ECLI:NL:RBARN:2004:AO4766

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96506 / HA ZA 03-255
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in uitvoering van overeenkomst en verrekening van vorderingen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, staat de vraag centraal of er sprake is van een tekortkoming die verrekening rechtvaardigt. De zaak betreft een geschil tussen eiser X en gedaagden Y en Z, waarbij X in conventie vorderingen heeft ingesteld en Y en Z in reconventie. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 17 september 2003 vastgesteld dat er een deskundige is ingeschakeld om de gestelde gebreken te onderzoeken. De deskundige heeft vastgesteld dat er slechts één onmiskenbare tekortkoming is, namelijk dat de stenen dorpel niet op het juiste niveau is aangebracht. De deskundige heeft de kosten voor het corrigeren van deze tekortkoming geschat op € 180,-, maar heeft geconcludeerd dat andere kosten of waardevermindering niet zijn aangetoond.

In het vonnis van 4 februari 2004 heeft de rechtbank geoordeeld dat de hoofdsom van € 6.101,27 toewijsbaar is, verminderd met reeds betaalde bedragen en de kosten die voortvloeien uit de tekortkoming. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Y als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld. De reconventionele vordering van Y is afgewezen, omdat er geen tekortkoming is die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De rechtbank heeft Y ook veroordeeld in de kosten van de reconventionele procedure.

De beslissing van de rechtbank is als volgt: Y moet aan X een bedrag van € 4.406,12 betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en Y wordt veroordeeld in de proceskosten. De reconventionele vordering van Y wordt afgewezen, met een veroordeling in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 96506 / HA ZA 03-255
Datum vonnis: 4 februari 2004
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te A,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
tegen
1. Y,
wonende te B, gemeente C,
2. Z,
wonende te B, gemeente C,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. S.A. van Snippenburg.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 17 september 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis heeft in de woning van Y een comparitie van partijen plaatsgevonden waar de deskundige is gehoord. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil in conventie
Als kern van het geschil is in het tussenvonnis van 17 september 2003 genoemd de vraag of er sprake is van een tekortkoming van X en of, als daarvan sprake is, deze tekortkoming verrekening met het door hem gevorderde bedrag rechtvaardigt.
Vervolgens is de deskundige ondervraagd over de door Y gestelde gebreken aan de hand van de in genoemd tussenvonnis geformuleerde vragen. Het resultaat hiervan is dat de deskundige slechts op één onderdeel een onmiskenbare tekortkoming van X heeft genoemd, namelijk in zijn antwoord op de vraag “Is de stenen dorpel die zorgt voor de aansluiting van de vloerplaat met de vloer van de kachel ten onrechte door X niet op hetzelfde niveau als de kachel aangebracht?” Daarop heeft de deskundige geantwoord dat de dorpel in de diepte onvoldoende was. Het bedrag van € 180,- dat in de offerte van Novanet wordt genoemd voor het plaatsen van het voorzetstuk inclusief materiaalkosten, acht de deskundige redelijk. Dat het voorzetstuk van de dorpel niet goed geplaatst is, zodat de dorpel niet vlak is, is niet aan X te wijten.
Van andere kosten of een waardevermindering die voor verrekening in aanmerking zou komen, is volgens de deskundige niet gebleken.
Aandacht behoeft nog de vraag “Heeft X nagelaten de schoorsteenpijp op het dak zwart te maken?” Noch bij antwoord, noch ter comparitie was duidelijk gemaakt dat het hier volgens Y om een nadere afspraak met X zou zijn gegaan, zoals mevrouw Z ter comparitie heeft aangevoerd. Waar het hier gaat om een post die door Novanet op € 90,- wordt begroot en een dergelijke kleinigheid als de onderlinge verhoudingen goed waren gebleven, hoogstwaarschijnlijk door X was opgelost, terwijl de kosten van een bewijsopdracht niet in verhouding staan met deze negentig euro, zal de rechtbank hier de knoop doorhakken in overeenstemming met wat haar redelijk voorkomt, en dit bedrag in mindering brengen op het aan X verschuldigde.
Wat de garantiecertificaten betreft, wordt het volgende overwogen. Op de vraag of Y van X thans een of meer garantiecertificaten dient te ontvangen, heeft de deskundige geantwoord dat dit noch in de offerte noch in de leveringsvoorwaarden is bedongen. Dit is niet weersproken.
Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom voor het in conventie gevorderde.
De hoofdsom ad € 6.101,27 is toewijsbaar minus € 1.425,15 (reeds betaald; tussenvonnis van 17 september 2003 onder 8) en € 270,- (zoals uit het hierboven overwogene voortvloeit).
In het vonnis van 17 september 2003 is reeds overwogen dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de rente vanaf 11 februari 2003 toewijsbaar zijn.
Y zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De verdere beoordeling van het geschil in reconventie
De rechtbank gaat ervan uit dat de vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat Y in conventie in het geheel geen beroep op verrekening toekomt, zodat de partiële verrekening de vervulling van de voorwaarde niet in de weg staat.
De rechtbank neemt over wat zij in conventie heeft overwogen. Dit leidt tot de slotsom dat er geen sprake is van een tekortkoming die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt en er geen bedrag voor toewijzing ten gunste van Y in aanmerking komt dan de € 270,- die al zijn verrekend in conventie. De reconventionele vordering zal dan ook worden afgewezen. Y zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure in reconventie worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank
In conventie
veroordeelt Y om aan X een bedrag van € 4.406,12 (vierduizendvierhonderdenzes euro en twaalf cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag van 11 februari 2003 tot de dag van betaling;
veroordeelt Y in de kosten van deze procedure; deze kosten worden, voorzover tot op heden aan de zijde van X gevallen, bepaald op € 313,20 wegens verschotten en € 993,- wegens salaris procureur;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
In reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Y in de kosten van deze procedure; deze kosten worden, voorzover tot op heden aan de zijde van X gevallen, bepaald op € 331,- wegens salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr J.D.A. den Tonkelaar en uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2004.
de griffier de rechter