ECLI:NL:RBARN:2004:AO2971

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/090317-03
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, doodslag en diefstal in Arnhem met terbeschikkingstelling

Op 4 februari 2004 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van de verkrachting en doodslag op een 50-jarige vrouw, gepleegd in haar woning in juli 2003. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De feiten vonden plaats op 2 juli 2003, toen de verdachte de woning van het slachtoffer binnenging met een huissleutel die hij had gekregen voor werkzaamheden. Hij heeft het slachtoffer op gruwelijke wijze verkracht, haar van het leven beroofd door haar te wurgen met een ceintuur, en vervolgens haar portemonnee gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook eerder, in 1990, een verkrachting had gepleegd en dat hij in juni 2003 een mishandeling had uitgevoerd. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een gemengde persoonlijkheidsstoornis heeft en cocaïne-afhankelijk is, wat bijdraagt aan het recidivegevaar. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de maatschappij te beschermen door een lange gevangenisstraf op te leggen en de maatregel van TBS te bevelen. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om een schadevergoeding van € 7.463,71 te betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090317-03
Datum zitting : 21 januari 2004
Datum uitspraak : 4 februari 2004
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir. Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman: mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegestane vordering nadere omschrijving telastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 juli 2003 te Arnhem, opzettelijk H.W.M. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk een ceintuur (van een badjas) vier maal, in elk geval meermalen, strak om de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft gewonden en/of heeft aangetrokken en/of (vervolgens) heeft vastgezet met een knoop, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig(e) strafbaar feit(en), te weten: het (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen van H.W.M. [slachtoffer] tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], namelijk het
(telkens) met de penis binnendringen in de anus van die [slachtoffer],
welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of
andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk
de woning van die [slachtoffer] is binnengedrongen en/of zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/gelegd en/of een sjaal om het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] heeft gewikkeld en/of die sjaal (vervolgens) heeft aangetrokken en/of heeft vastgeknoopt en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] van de trap af heeft
gesleept/getrokken en/of de handen van die [slachtoffer] met een slip/string op haar rug heeft gebonden en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gedraaid en/of een been/de benen van die [slachtoffer] heeft opgetild, en/ofhet met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (aan de [adres]) wegnemen van een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan H.W.M. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van een sleutel, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat/die feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks 02 juli 2003 te Arnhem, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid H.W.M. [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het (telkens) met de penis binnendringen in de anus van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk de woning van die [slachtoffer] is binnengedrongen en/of zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/gelegd en/of een sjaal om het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] heeft gewikkeld en/of die sjaal (vervolgens) heeft aangetrokken en/of heeft vastgeknoopt en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] van de trap af heeft gesleept/getrokken en/of de handen van die [slachtoffer] met een slip/string op haar rug heeft gebonden en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gedraaid en/of een been/de benen van die [slachtoffer] heeft opgetild;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks 02 juli 2003 te Arnhem, (telkens) met H.W.M. [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het (telkens) met zijn penis binnendringen in de anus van die [slachtoffer];
3.
hij op of omstreeks 02 juli 2003 te Arnhem, tussen ongeveer 03.50 uur en 05.10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan H.W.M. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van een sleutel;
4.
hij in of omstreeks het jaar 1990 te 's-Gravenhage, door geweld en/of bedreiging met geweld een vrouw, te weten A. [slachtoffer], heeft gedwongen met hem buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft gepakt en/of de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of die [slachtoffer] op het bed heeft gegooid/geduwd en/of zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft
gedrukt/gelegd (om haar het schreeuwen/gillen te beletten);
5.
