Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 80814 / HA ZA 01-2011, 81237 / HA ZA 01-2085, 86885 / HA ZA 02-709
Datum vonnis: 24 december 2003
in de zaak 80814 / HA ZA 01-2011 van
X,
handelende onder de naam DCM Handelsonderneming,
wonende te
eiser,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. R. Evers te Rotterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
D.T.S. DUTCH TRANSPORT SERVICES B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar Italiaans recht
INTERTRASPORT S.P.A.,
gevestigd te 24020 Gorle, Italië,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. M. van Tuijl te Rotterdam,
3. de rechtspersoon naar Italiaans recht
INTERTRASPORT S.P.A.,
gevestigd te 24050 Grassobbio, Italië,
niet verschenen
4. de rechtspersoon naar Italiaans recht
SIRAL S.P.A.,
gevestigd te 25065 Lumezzane S.S.-Brescia, Italië,
niet verschenen,
5. de rechtspersoon naar Italiaans recht
INOX VITI SNC DI CATTINORI,
gevestigd te 24064 Grumello del Monte (BG), Italië,
niet verschenen,
6. de rechtspersoon naar Italiaans recht
GRAND SOLEIL S.P.A.
gevestigd te 46013 Canneto s/Oglio (MN), Italië,
niet verschenen,
7. de rechtspersoon naar Italiaans recht
CARCANO ANTONIO S.P.A.
gevestigd te 23826 Mandello del Lario (Lecco), Italië,
niet verschenen,
8. de rechtspersoon naar Italiaans recht
ROMANO S.P.A.,
gevestigd te 73046 Matino (LE), Italië,
niet verschenen,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARLISLE HARDCAST EUROPE B.V.,
handelende onder de naam Hardcast,
gevestigd te Weesp,
niet verschenen,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DANZAS FASHION FAXION B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
niet verschenen,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAGNAFARMA B.V.,
gevestigd te Zaandam,
niet verschenen,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PATIO B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NKF KABEL B.V.
gevestigd te Farmsum, gemeente Delfzijl,
niet verschenen,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.S.F. HARTMAN’S SAMENWERKENDE FABRIEKEN B.V.,
gevestigd te Loo,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAMOS HOLLAND B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
niet verschenen,
gedaagden.
in de zaak 81237 / HA ZA 01-2085 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
D.T.S. DUTCH TRANSPORT SERVICES B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
tegen
1. X,
handelende onder de naam DCM Handelsonderneming,
wonende te
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. R. Evers te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar Italiaans recht
INTERTRASPORT S.P.A.,
gevestigd te 24020 Gorle, Italië,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. M. van Tuijl te Rotterdam,
gedaagden,
en in de zaak 86885 / HA ZA 02-709 van
de rechtspersoon naar Italiaans recht
INTERTRASPORT S.P.A.,
gevestigd te 24020 Gorle, Italië,
eiseres,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. M. van Tuijl te Rotterdam,
1. de rechtspersoon naar Italiaans recht
ROMANO S.P.A.,
gevestigd te 73046 Matino (LE), Italië,
niet verschenen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
D.T.S. DUTCH TRANSPORT SERVICES B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
4. X,
handelende onder de naam DCM Handelsonderneming,
wonende te
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. R. Evers te Rotterdam,
gedaagden.
De verschenen partijen zullen X, DTS en Intertrasport worden genoemd.
1. Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedures tot aan het tussenvonnis van 26 maart 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1 DTS en Intertrasport hebben vanaf 1996 samengewerkt met betrekking tot groupagevervoer tussen Nederland en Italië. Uit een brief van Intertrasport aan DTS van 20 juni 1996 worden de navolgende passages geciteerd (sommige passages zijn niet goed leesbaar):
“We have agreed to begin immediately a co-operation between our two companies for a good groupage service on-wheel Italy / Holland / Italy.
We have already given you a copy of the agreed general rates + distribution charges. T.H.C., fixed charges, international transport’s, CEST’s, trailer cost and special rates.
We have given you also 2 lists of nominatives of Dutch customers which you have to contact urgently because the traffics are paid in Holland and con(trol?)led by our ex partner.
From our part we’ll make the same with the Italian customers and we look forward to [receiving] from your part a list with your customers names for traffics paid in Italy.
We have agreed to effect both the greatest commercial effort to secure to customers a groupage service with regular and fixed departures on Tuesday and Friday from our terminal in Gorle and your terminal in Ede with the object to increase it in the shortest possible time.
The trailers will be booked for the moment bij D.T.S. to the agreed freight cost included in the general tarif in your hands.
From our part we are contacting Italian carriers to secure an Italian tra(iler?) that can leave from Gorle on Tuesday evening and load in Holland in Friday. (We?) will keep you informed.
As regards the general agreements, we specify:
- Hfl 30 for the fixed charges will be reciprocally debited as follows:
South / North: Intertrasport will debit this amount to DTS for the consignments with delivery ex works
North / South: DTS will debit this amount to Intertrasport for the consignments with delivery ex works
- C.O.D.
