ECLI:NL:RBARN:2004:AO6905

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/046432-03
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid en verkeerslicht negeren

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 1 april 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige vrouw die op 5 januari 2003 in Arnhem betrokken was bij een verkeersongeval met dodelijke afloop. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, negeerde een rood verkeerslicht en was onoplettend, wat leidde tot een aanrijding met een ander voertuig. Bij deze aanrijding kwam een medepassagier van het andere voertuig om het leven en raakte de bestuurder ernstig gewond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door haar onvoorzichtige rijgedrag. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur, een geldboete van € 1000,- en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad, maar benadrukte de ernst van het feit. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor het negeren van verkeersregels en het veroorzaken van gevaar op de weg.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/046432-03
Datum zitting : 18 maart 2004
Datum uitspraak : 1 april 2004
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsvrouw: mr. M.P. Timmers-de Vin, advocate te Bemmel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 05 januari 2003, te Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de weg, de Nijmeegseweg en/of het Nijmeegseplein, gekomen ter hoogte van de kruising van deze weg met de Batavierenweg, -welke kruising voor haar, verdachte, overzichtelijk was- zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, terwijl de/een in haar verdachtes richting gekeerd staand(e) verkeerslicht(en) rood licht uitstraalde(n),
en/of in strijd met het gestelde in artikel 61a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of in het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig doende is geweest telefonische berichten (SMS-berichten) middels een (in dat motorrijtuig) aanwezige mobiele telefoon te versturen danwel te ontvangen, althans niet voldoende haar aandacht heeft gehad bij het direct voor haar, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (het Nijmeegseplein), en/of haar, verdachtes snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte in staat was dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte die weg (het Nijmeegseplein) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of met onverminderde snelheid, althans nagenoeg onverminderde snelheid die kruising is opgereden, en/of aldaar is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto) welk ander motorrijtuig (personenauto) uit de richting van die Batavierenweg kwam en/of doende was die kruising op en/of over te rijden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (H. [slachtoffer 1])
werd gedood en/of een ander (J. [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, althans
zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in
de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 05 januari 2003 te Arnhem als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Nijmeegseweg en/of het
Nijmeegseplein, gekomen ter hoogte van de kruising van deze weg met de
Batavierenweg, -welke kruising voor haar, verdachte, overzichtelijk was-
heeft gereden, terwijl de/een in haar verdachtes richting gekeerd staand(e) verkeerslicht(en) rood licht uitstraalde(n) en/of in strijd met het gestelde in artikel 61 a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of in het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig doende is geweest telefonische berichten (SMS-berichten) middels een (in dat motorrijtuig) aanwezige mobiele telefoon te versturen danwel te ontvangen, althans niet voldoende haar aandacht heeft gehad bij het direct voor haar, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (het Nijmeegseplein), en/of aldaar is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto) welk ander motorrijtuig (personenauto) uit de richting van die Batavierenweg kwam en/of doende was die kruising op en/of over te rijden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 05 januari 2003 te Arnhem als bestuurder van een
personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nijmeegseweg en/of het Nijmeegseplein, bij nadering van de kruising of splitsing van deze weg en de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Batavierenweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 maart 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P. Timmers-de Vin, advocate te Bemmel.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren, een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, een geldboete van € 2000,- subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
zij op 05 januari 2003, te Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de weg, de Nijmeegseweg en/of het Nijmeegseplein, gekomen ter hoogte van de kruising van deze weg met de Batavierenweg, -welke kruising voor haar, verdachte, overzichtelijk was- aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, terwijl de in haar verdachtes richting gekeerd staand verkeerslicht rood licht uitstraalde, voldoende haar aandacht heeft gehad bij het direct voor haar, verdachte
gelegen weggedeelte van die weg (het Nijmeegseplein), en haar, verdachtes snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte in staat was dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en met nagenoeg onverminderde snelheid die kruising is opgereden, en aldaar is gebotst tegen een ander motorrijtuig (personenauto) welk ander motorrijtuig (personenauto) uit de richting van die Batavierenweg kwam en doende was die kruising over te rijden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (H. [slachtoffer 1]) werd gedood en een ander (J. [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit: verdachte heeft onvoldoende haar aandacht gehad bij het direct voor haar gelegen weggedeelte en haar snelheid niet zodanig geregeld dat zij in staat was om haar auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover die weg voor haar vrij was. Zij is (integendeel) met onverminderde snelheid, althans nagenoeg onverminderde snelheid door rood licht de kruising Nijmeegseweg / Batavierenweg, het Nijmeegseplein opgereden.
