ECLI:NL:RBARN:2004:AO4325

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/2068 WAO
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.H. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser, die werkzaam was als systeembeheerder. Eiser had geen bezwaren tegen het primaire besluit van het UWV, dat hem geschikt achtte voor zijn functie van systeembeheerder voor 19 uur per week. De rechtbank Arnhem moest beoordelen of het bestreden besluit van het UWV, dat de WAO-uitkering van eiser herzag naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, rechtens in stand kon blijven. De rechtbank concludeerde dat eiser ontvankelijk was in zijn beroep, omdat hij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit.

De rechtbank beperkte zich tot de vraag of het UWV op goede gronden had aangenomen dat eiser, ondanks zijn medische beperkingen, geschikt was voor de hem voorgehouden functies. Eiser was eerder arbeidsongeschikt geraakt door een fietsongeval en had sindsdien een medische urenbeperking. Na een herbeoordeling door een bezwaarverzekeringsarts, die de belastbaarheid van eiser had vastgesteld, concludeerde het UWV dat eiser niet meer volledig geschikt was voor zijn functie. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan eiser waren voorgehouden, in overeenstemming waren met zijn medische beperkingen en dat hij in staat was om deze functies uit te oefenen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat hij niet in staat was om de voorgehouden functies uit te oefenen. De rechtbank benadrukte dat de functies als algemeen geaccepteerde arbeid moesten worden beschouwd en dat eiser met deze functies een inkomen kon verdienen dat hem in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80% plaatste. De uitspraak werd gedaan door mr. F.H. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier F.W. Langhorst, op 13 februari 2004.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Reg.nr.: 02/2068 WAO
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 13 augustus 2002, uitgereikt door UWV USZO te Heerlen.
2. Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2000 heeft verweerder besloten eisers uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), sedert 13 januari 1999 berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, ongewijzigd voort te zetten.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het tegen dit besluit door eisers werkgever ingediende bezwaar gegrond verklaard en de WAO-uitkering met ingang van 3 februari 2000 herzien en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep bij de rechtbank ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. De werkgever van eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als partij aan het geding deel te nemen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 23 januari 2004. Partijen zijn daar, na voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
3. Overwegingen
Eiser was (voltijds) werkzaam als plaatsvervangend hoofd administratie/plaatsvervangend rekenplichtige bij de justitiële inrichting "[inrichting]”. In 1992 is eiser ten gevolge van een fietsongeval uitgevallen. Omdat volledig herstel uitbleef heeft de bedrijfsarts eiser een medische urenbeperking opgelegd. Eiser is bij zijn eigen werkgever herplaatst in de functie van systeembeheerder voor 19 uur per week. Aan eiser is door het (voormalige) Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) een invaliditeitspensioen toegekend, berekend naar een mate van invaliditeit van 45 tot 55%, welke uitkering per 1 januari 1996 is omgezet in een WAO-conforme en per 1 januari 1998 in een reguliere WAO-uitkering naar eenzelfde arbeidsongeschiktheidspercentage. In het kader van een vijfdejaars-herbeoordeling is de WAO-uitkering ingaande 13 januari 1999 herzien en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Naar aanleiding van een ziekmelding van eiser op 3 januari 2000 is verweerder verzocht eisers arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen, waarna het primaire besluit is genomen.
Eisers werkgever heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. In het kader van de behandeling van dit bezwaar is eiser onderzocht door een bezwaarverzekeringsarts en voorts heeft op verzoek van verweerder een neurologisch en neuro-psychologisch onderzoek plaatsgevonden. De bezwaarverzekeringsarts heeft vervolgens het belastbaarheidspatroon voor eiser bijgesteld, waarna de bezwaararbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiser niet meer (volledig) geschikt is voor de functie van systeembeheerder. Met het oog daarop zijn aan eiser vijf functies voorgehouden die hij met zijn door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde beperkingen zou kunnen uitoefenen. Op grond van de mediane verdiensten in deze functies is eiser ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65-80%. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers WAO-uitkering in die zin per 3 februari 2000 herzien.
De rechtbank overweegt allereerst het volgende.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een op bezwaar of in administratief beroep genomen besluit door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt of administratief beroep te hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit.
Op grond van de gedingstukken moet worden vastgesteld dat eiser geen bezwaren had tegen het primaire besluit, dat uitging van een geschiktheid voor zijn laatst uitgeoefende functie van systeembeheerder gedurende 19 uur per week. Eiser is kan dan ook niet worden verweten geen bezwaar tegen het primaire besluit te hebben gemaakt, zodat hij ontvankelijk is in zijn beroep.
De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit rechtens in stand kan blijven. Gelet op de inhoud van het beroepschrift dient de rechtbank zich hierbij te beperken tot het antwoord op de vraag of verweerder op goede gronden heeft aangenomen dat eiser ondanks zijn medische beperkingen geschikt is te achten voor de hem voorgehouden functies.
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is, kort weergegeven, degene die op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 85% te verdienen van het inkomen dat een met hem of haar wat betreft opleiding en arbeidservaring vergelijkbare gezonde persoon kan verwerven.
Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiser heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op zijn verdienvermogen.
Gelet op bovengenoemde medische gegevens, waaronder het rapport van de neuroloog R.M. Boone, is de rechtbank van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder vastgestelde belastbaarheid van eiser per 3 februari 2000. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat eiser op de in geding zijnde datum niet langer geschikt was voor de (volledige) vervulling van zijn eigen functie - in welk geval een schatting op de feitelijk verrichte werkzaamheden niet (meer) is aangewezen - en dat eiser in staat moest worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde beperkingen.
De in het kader van het arbeidskundig onderzoek geduide functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming is met de vastgestelde beperkingen. De overschrijdingen van de belastbaarheid op enkele aspecten zijn door de bezwaarverzekeringsarts toelaatbaar geacht en zulks is door eiser niet gemotiveerd bestreden. Aan eisers stelling dat hij niet tot het uitoefenen van die functies in staat zou zijn, moet dan ook worden voorbijgegaan, nu zulks niet is onderbouwd met nadere medische informatie.
De functies zijn ook overigens te beschouwen als algemeen geaccepteerde arbeid waartoe eiser met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt voorts dat eiser met deze een zodanig inkomen kan verdienen dat hij voor 65 tot 80% arbeidsongeschikt in zin van de WAO moet worden beschouwd.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. F.H. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van F.W. Langhorst, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2004.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 13 februari 2004