No debit for C.O.D.
The [responsibility] and eventual consequences for no collection of C.O.D. (will?) be of the partner who doesn’t respect the order he receives.
The consignments can’t be returned to the sender partner failing of written agreement.
- Insurance: No debit
Transports will be effected on CMR’s basis.
(…)
2.2 DTS heeft in een ongedateerde brief van vermoedelijk rond de jaarwisseling 1996/1997 over de kosten onder meer het navolgende bericht:
“Proposal agreement North - South per 01.01.1997.
- 500Kg Dfl. 10,-
501 - 1000Kg - 15,-
1001 - 5000Kg - 25,-
Above 5000Kg - 50,-
Complete truck: - 100,-
For the shipments ex works DTS will charge Intertrasport.
For the shipments fr. del. Intertrasport will charge DTS.
COLLECTION AND DELIVERY COSTS IN THE NETHERLANDS AND LOMBARDIA.
Minimum = 200 kg. Dfl. 35,-
- 300 Kg. - 40,-
- 400 Kg. - 50,-
401 Kg. and more - 12,- / 100 Kg.
Shipments from 2500 Kg.: in consultation
Dfl. 3,00 / 100 Kg. real weight.
COSTS DEPOT - DEPOT - BORDER: NO AMETA!
Terminal - Terminal Costs: Dfl. 14,- / 100 Kg.
General: 1 LM = 1700 Kg.
1 M3 = 300 Kg.
2.3 Voor het vervoer Zuid - Noord is er een soortgelijk prijsoverzicht opgesteld.
2.4 X is een eigen rijder. Hij vervoerde in 2001 regelmatig goederen op basis van opdrachten van DTS.
2.5 Op donderdag 27 en vrijdag 28 september 2001 heeft X op basis van een op 26 september 2001 gegeven opdracht door DTS op drie plaatsen in Italië goederen geladen om te worden afgeleverd op het bedrijfsterrein van DTS in Veenendaal. Het gaat om de volgende goederen:
1. 9 kratten aluminium, gewicht 3.256 kg, afzender Carcano Antonio SpA, geadresseerde Carlisle Hardcast Europe B.V.,
2. 1 pallet aluminium, gewicht 620 kg, afzender Carcano Antonio SpA, geadresseerde Magnafarma B.V.,
3. 2 dozen boeken, gewicht 33 kg, afzender Elemond SpA, geadresseerde Boekhandel Athenaeum,
4. 1 doos reserveonderdelen, gewicht 7 kg, afzender Semicroelectronics Srl, geadresseerde Varian Logistics Center,
5. 37 dozen tuinmeubelen, gewicht 1.305,5 kg, afzender Grand Soleil SpA, geadresseerde Patio B.V.,
6. 1 krat onderdelen, gewicht 610 kg, afzender Fast Srl, geadresseerde Hunting Oil Fields B.V.,
7. 368 dozen kleding, gewicht 5.247,5 kg, afzender Romano SpA, geadresseerde Dockers Europe B.V. of Danzas Fashion Faxion B.V,
8. 1 krat aluminium profielen, gewicht 391 kg, afzender Carcano Antonio SpA, geadresseerde N.K.F. Kabel B.V.,
9. 357 dozen huishoudwaterkranen, gewicht 7.129 kg, afzender Siral SpA, geadresseerde H.S.F. B.V.,
10. 8 pallets draadeinden, ringen en moeren, gewicht 4.812 kg, afzender Inox Vitii SNC di Cattinori, geadresseerde Hamos Holland B.V..
2.6 Voor de goederen, genoemd onder 1, 5, 9 en 10 zijn aparte CMR-vrachtbrieven opgemaakt, waarop telkens DTS als vervoerder staat vermeld, en als inlaadadressen Lumezzane, Chiuduno(?) en Grassobio (het adres van Intertrasport) en als afleveradressen (de adressen van de geadresseerden in) Weesp, Waddinxveen, Duiven en Sliedrecht staan vermeld (nrs. EGN2/1070.2 t/m 5). Voor de overige goederen is één CMR-vrachtbrief opgemaakt, waarop Intertrasport als afzender en DTS als geadresseerde en vervoerder staan vermeld, waarin de lading is omschreven als 374 colli groupage en waarin als inlaadadres Grassobio en als afleveradres Veenendaal (het adres van DTS) staan vermeld (nr. EGN2/1070.1).
2.7 X heeft op zaterdagavond 29 september 2001 de trailer geparkeerd voor het laadperron op het afgesloten bedrijfsterrein van DTS, met de achterdeuren gekeerd naar het laadperron. Hij heeft de trailer niet vergrendeld met een kingpinslot. Hij is vervolgens met zijn trekker weggereden, nadat hij het hek van het bedrijfsterrein had afgesloten. X beschikte over een sleutel van het hek. Deze sleutel had hij drie weken tevoren ontvangen van DTS met de reden dat hij, als hij in het weekend aankwam met een kostbare lading, de trailer op het afgesloten bedrijfsterrein van DTS kon zetten. Vóór het transport, waar het hier om gaat, had X eenmaal eerder met gebruikmaking van de sleutel de volgeladen trailer op het terrein van DTS geparkeerd.