Dat verdachte rood licht heeft genegeerd staat naar het oordeel van de rechtbank vast op grond van de verklaring van [getuige] (dossierparagraaf 7 van het proces—verbaal). Volgens de verdediging kan [getuige] dat niet goed gezien hebben omdat de verkeerslichten, die de Opel Corsa met daarin de slachtoffers op weg naar de plek van de botsing passeerde, niet tegelijkertijd maar na elkaar op groen zouden springen. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet; [getuige] zegt in wezen niet meer of anders dan dat de Opel Corsa kort voor de botsing bij beide verkeerslichten die werden gepasseerd telkens groen licht had.
Op grond van dit laatste gegeven en in samenhang met de brief van de Provincie Gelderland (Dienst Wegen,Verkeer en Vervoer) van 20 maart 2003 staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verkeerslichten voor de rijrichting van verdachte, een met die van de slachtoffers ‘conflicterende rijrichting’ rood licht hebben uitgestraald.
Het staat vast dat verdachte kort voor de aanrijding om 23 uur 2 minuten en 50 seconden een SMS-bericht heeft verzonden en om 23 uur 2 minuten en 57 seconden en om 23 uur 5 minuten en 13 seconden een dergelijk bericht heeft ontvangen. Zeker omdat van die laatste twee berichten niet zeker is dat verdachte die berichten heeft gelezen en omdat het tijdstip van de botsing niet precies vaststaat, is er weliswaar voldoende reden om aan te nemen dat verdachte kort voor de botsing ‘doende is geweest’ telefonische berichten te versturen dan wel te ontvangen’, maar te weinig om bewezen te achten dat dat zo kort voor de aanrijding is geweest dat zulks, zoals de tenlastelegging wil, in direct causaal verband staat tot het ongeval. Het zegt echter wel iets over de zorg die verdachte heeft besteed aan een verantwoordelijk rijgedrag op haar tocht van Apeldoorn naar Haalderen, waarbij het (ook) heeft kunnen gebeuren dat zij met nagenoeg onverminderde snelheid rijdend een rood licht heeft genegeerd. In zoverre is het een omstandigheid die bij de eventuele strafoplegging in aanmerking zal worden genomen.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood,
strafbaar gesteld bij artikel 175, eerste lid 1, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
en
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht,
strafbaar gesteld bij artikel 175, eerste lid 1, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 januari 2004.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is als bestuurder van een personenauto met nagenoeg onverminderde snelheid en door rood licht een kruising opgereden waarop zij in botsing is gekomen met een op die kruising rijdende personenauto. Tengevolge van dit ongeval is de medepassagier van die auto dodelijk verongelukt en heeft de bestuurder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Door haar handelen heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt waardoor het verkeer ernstig is gehinderd.
De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om een zeer ernstig feit.
De rechtbank houdt echter rekening met de persoon-lijke omstan-dighe-den en het blanco strafblad van verdachte. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook aanleiding om een werkstraf van de maximale duur en een onvoorwaardelijke geldboete op te leggen. Omdat verdachte door haar handelen gevaar op de weg heeft veroorzaakt is bovendien de oplegging van een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 57 en 91 van het Wetboek van Straf-recht, alsmede op artikel 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens haar vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat zij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 dagen.
En tot
de betaling van een geldboete van € 1000,- , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur 20 dagen hechtenis.
Bepaalt voorts dat de onvoorwaardelijke geldboete kan worden betaald in tien éénmaandelijkse termijnen van € 100,-.
En voorts tot
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertui-gen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze ontzegging 6 (zes) maanden niet zullen worden tenuitvoerge-legd. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het eind van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. G.H.W. Bodt, rechter, als voorzitter,
mr. B.P.J.A.M. van der Pol, vice-president,
mr. M. Keppels, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Vries, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 april 2004.