ECLI:NL:RBARN:2003:AO5199

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98295 / HA ZA 03-547
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsverplichting en getuigenverklaringen in overeenkomstenrecht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, stond de betalingsverplichting van de besloten vennootschap Z.F. Furniture BV centraal. De eiseres, MASTROTTO ITALIA SPA, had een vordering ingesteld tegen Furniture, waarbij de kern van het geschil draaide om de afspraken die gemaakt waren over de betaling voor geleverde goederen. Tijdens de procedure werd een getuigenverhoor gehouden, waarbij getuige Y verklaarde dat er afspraken waren gemaakt over de betaling, die afhankelijk was van een betaling door een derde partij, X. Y's verklaring werd ondersteund door andere getuigen, waaronder Z, die bevestigden dat de betaling aan MASTROTTO pas zou plaatsvinden nadat X had betaald aan Furniture.

De rechtbank overwoog dat de verklaringen van Y en Z consistent waren en dat de getuigenverklaringen van W, die voor MASTROTTO optrad, minder geloofwaardig waren. W had verklaard dat er geen afspraken waren gemaakt over de betaling, maar de rechtbank vond deze verklaring onwaarschijnlijk, vooral gezien de context van de getuigenverklaringen en de schriftelijke verklaring van V, die ook bevestigde dat de betaling afhankelijk was van de betaling door X.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat Furniture niet verplicht was om te betalen aan MASTROTTO, omdat de voorwaarden voor betaling niet waren vervuld. De vordering van MASTROTTO werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde MASTROTTO in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contractuele relaties en de rol van getuigenverklaringen in het bewijsproces.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 98295 / HA ZA 03-547
Datum vonnis: 10 december 2003
Vonnis
in de zaak van
overige
MASTROTTO ITALIA SPA,
gevestigd te Arzignano,
eiseres,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. I.A. van Rooij te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Z.F. FURNITURE BV,
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
procureur mr. M.A.P. van Vugt.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 30 juli 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis heeft getuigenverhoor plaatsgevonden en is een comparitie van partijen gehouden. De processen-verbaal daarvan bevinden zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
In het tussenvonnis is overwogen dat Furniture van haar betalingsverplichting is ontslagen als komt vast te staan dat zij de factuur van Mastrotto slechts zou behoeven te voldoen indien en nadat de factuur van haar aan X zou zijn betaald. Vervolgens is dit haar te bewijzen opgedragen.
In zijn getuigenverhoor is Y gebleven bij wat hij op de comparitie van 18 juli 2003 had gezegd. Daar heeft Y over de afspraken voor betaling verklaard: “Wij hebben afgesproken dat wij pas zouden betalen als X betaald had aan ons. Volgens mij hebben wij niet besproken wat er zou gebeuren als X niet betaalde, maar wij zijn bereid te bewijzen dat afgesproken was dat wij niet zouden betalen als X niet betaalde.”
Dit lijkt innerlijk tegenstrijdig. De rechtbank overweegt echter dat deze verklaring, evenals zijn andere, kennelijk zijn beïnvloed door het haar in de loop van een aantal mondelinge behandelingen steeds duidelijker geworden feit dat Y, ofschoon Nederlands sprekend, moeite heeft met de taal. Zijn bedoeling is bij navraag steeds duidelijk - die stemt overeen met het standpunt van Furniture - , en het komt de rechtbank niet juist voor hem vervolgens te ‘vangen’ op woorden waarmee hij kennelijk moeite heeft. Hij heeft dus niet voor Furniture iets te bewijzen aangeboden waarin hij zelf niet geloofde.
Furnitures administrateur Z heeft als getuige met nadruk verklaard dat overeengekomen was dat Furniture Mastrotto zou betalen niet als of wanneer, maar indien X aan Furniture betaalde. Dit zou hij hebben gehoord in een gesprek tussen Y en W waar hij bij zat.
W, agent voor Mastrotto, heeft vervolgens als getuige onder meer verklaard: “Door dit alles had V geen tijd om de zaak (de koop van leer door X, de rechtbank) te regelen en werd besloten dit via Z.F. te doen. Het voorstel hiervoor kwam van V. Op zijn initiatief is er toen een overeenkomst met Z.F. gesloten. De gegevens voor de facturering, aanleveradres en B.T.W. nummer heb ik bij Z.F. gehaald. (…). Wij hebben van tevoren niet gepraat over de betaling van X aan Z.F.. Daar stond Mastrotto immers buiten. Ik heb alleen een gesprek gehad met de heer Y toen ik bericht had gekregen dat er niet betaald werd. (…) Er is per se niet voordat er geleverd werd door mij met de heer Y gesproken over de betaling en wat er zou gebeuren als X niet betaalde.”
Y heeft vervolgens ter comparitie verklaard van tevoren, eind 2000, met W over de levering aan X en de daarvoor te sluiten overeenkomst(en) te hebben gesproken, ook over de betaling die pas zou plaatsvinden als X aan Furniture betaald had.
De getuigenverklaringen van Y en Z en Ys verklaringen ter comparitie stemmen met elkaar overeen. Een schriftelijke verklaring van V, die ter gelegenheid van de zitting van 26 november 2003 door Furniture aan Mastrotto en de rechtbank is gezonden, sluit daar bij aan. Hij verklaart dat met W afgesproken was dat er een betaling zou plaatsvinden door Furniture aan Mastrotto als het leer door X was goedgekeurd en aan Furniture betaald.
W lijkt hiervan af te wijken waar hij verklaart niet met Y te hebben gesproken voordat er geleverd werd (“Ik heb alleen een gesprek gehad met de heer Y toen ik bericht had gekregen dat er niet betaald werd”). Dit is echter in hoge mate onwaarschijnlijk, waar Mastrotto zich tevens op het standpunt stelt juist met Furniture te hebben gecontracteerd. Bovendien staat zijn verklaring ‘De gegevens voor de facturering, aanleveradres en B.T.W. nummer heb ik bij Z.F. gehaald’ hier haaks op. Ws verklaring ten aanzien van de inhoud het van tevoren met Y gevoerde gesprek verliest hiermee aan geloofwaardigheid.
De rechtbank gaat er op grond van de verklaringen van Y, Z en W vanuit dat er wél van tevoren tussen Y en W is gesproken over de overeenkomst. Deze getuigen spreken over verschillende onderdelen van de inhoud van dat gesprek, waarbij de rechtbank op grond van het hiervoor overwogene passeert dat W heeft verklaard dat er niet is gesproken over de betaling en wat er zou gebeuren als X niet betaalde. Dan blijven over de verklaringen van Z en Y, gesteund door V’s brief, en er op neerkomend dat overeengekomen was dat Furniture niet aan Mastrotto zou betalen voordat X aan haar betaald had. Furniture is dus in haar bewijs geslaagd.
De reeds in het tussenvonnis van 30 juli 2003 getrokken conclusie hieruit is dat er thans op Furniture geen betalingsverplichting ligt. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiser in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende,
wijst de vordering af,
veroordeelt Mastrotto in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Furniture bepaald op € 1.746,50 voor salaris en op € 390,- voor verschotten,
Gewezen door mr J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter in tegenwoordigheid van de griffier op woensdag 10 december 2003.
de griffier de rechter