hij op of omstreeks 07 juni 2003, althans in of omstreeks de maand juni 2003
te Arnhem, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten M.N.J. [slachtoffer]), een of meermalen heeft geslagen en/of gestompt en/of heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 januari 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij], wonende [adres], die vordert dat verdachte wordt veroordeeld aan haar te betalen een bedrag van
€ 7.463,71 aan schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) jaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat ten aanzien van verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden bevolen.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 7.463,71 wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 149 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 02 juli 2003 te Arnhem, opzettelijk H.W.M. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk een ceintuur (van een badjas) vier maal strak om de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft gewonden en heeft aangetrokken en (vervolgens) heeft vastgezet met een knoop, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten:
het (telkens) door geweld dwingen van H.W.M. [slachtoffer] tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], namelijk het
(telkens) met de penis binnendringen in de anus van die [slachtoffer],
welk geweld
hierin heeft bestaan dat verdachte opzettelijk
de woning van die [slachtoffer] is binnengedrongen en zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/gelegd en een sjaal om het hoofd en de nek van die [slachtoffer] heeft gewikkeld en die sjaal (vervolgens) heeft aangetrokken en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en de handen van die [slachtoffer] met een slip/string op haar rug heeft gebonden en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gedraaid en een been van die [slachtoffer] heeft opgetild,
en welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd van enig strafbaar feit, te weten:
het met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (aan de [adres]) wegnemen van een portemonnee met inhoud, toebehorende aan H.W.M. [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van een sleutel,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die feit voor te bereiden of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
2.
hij op 02 juli 2003 te Arnhem, (telkens) door geweld H.W.M. [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het (telkens) met de penis binnendringen in de anus van die [slachtoffer], welk geweld hierin heeft bestaan dat verdachte opzettelijk de woning van die [slachtoffer] is binnengedrongen en zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/gelegd en een sjaal om het hoofd en de nek van die [slachtoffer] heeft gewikkeld en die sjaal (vervolgens) heeft aangetrokken en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en de handen van die [slachtoffer] met een slip/string op haar rug heeft gebonden en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gedraaid en een been van die [slachtoffer] heeft opgetild;
3.
hij op 02 juli 2003 te Arnhem, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan H.W.M. [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van een sleutel;
4.
hij omstreeks het jaar 1990 te 's-Gravenhage, door geweld een vrouw, te weten A. [slachtoffer], heeft gedwongen met hem buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft gepakt en de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en die [slachtoffer] op het bed heeft geduwd en zijn hand(en) op de mond van die [slachtoffer] heeft
gedrukt/gelegd (om haar het schreeuwen/gillen te beletten);
5.
hij op 07 juni 2003,
te Arnhem, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten M.N.J. [slachtoffer]), een of meermalen heeft geslagen en/of gestompt en heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
doodslag gevolgd en voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die feiten voor te bereiden of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
feit 2 en feit 4, telkens:
verkrachting;
feit 3:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
feit 5:
mishandeling
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
H.D. Sierink, psychiater, en P.E. Geurkink, psycholoog, beiden verbon-den aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht (Psychiatrische Observatie-kliniek) hebben op 14 januari 2004 omtrent verdachte een rapport uitgebracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten was verdachte lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 14 oktober 2003;
- een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, gedateerd 25 september 2003, betreffende verdachte;
- de hiervoor onder 5 genoemde multidisciplinaire rapportage.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde doodslag, twee verkrachtingen, een gekwalificeerde diefstal en een mishandeling.
Verdachte heeft omstreeks 1990 een toen 56-jarige vrouw, die een voormalige buurvrouw en goede vriendin van zijn moeder was, in haar eigen woning verkracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een zeer grove inbreuk heeft gemaakt op de integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer ondervindt thans nog steeds de gevolgen van dit ernstig traumatiserende feit, en wel in zo ernstige mate dat zij nog steeds nauwelijks in staat is om te praten over wat haar is overkomen en haar voordeur bijna niet durft te openen.
Dertien jaar later heeft verdachte een 50-jarige vrouw, voor wie hij bestratingswerkzaamheden verrichtte, eveneens in haar eigen woning op zeer gruwelijke wijze verkracht, van het leven beroofd en bestolen. Verdachte is ’s nachts naar de woning van het slachtoffer gegaan en is deze woning binnengegaan met behulp van de huissleutel die hij ten behoeve van de werkzaamheden in zijn bezit had. Verdachte is, naar eigen zeggen, door het slachtoffer overlopen, waarbij het slachtoffer hem zou hebben herkend. Verdachte heeft geen enkele reden kunnen of willen geven waarom hij toen de woning niet heeft verlaten. In plaats daarvan is tussen verdachte en het slachtoffer een worsteling ontstaan. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer een door hem meegenomen sjaal om de hals gewonden en heeft deze sjaal aangetrokken.
