ECLI:NL:RBARN:2004:AO8516

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/096104-03
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door 18-jarige man met mes op 21-jarige slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 28 april 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige man, die beschuldigd werd van doodslag op een 21-jarige man. De feiten vonden plaats op 23 oktober 2003 in Lunteren, gemeente Ede, waar de verdachte, na een conflict met het slachtoffer, hem met een mes in de hals heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gedood, maar sprak hem vrij van de primair tenlastegelegde doodslag na kalm beraad. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door hem meerdere keren te steken. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte zich gekwetst voelde door het slachtoffer, die hem eerder op de dag had gepest. Dit leidde tot een escalatie waarbij de verdachte, gefrustreerd, een mes pakte en het slachtoffer verwondde, wat resulteerde in diens overlijden. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de veiligheid van anderen een langdurige gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vereisten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling, en beval de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/096104-03
Datum zitting : 14 april 2004
Datum uitspraak : 28 april 2004
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Arnhem Zuid,
Ir. Molsweg 5 te Arnhem.
Raadsman: mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2003 te Lunteren, gemeente Ede,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg,
althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] meermalen met een
mes in de hals en/of de nek en/of het hoofd en/of elders in het lichaam heeft
gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 oktober 2003 te Lunteren, gemeente Ede, opzettelijk S.
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
die [slachtoffer] meermalen met een mes in de hals en/of de nek en/of het hoofd en/of elders in het lichaam heeft gestoken tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 april 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gevorderd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen kleding van verdachte verbeurd wordt verklaard, het inbeslaggenomen mes wordt onttrokken aan het verkeer en de inbeslaggenomen trui teruggegeven zal worden aan de nabestaanden van het slachtoffer.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrij-spreken, omdat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte [slachtoffer] heeft gedood na een moment van kalm overleg of bedaard nadenken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood, aangezien verdachte een vleesmes heeft gepakt en [slachtoffer] daarmee meermalen heeft gestoken, onder meer in diens hals. Hierdoor ontstond de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] dodelijk getroffen zou raken. Verdachte was naar het oordeel van de rechtbank op de hoogte van deze aanmerkelijke kans en heeft deze willens en wetens aanvaard c.q. bewust op de koop toegenomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 23 oktober 2003 te Lunteren, gemeente Ede, opzettelijk S.
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
die [slachtoffer] met een mes in de hals heeft gestoken tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
A..C. Bruijns, psychiater, en F.A.M.M. Koenraadt, psycholoog, beiden verbon-den aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht (Psychiatrische Observatie-kliniek van het Gevangeniswezen) hebben op 6 april 2004 omtrent verdachte een rapport uitge-bracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit weliswaar de ongeoor-loofd-heid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ten tijde van het plegen van het hem tenlaste-gelegde feit was verdachte lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, dat dit feit - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kan worden toegere-kend.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 9 januari 2004; en
- een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 10 februari 2004, betreffende verdachte; en
- het onder 5. genoemde rapport.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte voelde zich gekwetst doordat hij eerder op de dag was gepest door het slachtoffer. Toen verdachte dit pesten wilde melden bij een medewerker van de instelling waar verdachte op dat moment verbleef en deze medewerker aangaf dat hij op dat moment geen tijd voor verdachte had, is verdachte gefrustreerd naar zijn kamer gegaan. Toen hij op een later moment zijn kamer verliet werd hij met een brandslang natgespoten door het slachtoffer. Verdachte voelde zich op dat moment tot het uiterste getergd en is naar een keukenlade gelopen en heeft daaruit een mes gepakt. Met dit mes heeft verdachte vervolgens het slachtoffer meermalen gestoken in het lichaam. Bij een van de messteken heeft verdachte het slachtoffer geraakt in de hals. Door deze steekwond is het 21-jarige slachtoffer overleden. Verdachte heeft de nabestaande n van het slachtoffer groot verdriet aangedaan.
Dergelijk handelen kan enkel en alleen worden bestraft met een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat er bij de hoogte van de gevangenisstraf reke-ning moet worden gehouden met de omstan-dig-heid dat verdachte nog zeer jong is, met de maatregel die hem, en zoals hierna zal worden overwogen, zal worden opgelegd. De rechtbank acht het wenselijk dat de door de rechtbank noodzakelijk geachte therapie niet te lang wordt uitgesteld teneinde recidive van agressieve delicten zoveel mogelijk te voorkomen.
In voormeld deskundigenrapport is het volgende opgenomen.
"Het recidivegevaar wordt door het onderzoekend team groot geacht. De aanwezige stoornis is diepgaand, terwijl betrokkene zelf weinig toegang heeft tot zijn eigen problematiek en een sterke neiging vertoont de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag buiten zichzelf te plaatsen. Dientengevolge zal hij, zonder behandeling, slechts in beperkte mate in staat zijn zijn eigen gedrag te corrigeren. Bij het uitblijven van adequate behandeling is de kans groot dat er een verdere verscherping van de stoornis zal optreden, met een aanzienlijke kans op zich herhalend agressief gedrag".
De deskundigen adviseren derhalve betrokkene de maatregel van terbeschik-kingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De maatregel wordt voorts gegrond op de door verdachte begane misdrijven, die behoren tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1? van het Wetboek van Strafrecht.
Nu voldaan is aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de ter beschik-kingstelling gelasten en bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheids-wege zal worden verpleegd.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes is een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan. De rechtbank zal het mes aan het verkeer onttrekken, omdat het feit daarmee is begaan en het ongecontroleerde bezit van een mes, waarmee iemand is doodgestoken en waarop nog sporen daarvan aanwezig zijn, beschouwd kan worden als in strijd met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding van verdachte aan verdachte zal moeten worden teruggegeven en de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven trui aan de nabestaanden van het slachtoffer.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswe-ge zal worden verpleegd.
Onttrekt het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes aan het verkeer.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven T-shirt en korte broek aan de veroordeelde.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven trui aan de nabestaanden van [slachtoffer].
Aldus gewezen door:
mr. R.H. Koning, rechter, als voorzitter,
mr. N.W. Huijgen, vice-president,
mr. A.E.B. ter Heide, rechter,
in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2004.