2.8 Op maandagochtend 1 oktober 2001 bleek dat de trailer was verdwenen en dat het hek was geforceerd. Tevens bleek een in de nabijheid van het bedrijfsterrein geparkeerde trekker te zijn gestolen. Later zijn de trekker en de trailer teruggevonden, evenals een deel van de lading. Een deur van de trekker bleek te zijn geforceerd.
3. Het geschil in de procedure met zaak-/rolnummer 80814 / HA ZA 01-2011
3.1 X vordert in de procedure met zaak-/rolnummer 80814 / HA ZA 01-2011 dat de rechtbank in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart dat gedaagden niet-ontvankelijk zijn in een eventuele schadevergoeding jegens hem, althans dat X jegens gedaagden niet aansprakelijk is voor de schade door de diefstal van de lading, althans dat deze aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag bedoeld in artikel 23 lid 3 CMR, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2 X stelt dat de lading is gestolen nadat hij de lading conform instructie had afgeleverd op het bedrijfsterrein van DTS. Omdat de schade is voorgevallen na de vervoerperiode is hij niet voor de schade aansprakelijk, zo stelt X.
3.3 DTS en Intertrasport voeren gemotiveerd verweer. De overige gedaagden zijn niet verschenen.
in de procedure met zaak-/rolnummer 81237 / HA ZA 01-2085
3.4 DTS vordert in de procedure met zaak-/rolnummer 81237 / HA ZA 01-2085 dat de rechtbank in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair voor recht verklaart dat Intertrasport niet-ontvankelijk is in een eventuele schadevergoeding jegens DTS, althans dat DTS niet aansprakelijk is tegenover Intertrasport voor de schade door de diefstal van de lading, althans dat DTS niet verder aansprakelijk is tegenover Intertrasport dan tot het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid bedoeld in artikel 11 FENEX-voorwaarden, althans bedoeld in artikel 23 lid 3 CMR, en subsidiair X te veroordelen tot betaling aan DTS van al hetgeen DTS verschuldigd mocht zijn ter zake van de verdwijning van de lading tegenover Intertrasport, althans aan derden, althans tot schadevergoeding nader op te maken bij staat, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.5 DTS stelt dat zij bij het transport is opgetreden als expediteur ten behoeve van Intertrasport. Zij stelt dat haar een beroep op expediteursovermacht toekomt, althans op vervoerdersovermacht, als zij als vervoerder zou worden aangemerkt. Voor het geval zij wel aansprakelijk zou zijn, stelt zij regres te hebben op X.
3.6 X en Intertrasport voeren gemotiveerd verweer.
in de procedure met zaak-/rolnummer 86885 / HA ZA 02-709
3.7 Intertrasport vordert in de procedure met zaak-/rolnummer 86885 / HA ZA 02-709 dat de rechtbank in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair voor recht verklaart dat Intertrasport optredend als expediteur niet aansprakelijk is jegens gedaagden voor de gestelde transportschade met betrekking tot de ontvreemde zending, subsidiair voor recht verklaart dat zij een beroep kan doen op de aansprakelijkheidsontheffing van artikel 17 lid 2 CMR, meer subsidiair (1) voor recht verklaart dat haar aansprakelijkheid niet verder reikt dan de aansprakelijkheidslimiet van artikel 23 lid 3 CMR, indien van aansprakelijkheid aan de zijde van Intertrasport jegens Romano en Dockers Europe B.V. (hierna: Dockers) zou moeten worden geconcludeerd, (2) DTS, althans X veroordeelt tot betaling van al hetgeen Intertrasport ter zake van de ontvreemde lading aan Romano en Dockers, althans aan derden verschuldigd mocht blijken te zijn, (3) DTS, althans X te veroordelen tot betaling van € 11.095,14, te vermeerderen met de rente verschuldigd op grond van artikel 27 CMR, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding. De vordering tegen X stelt Intertrasport in onder de voorwaarde dat de rechtbank oordeelt dat DTS als expediteur is opgetreden en subsidiair op grond van onrechtmatige daad.
3.8 Intertrasport stelt dat zij ter zake van de gestolen lading is opgetreden als expediteur en dat zij daarom niet aansprakelijk is voor de schade tengevolge van de diefstal. Voor het geval zij wel aansprakelijk zou zijn, heeft zij regres op DTS en X.