Verdachte heeft vervolgens de handen van het slachtoffer op de rug gebonden en heeft haar op gruwelijke wijze verkracht. Verdachte heeft deze vrouw heel vernederend meermalen anaal gepenetreerd waarbij hij, naar zijn zeggen, zo ruw tekeer is gegaan dat haar lichaam over het hele bed heen bewoog en verschillende letsels bekwam. De patholoog rapporteert dat het slachtoffer toen nog leefde.
Daarna heeft verdachte de sjaal losgemaakt en het slachtoffer met de ceintuur van haar badjas gewurgd en gedood. Bij het verlaten van de woning heeft verdachte de portemonnee van het slachtoffer meegenomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige delicten, waarbij hij niet alleen de integriteit en het vertrouwen van de slachtoffers heeft geschonden, maar ook gevoelens van groot verdriet, woede en verslagenheid bij het eerste slachtoffer en bij de nabestaanden van het tweede slachtoffer teweeg heeft gebracht waarmee zij nog lang zullen worden geconfronteerd. Bovendien, zo meent de rechtbank, leveren dergelijke ernstige feiten en de wijze waarop deze zijn gepleegd, algemener gezien, in de samenleving gevoelens van grote onveiligheid op, hetgeen ook in de straftoemeting tot uitdrukking moet komen.
De rechtbank neemt het verdachte daarnaast zeer kwalijk dat hij vrijwel direct na de door hem gepleegde feiten in de nacht van 2 juli 2003 gewoon met zijn vrouw op vakantie is gegaan alsof er niets was gebeurd. Dit is evident in strijd met zijn verklaring ter terechtzitting dat hij zich bij de politie had willen melden. Ook na zijn aanhouding bij terugkeer op Schiphol heeft verdachte pas tijdens het zestiende verhoor, en nadat hij met de resultaten van het DNA-onderzoek was geconfronteerd, een bekennende verklaring afgelegd.
Het een en ander wringt te meer nu verdachte ook na de verkrachting omstreeks 1990 nooit serieus hulp heeft gezocht voor zijn
(verslavings-)problematiek en, weliswaar met tussenpozen, cocaïne is blijven gebruiken, terwijl naar eigen zeggen ook die eerste verkrachting te wijten was aan zijn cocaïnegebruik.
De rechtbank is van oordeel dat de maatschappij voor langere duur beschermd dient te worden zodat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zij een gevangenisstraf van lange duur zal opleggen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met voormeld deskundigenrapport waarin ten aanzien van het eventuele recidivegevaar het volgende is opgenomen:
“Er is bij betrokkene sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis die zich het best laat beschrijven als een borderline persoonlijkheidsstructuur met dwangmatige afweer en enige narcistische en antisociale trekken. Tevens is er sprake van cocaïne-afhankelijkheid. Betrokkene heeft zich onvoldoende zelfstandig weten te ontwikkelen waardoor hij sterk afhankelijk is van anderen en gevoelig voor verlating. (…) De recidivekans voor soortgelijke feiten is groot. Betrokkene kan slecht alleen zijn. Hij heeft altijd en ook snel nieuwe relaties gezocht en in deze relaties zal hij zich op vergelijkbare wijze opstellen”. De deskundigen adviseren derhalve betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Een minder verstrekkend juridisch kader achten zij voor verdachte niet passend vanwege de aard en de ernst van zijn stoornis.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen tevens het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist, met daarbij het bevel tot verpleging van overheidswege. Nu voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden daartoe, zal de rechtbank dat ook doen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is niet betwist door verdachte. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Voor de toegewezen vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1, 10, 27, 36f, 37a, 37b, 57, 63, 242, 242 (oud), 287, 288, 300, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij .
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij], wonende [adres], te betalen
€ 7.463,71 (zegge: zevenduizend vierhonderd en drieënzestig euro en éénenzeventig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 7.463,71 subsidiair 149 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende [adres], te betalen € 7.463,71 (zegge: zevenduizend vierhonderd en drieënzestig euro en éénenzeventig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 149 dagen, met dien verstande dat
de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. N.W. Huijgen, vice-president, als voorzitter,
mr. R.H. Koning, rechter,
mr. W.J. Vierveijzer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.G. Eskes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2004.