruik gemaakt van de door SVZ geboden mogelijkheden dan wel oplossingen om haar (gevoel van) veiligheid te vergroten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft X en/of haar advocaat daardoor een kans laten liggen om tot een voor beide partijen acceptabele oplossing te komen.
11. SVZ heeft het voorstel in het kader van de uitvoering van het wijkontwikkelingsplan gedaan vóór 1 augustus 2003, derhalve onder het toen geldende recht. Ingevolge artikel 208 OBW is in het onderhavige geschil artikel 7:220 BW niet van toepassing. Uitgangspunt is artikel 7A:1590 BW waarin wordt bepaald dat het de verhuurder, gedurende de huurtijd, verboden is de inrichting of de gedaante van het gehuurde te veranderen. Volgens vaste jurisprudentie kan een huurder zich niet op artikel 7A:1590 BW beroepen en mitsdien zijn toestemming tot verandering niet weigeren voor zover dit beroep, gezien de aard van de gedaanteverandering, de betrokken belangen en de overige omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
12. SVZ heeft, voorshands geoordeeld, haar belang bij het realiseren van de gedaanteverandering aan de woningen en het welslagen van het wijkontwikkelingsplan voldoende aannemelijk gemaakt. Dit belang bestaat daarin dat alleen uitvoering van het gehele plan het vereiste effect kan hebben, dat het maken van een uitzondering kostenverhogend is, precedentwerking kan hebben en onverklaarbaar kan zijn voor andere huurders en dat het esthetische effect van een uitzondering het imago van de buurt kan schaden. X heeft daar tegenover haar eigen veiligheid aangevoerd, maar onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een lager hek en een lagere poort daarop een negatief effect zouden hebben. Mede gelet op de mogelijkheden (slot, bel, brievenbus in de berging) die SVZ haar heeft geboden en het feit dat zij die zonder meer van de hand heeft gewezen, behoort haar belang nu te wijken voor dat van SVZ. Daarbij wordt overwogen dat dit tevens in overeenstemming is met de strekking van het thans geldende artikel 7:220 BW en daarmee tevens met de reeds enige jaren geldende jurisprudentie op het gebied van wijzigingen als deze waarmee reeds een overgrote meerderheid van de huurders heeft ingestemd.
13. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het beroep van X op het bepaalde in artikel 7A:1590 BW, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De vordering van SVZ zal daarom worden toegewezen als na te melden.
14. Als de in het ongelijk gestelde partij zal X in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt X om, conform de aanwijzingen van SVZ, het slopen van de bestaande toegangspoort en het plaatsen van een stalen poort en een stalen hekwerk (ter hoogte van circa 1.33 m) aan de voorzijde van de door X gehuurde woning aan de *** te ***, te gedogen,
veroordeelt X om aan de uitvoering van voornoemde werkzaamheden alle medewerking te verlenen,
geeft machtiging tot tenuitvoerlegging van vorenstaande veroordeling zonodig met behulp van de sterke arm,
veroordeelt X in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SVZ bepaald op € 703,- voor salaris en op € 324,78 voor verschotten,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 17 februari 2004.
de griffier de rechter