ECLI:NL:RBARN:2004:AO3537
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de WAO en de ingangsdatum van uitkering in het licht van maatschappelijke opvattingen over ziekte
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 6 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres A. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de ingangsdatum van een WAO-uitkering. Eiseres had een uitkering aangevraagd die met terugwerkende kracht zou moeten ingaan, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van de wettelijke bepalingen die stellen dat een uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum. Eiseres voerde aan dat de maatschappelijke opvattingen over aids in de periode van haar aanvraag een bijzondere omstandigheid vormden, waardoor zij niet eerder een uitkering had kunnen aanvragen. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de opvattingen over aids waren veranderd, dit niet betekende dat eiseres niet in staat was geweest om tijdig melding te maken van haar klachten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een bijzonder geval en dat het UWV in redelijkheid had kunnen besluiten om de ingangsdatum van de uitkering niet te vervroegen.
Daarnaast betwistte eiseres het percentage arbeidsongeschiktheid dat door het UWV was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het UWV de resterende verdiencapaciteit van eiseres correct had vastgesteld op basis van haar feitelijke inkomen en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres in de toekomst meer zou verdienen dan op dat moment het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de WAO en de beoordeling van bijzondere omstandigheden in relatie tot maatschappelijke opvattingen.