3.9 DTS en X voeren gemotiveerd verweer. Romano is niet verschenen.
4. De beoordeling in de zaken met zaak-/rolnummers 80814 / HA ZA 01-2011, 81237 / HA ZA 01-2085 en 86885 / HA ZA 02-709
Toepasselijke regelgeving, bevoegdheid, betekening en verstek
4.1 Het gaat hier om internationaal vervoer. Het CMR-verdrag is daarom van toepassing.
4.2 De rechtbank is bevoegd van de vorderingen kennis te nemen. De bevoegdheid ten aanzien van de tegen DTS en X ingestelde vorderingen berust op artikel 31 lid 1 sub a CMR j° artikel 126 sub 1 Rv (oud) - voor zover het procedures 01-2011 en 01-2085 betreft - of j° artikel 99 Rv - voor zover het procedure 02-709 betreft -, omdat DTS statutair is gevestigd in haar arrondissement en X zijn woonplaats heeft in haar arrondissement. De bevoegdheid ten aanzien van de tegen de overige gedaagden ingestelde vorderingen berust op artikel 31 lid 1 sub b CMR j° artikel 126 sub 5 Rv (oud) - voor zover het procedures 01-2011 en 01-2085 betreft - of j° artikel 107 Rv - voor zover het procedure 02-709 betreft -, omdat de plaatsen van aflevering (Veenendaal etc.) zijn gelegen in Nederland en omdat zij op grond van nationale wetgeving relatief bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.3 In de procedures 01-2085 en 02-207 is een aantal Italiaanse gedaagden niet verschenen, in de procedure 01-2085 ook niet na hernieuwde oproeping. Aan deze gedaagden is verstek verleend.
4.4 De advocaat van X heeft in de procedure 01-2011 aan zijn procureur bij brief van 23 april 2002 onder meer de uit Italië retour ontvangen dagvaardingsexploten van gedaagden onder 3 tot en met 8 gezonden en het heroproepingsexploot aan het adres van gedaagde onder 7. Deze brief is kennelijk aan de griffie doorgezonden, ofschoon de in de brief genoemde bijlagen zich niet in het dossier bevinden. De advocaat van X heeft bij brief van 24 april 2002 een kopie van het uit Italië terugontvangen heroproepingsexploot van gedaagde onder 3 rechtstreeks aan de griffie gezonden. Aan de hand van deze kopieën is echter, vooral door de onleesbare stempels, niet op te maken op welke wijze en op welke dag het heroproepingsexploot is betekend. De griffie heeft de procureur van X vervolgens telefonisch verzocht van de in Italië gevestigde gedaagden de terugontvangen heroproepingsexploten te ontvangen. Voor zover de rechtbank kan overzien is aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
4.5 In de procedure 02-709 is blijkens het uit Italië terugontvangen dagvaardingsexploot de dagvaarding van gedaagde onder 3 (Romano SpA) op 6 maart 2002 ten parkette betekend en eerst op 8 mei 2002 ten kantore van Romano. Romano was gedagvaard tegen 16 mei 2002.
4.6 Op grond van artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 1348/2000 van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken, Pb L 160/37 (hierna: de betekeningsverordening) dient de rechtbank, nu een aantal gedaagden niet is verschenen, zijn beslissing aan te houden, kort gezegd, totdat is gebleken dat van de dagvaarding betekening is gedaan conform de in Italië geldende voorschriften en dat die betekening zo tijdig is geschied dat de gedaagden gelegenheid hebben gehad verweer te voeren.
4.7 Dit betekent dat de rechtbank in de procedure 01-2011 X uitnodigt bij antwoordakte de uit Italië afkomstige heroproepingsexploten over te leggen, waarbij zij voor zover nodig aangeeft op welke wijze en op welke datum de heroproeping is geschied en bovendien zo tijdig voor de zitting van 25 april 2002, dat de gedaagden in de gelegenheid waren verweer te voeren. Blijkt dat de formaliteiten niet in acht zijn genomen, dan zal de rechtbank alsnog terugkomen van de reeds uitgesproken verstekverlening en bevelen dat de desbetreffende gedaagden alsnog volgens de bepalingen van de betekeningsverordening zullen worden opgeroepen. Gezien het zwaarwegende belang dat is gemoeid met de nauwkeurige controle van de oproeping van de gedaagde, vooral in verband met het beginsel van hoor en wederhoor, dient een te voorbarig uitgesproken verstekverlening te worden gecorrigeerd, als nadien is gebleken dat aan de oproeping gebreken kleefden.
4.8 Dit betekent ook dat in de procedure 02-709 de betekening van de dagvaarding aan Romano op 8 mei 2002 tegen de zitting van 16 mei 2002 te weinig tijd aan Romano liet voor het voeren van verweer. De rechtbank zal daarom terugkomen van haar beslissing tot verstekverlening aan Romano en Intertrasport toestaan Romano opnieuw op te roepen. Zij zal daarmee wachten, totdat X de rechtsoverweging 4.7 verlangde gegevens heeft overgelegd.
4.9 De hoofdregel is dat het verweer van de verschenen gedaagde in beginsel niet ten voordele strekt van de niet verschenen gedaagde (HR 28 mei 1999, NJ 2000, 290). Dit betekent dat de vorderingen tegenover de niet verschenen gedaagden zullen worden toegewezen (behoudens het overwogene in rechtsoverweging 4.36), tenzij de rechtbank zou worden genoodzaakt tegenstrijdige verklaringen voor recht uit te spreken in de verschillende procedures over de rechtsverhoudingen tussen met name DTS enerzijds en de niet verschenen partijen anderzijds. In haar eindvonnis zal de rechtbank bezien in hoeverre in dit geval een uitzondering op de hoofdregel zal moeten worden gemaakt.
4.10 Partijen twisten over de vraag of DTS is opgetreden als expediteur of als vervoerder. DTS stelt dat zij van Intertrasport de opdracht heeft gekregen de bewuste ladingen te doen vervoeren, waarna zij als expediteur aan X opdracht heeft gegeven tot het vervoeren van de bewuste ladingen.
4.11 Intertrasport heeft onweersproken gesteld dat een aantal van de zendingen in opdracht en voor rekening en risico van de Italiaanse afzenders werd vervoerd, dat Intertrasport namens deze afzenders overeenkomsten met DTS heeft gesloten, dat de overige zendingen voor rekening en risico van de Nederlandse geadresseerden werden vervoerd en dat DTS met deze geadresseerden overeenkomsten heeft gesloten.
4.12 Intertrasport heeft niet aangegeven om welke afzenders en geadresseerden het gaat. Zij heeft wel gesteld dat zij niet kan beoordelen of DTS tegenover Dockers is opgetreden als expediteur of niet. Dat doet vermoeden dat ten aanzien van de goederen die op basis van verzamelvrachtbrief EGN2/1070.1 zijn vervoerd, waaronder de voor Dockers bestemde kleding, vervoerovereenkomsten zijn gesloten zonder tussenkomst van Intertrasport en ten aanzien van de goederen waarvoor aparte vrachtbrieven zijn afgegeven met tussenkomst van Intertrasport. Dan is echter niet goed begrijpelijk dat Intertrasport in procedure 86885 / HA ZA 02-709 een verklaring voor recht vordert dat zij, ook en met name met betrekking tot het vervoer van de voor Dockers bestemde kleding, is opgetreden als expediteur. Uit haar hiervoor weergegeven stelling lijkt immers te volgen dat zij überhaupt geen rol heeft gespeeld in het vervoer van de kleding, anders dan dat zij op de vrachtbrief als afzender is vermeld. De rechtbank nodigt Intertrasport uit zich hierover bij akte uit te laten. Intertrasport wordt ook uitgenodigd aan te geven of gedaagde sub 3 in de procedure met rolnummer 01-2011, Intertrasport SpA te Grassobio, een andere vennootschap is dan zij. De rechtbank leidt uit de stukken af dat het om dezelfde vennootschap gaat en dat Gorle de statutaire zetel is en dat in Grassobio (thans) de feitelijke vestiging is. DTS en X kunnen desgewenst reageren bij antwoordakte op de akte van Intertrasport.
4.13 Intertrasport heeft ter weerlegging van DTS’ stelling dat deze was opgetreden als expediteur, gewezen op de bepaling in de brief van Intertrasport van 20 juni 1996, inhoudende dat: “Transports will be effected on CMR’s basis”. Zij heeft aangegeven dat daarmee is bedoeld dat iedere partner verantwoordelijk is tegenover de andere partner in de samenwerking voor het nemen van regres voor eventuele schade tijdens het door hem verzorgde transport op basis van de bepalingen van het CMR. Zij heeft daarvan voorbeelden uit het verleden overgelegd, waaruit blijkt dat zij de schade wegens beschadiging van de lading aan DTS heeft gefactureerd. Voorts heeft zij erop gewezen, dat DTS in alle vrachtbrieven staat vermeld als vervoerder.
4.14 Naar het oordeel van de rechtbank treft dit verweer doel. Uit de afspraken, zoals die blijken uit de overgelegde documenten, leidt zij af dat DTS en Intertrasport, als zij voor het groupagevervoer zorgden, dat deden als vervoerder en niet als expediteur. In de in rechtsoverweging 2.1 geciteerde brief van 20 juni 1996 blijkt op geen enkele plaats dat partijen in de samenwerking jegens elkaar zouden optreden als expediteur. Integendeel, in de brief komt de passage voor dat het vervoer zal plaatsvinden op basis van het CMR-verdrag. Voor het vervoer in kwestie wordt dat nog eens bevestigd door de omstandigheid dat DTS in de vrachtbrieven is vermeld als vervoerder. Uit niets blijkt dat DTS zich voor dit vervoer uitdrukkelijk heeft uitgegeven als expediteur. De rechtbank kent ook gewicht toe aan het feit dat DTS bij de aangifte van de diefstal op 1 oktober 2001 aan de politie heeft opgegeven dat zij een transportbedrijf is. De door DTS in het geding gebrachte, in rechtsoverweging 2.2 geciteerde tarieflijst van 1997 leidt niet tot een ander oordeel. Ook uit die tarieflijst blijkt niet dat partijen jegens elkaar zouden optreden als expediteur.
4.15 De rechtbank oordeelt niet anders in die gevallen, waarin Intertrasport mogelijk zelf niet is betrokken als tussenpersoon. DTS heeft weliswaar een aantal facturen uit de zomer van 2001 overgelegd met betrekking tot eerdere transporten van kleding uit Italië naar Nederland, waarin zij aan Dockers commissieloon in rekening heeft gebracht. Zij heeft toen echter tevens een dieseltoeslag gefactureerd, wat weer duidelijk een aanwijzing vormt dat DTS tegenover Dockers als vervoerder optrad. Dit betekent ook dat X is opgetreden als ondervervoerder.
4.16 De conclusie is daarom dat DTS met betrekking tot het groupagevervoer in kwestie is opgetreden als vervoerder en X als ondervervoerder en dat de bepalingen van het CMR-verdrag op beide vervoerovereenkomsten van toepassing zijn.
4.17 Tijdens de comparitie van partijen heeft Intertrasport gesteld dat X op grond van artikel 34 CMR is toegetreden tot de vervoerovereenkomst tussen DTS enerzijds en Intertrasport en de andere opdrachtgevers anderzijds.
4.18 De rechtbank overweegt daarover als volgt. X is opvolgend vervoerder in de zin van artikel 34 CMR, als het vervoer is onderworpen aan één vervoerovereenkomst en hij de lading in ontvangst heeft genomen en de vrachtbrief heeft aanvaard. Het is voor toetreding tot de vervoerovereenkomst door de opvolgend vervoerder niet noodzakelijk dat de wederpartij bij de vervoerovereenkomst zelf een deel van het vervoer heeft uitgevoerd (Hof ’s-Gravenhage 3 september 1991, S&S 1992, 16 en 29 september 1998, S&S 1999, 32 en Hof Arnhem 22 september 1992, S&S 1995, 68).
4.19 X heeft het vervoer van Lumezzano, Chiuduno en Grassobio in Italië naar Veenendaal uitgevoerd. Wat het vervoer betreft waarvoor de vier separate vrachtbrieven zijn opgemaakt, is als losadres in de vrachtbrieven Weesp, Waddinxveen, Duiven en Sliedrecht vermeld. Ten aanzien van deze vervoerovereenkomsten zijn X en DTS kennelijk niet overeengekomen dat X ook het laatste traject zou uitvoeren. Wat het vervoer betreft waarvoor de verzamelvrachtbrief is opgesteld, zijn als laadadres Grassobio en als losadres Veenendaal vermeld. Ten aanzien van deze vervoerovereenkomsten heeft X het gehele in de vrachtbrief genoemde traject uitgevoerd. Aannemelijk is echter dat de verschillende ladingen op grond van vervoerovereenkomsten zijn aangeleverd aan Intertrasport in Grassobio en zeker is dat zij nog moesten worden doorvervoerd naar hun uiteindelijke bestemmingen in Nederland. De vraag rijst welke vervoerovereenkomsten tussen Intertrasport of ladingbelanghebbenden enerzijds en DTS anderzijds zijn gesloten. Dat valt uit het dossier niet af te leiden. Alvorens hierover verder te beslissen nodigt de rechtbank Intertrasport daarom uit aan te geven wat de vervoerovereenkomsten inhielden waarvan zij stelt dat X daartoe is toegetreden. DTS en X kunnen daar desgewenst op reageren bij antwoordakte.
4.20 DTS en X doen een beroep op vervoerdersovermacht als bedoeld in artikel 17 lid 2 CMR. De lading is verloren gegaan, doordat de trailer is gestolen vanuit het omheinde en met een hek afgesloten bedrijfsterrein van DTS in Veenendaal. Van dit terrein was nog niet eerder een trailer gestolen. Ook nadien is dat niet meer gebeurd.
4.21 Het komt erop aan of komt vast te staan dat de goederen verloren zijn gegaan door omstandigheden die DTS en/of X niet hebben kunnen vermijden en waarvan zij de gevolgen niet hebben kunnen verhinderen. Deze norm dient verdragsautonoom te worden uitgelegd.
4.22 De rechtbank is van oordeel dat het beroep op vervoerdersovermacht niet slaagt. De diefstal zou hoogstwaarschijnlijk niet zijn geschied als de trailer op het kingpinslot zou zijn gezet. Dit is immers een belangrijke preventieve maatregel die bovendien zonder enig probleem had kunnen worden getroffen.
Aansprakelijkheid tegenover Intertrasport en ladingbelanghebbenden
4.23 Het voorgaande brengt mee dat DTS als vervoerder aansprakelijk is tegenover Intertrasport en de ladingbelanghebbenden voor de door hen ten gevolge van de diefstal geleden schade. Voor het vervoer van de ladingen waarvoor vier aparte vrachtbrieven zijn afgegeven, volgt dat reeds uit het feit dat de ladingen niet zijn afgeleverd op de in de vrachtbrieven vermelde adressen. Voor de ladingen die zijn vervoerd op basis van de vijfde, verzamelvrachtbrief, waarin als afleveradres dat van DTS staat vermeld, geldt hetzelfde, omdat de trailer is gestolen, nog voordat de lading in Veenendaal kon worden gelost. In de verhouding tussen DTS enerzijds en Intertrasport en de ladingbelanghebbenden anderzijds wil dat zeggen dat de goederen nog niet waren afgeleverd. DTS is op grond van artikel 3 CMR aansprakelijk voor de fouten van haar ondervervoerder, in dit geval X.
4.24 Intertrasport heeft haar vorderingen gericht in de eerste plaats tegen DTS en in de tweede plaats tegen X, en wel onder de voorwaarde dat DTS wordt aangemerkt als expediteur - en X derhalve als vervoerder en subsidiair op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank legt deze stelling aldus uit, dat Intertrasport voor het geval de rechtbank DTS als (hoofd-)vervoerder aanmerkt, een verklaring voor recht vordert dat X aansprakelijk is tegenover haar op basis van onrechtmatige daad en dat X de door haar gevorderde schade dient te vergoeden. De rechtbank zal deze vordering naar Nederlands recht beoordelen, omdat de gestelde onrechtmatige daad in Nederland is gepleegd (artikel 3 lid 1 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad).
4.25 De rechtbank oordeelt dat X onzorgvuldig tegenover Intertrasport als expediteur en tegenover de ladingbelanghebbenden heeft gehandeld door een eenvoudig uit te voeren en effectieve voorzorgmaatregel ter voorkoming van diefstal van de trailer, namelijk het aanbrengen van het kingpinslot, achterwege te laten. Weliswaar was het gevaar van diefstal vanuit het omheinde en afgesloten terrein van DTS gering, niettemin mocht van X worden verwacht dat hij de eenvoudig uit te voeren voorzorgmaatregel zou treffen. Ook in Nederland worden immers volgeladen trailers met enige regelmaat gestolen. X is daarom op grond van een door hem gepleegde onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) tegenover Intertrasport als expediteur en tegenover de ladingbelanghebbenden aansprakelijk voor de door dezen dientengevolge geleden schade. Deze beslissing brengt vermoedelijk mee dat de vraag of X moet worden beschouwd als opvolgend vervoerder zonder belang is geworden. Als dat zo is, verneemt de rechtbank dat wel.
4.26 De aansprakelijkheid van DTS en X is een hoofdelijke (artikel 6:102 lid 1 BW).
Beperkte aansprakelijkheid
4.27 Geen van de partijen heeft betoogd dat de schade opzettelijk of bewust roekeloos is veroorzaakt. X hebben zich daarom met recht beroepen op de beperking van aansprakelijkheid van artikel 23 lid 3 CMR. X is gerechtigd zich op de aansprakelijkheidsbeperking te beroepen op grond van artikel 28 CMR.
Onderlinge draagplicht X en DTS
4.28 Vervolgens komt de vraag aan de orde in welke verhouding X en DTS moeten bijdragen in de schade tengevolge van de diefstal. Deze vraag dient, zolang niet vaststaat dat artikel 34 CMR van toepassing is, naar Nederlands recht te worden beoordeeld (artikel 6:102 j° artikel 6:101 BW, vgl. Hof ’s-Gravenhage 22 maart 1994, S&S 1995, 20). DTS stelt dat X op eigen initiatief de trailer in het weekend op haar terrein heeft achtergelaten. X verweert zich tegen deze stelling en voert aan dat hij 3 weken tevoren van DTS een sleutel van het toegangshek had ontvangen, juist met het doel om de trailer in het weekend op het terrein van DTS, dat afgesloten is, te plaatsen. Hij had dat al een keer eerder gedaan. Hij heeft voorts gewezen op de verklaring van Y, bestuurder van DTS, van 1 oktober 2001, waarin deze heeft verklaard dat X conform de instructie van DTS de trailer op het terrein van DTS had geplaatst. Tegenover deze betwisting heeft DTS aangevoerd dat zij ongelukkig is met de verklaring van Y, omdat deze door een door de verzekeraar van X benoemde expert is opgesteld en de mening van Y niet volgens zijn werkelijke bedoelingen weergeeft.
4.29 De rechtbank laat in het midden of het X of DTS’ initiatief was de trailer in dit concrete geval op het afgesloten terrein van DTS te plaatsen. Alleen als X in strijd met uitdrukkelijke instructies van DTS de trailer op het terrein had geplaatst, zou dat van invloed zijn geweest op de draagplicht tussen X en DTS. Uit de stellingen van X en DTS leidt de rechtbank af dat er in ieder geval de optie voor X bestond om de trailer op het afgesloten terrein van DTS te plaatsen, als hij in weekend aankwam. Anders valt niet te verklaren dat hij van DTS een sleutel van het toegangshek had gekregen. Dan doet het er niet zoveel toe, wie in het concrete geval had besloten de trailer op het terrein te plaatsen.
4.30 X heeft tijdens de comparitie onweersproken verklaard dat hij het kingpinslot niet gebruikte, omdat dat lastig voor de medewerkers van DTS was. Deze konden de trailer, als deze op het kingpinslot stond, niet verplaatsen, als zij buiten zijn afwezigheid de lading uit de trailer hadden gelost. Dan stond de trailer dus in de weg. X heeft voorts verklaard dat DTS hem niet de instructie had gegeven de trailer, als hij deze in het weekend had geplaatst op DTS’ terrein, te voorzien van een kingpinslot. Y heeft ter comparitie verklaard dat hij X verwijt dat deze geen kingpinslot heeft gebruikt. Uit deze verklaringen in onderlinge samenhang bezien leidt de rechtbank af dat geen van beide partijen aan de orde heeft gesteld dat de volgeladen trailer, als deze in het weekend op het terrein van DTS werd geplaatst, voorzien moest zijn van een kingpinslot.
4.31 Op basis van al deze verklaringen oordeelt de rechtbank dat de omstandigheden aan de zijde van X in gelijke mate hebben bijgedragen tot de schade als de omstandigheden aan de zijde van DTS. Dit betekent dat X en DTS ieder voor gelijke delen jegens elkaar moeten bijdragen in de door de diefstal veroorzaakte schade. De rechtbank zal deze bijdrageplicht voor gelijke delen tot uitdrukking laten komen in de door X en DTS gevraagde verklaringen voor recht.
4.32 Uit het voorgaande volgt dat de vraag of X door de trailer op het afgesloten terrein van DTS te stallen, de lading nu wel of niet heeft afgeleverd, als bedoeld in artikel 17 CMR, kan blijven rusten. Ook al zou moeten worden vastgesteld dat X de lading op zaterdagavond 29 september 2001 had afgeleverd, dan nog blijft de vaststelling overeind dat de wijze van aflevering zodanig was, dat daarmee de diefstal van de lading niet is verhinderd. Voor de dientengevolge geleden schade is X uit onrechtmatige daad aansprakelijk. De vraag zou alleen dan beantwoording behoeven als DTS zelf schade zou hebben geleden door de wijze van uitvoering van de vervoerovereenkomst door X. Dat DTS dergelijke schade heeft geleden is gesteld noch gebleken.
4.33 Dit oordeel is in zoverre voorlopig dat de rechtbank haar oordeel alsnog op artikel 37 CMR zal moeten baseren, als komt vast te staan dat X opvolgend vervoerder als bedoeld in artikel 34 CMR is. Voorlopig oordeelt de rechtbank dat toepassing van artikel 37 sub b CMR niet tot een andere verdeling van de draagplicht leidt dan hetgeen volgt uit artikel 6:102 j° artikel 6:101 BW.
De aan Intertrasport gecedeerde vordering van Inox Viti
4.34 Intertrasport vordert in de procedure 02-709 betaling door DTS, althans X van de vordering van Inox Viti van
€ 11.095,14, onder meer op basis van de stelling dat de vordering haar is gecedeerd. De rechtbank legt de vordering van Intertrasport aldus uit dat zij hoofdelijke veroordeling van X en DTS vordert, voor het geval beide aansprakelijk zijn voor de door de diefstal veroorzaakte schade.
4.35 X en DTS hebben betwist dat Intertrasport rechthebbende op de vordering is geworden. De door Intertrasport overgelegde akte van cessie bewijst naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat Intertrasport de vordering van Inox Viti heeft overgenomen. Dit betekent dat X en DTS zullen worden veroordeeld om € 11.095,14 aan Intertrasport te voldoen, te vermeerderen met de op grond van artikel 27 CMR verschuldigde rente vanaf 4 maart 2002, de dag van de dagvaarding (de rechtbank is niet gebleken dat de vordering eerder bij X en DTS is ingediend).
Niet-ontvankelijkheid gedaagden?
4.36 Alle eisers vorderen een verklaring voor recht dat de verschillende gedaagden in de verschillende procedures niet-ontvankelijk zijn als deze een vordering tegen de verschillende eisers aanhangig zouden maken. Deze verklaringen voor recht zullen worden afgewezen. De aan dit onderdeel van de verschillende petita ten grondslag gelegde feiten leiden hooguit tot afwijzing van de vordering, maar niet tot niet-ontvankelijkheid van gedaagden.
4.37 De procedures worden naar de rol verwezen voor akte uitlating aan de zijde van Intertrasport voor het geven van de inlichtingen als bedoeld in rechtsoverwegingen 4.12 en 4.19. X en DTS kunnen daarop reageren bij antwoordakte, waarbij X tevens de in rechtsoverweging 4.7 gevraagde informatie zal kunnen geven. Als Romano of eventueel een andere niet correct opgeroepen partij alsnog verschijnt en verweer voert, zal de rechtbank wellicht genoodzaakt zijn haar oordelen aan te passen. In zoverre zijn alle oordelen in dit vonnis voorlopig. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in de zaken met zaak-/rolnummers 80814 / HA ZA 01-2011, 81237 / HA ZA 01-2085 en 86885 / HA ZA 02-709
1. verwijst de zaken naar de rol van 14 januari 2004 voor akte uitlating aan de zijde van Intertrasport over het overwogene in rechtsoverwegingen 4.12 en 4.19,
2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op woensdag 24 december 2004.