ECLI:NL:RBARN:2003:AO0535

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/090338
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie door ontlastend bewijsmateriaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 november 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, stoffen die onder de Opiumwet vallen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie ontlastend bewijsmateriaal gepresenteerd, namelijk een verklaring van een getuige die op 19 augustus 2003 was afgelegd. Deze verklaring was echter niet eerder aan het dossier toegevoegd, wat volgens de rechtbank een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde is. De rechtbank oordeelt dat het Openbaar Ministerie hierdoor het recht tot vervolging heeft verspeeld.

De rechtbank overweegt dat het van groot belang is dat ontlastend bewijsmateriaal onmiddellijk aan het dossier wordt toegevoegd, zodat de verdediging en de rechtbank over alle relevante informatie beschikken. De afwezigheid van deze verklaring op het moment van de behandeling van de vordering tot gevangenhouding heeft mogelijk invloed gehad op de beslissing van de raadkamer om de verdachte in vrijheid te stellen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. R.H. Koning, vice-president mr. H.P.M. Kester en rechter mr. W.J. Vierveijzer, in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Kuppeveld. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 26 november 2003.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090338-03
Datum zitting : 26 november 2003
Datum uitspraak : 26 november 2003
VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring Arnhem-Zuid, gevestigd aan de Ir. Molsweg 5 te Arnhem.
Raadsman: mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met 19 augustus 2003
te Nijmegen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde
cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 26 november 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht.
De rechtbank overweegt als volgt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting stukken overgelegd met het verzoek deze aan het dossier toe te voegen. Bij deze stukken bevindt zich een voor verdachte ontlastende verklaring van [getuige]. Deze verklaring is reeds op 19 augustus 2003 afgelegd. Dit betekent onder meer dat ook de raadkamer gevangenhouding al bij de behandeling van de vordering tot gevangenhouding niet beschikte over deze verklaring. De rechtbank acht het zeer aannemelijk dat de verdachte op basis van deze verklaring door de raadkamer in vrijheid zou zijn gesteld.
Het moet voor politie en justitie glashelder zijn dat ontlastende bewijsmateriaal altijd, en wel onmiddellijk aan het dossier dient te worden toegevoegd. Een dergelijke grove schending van de beginselen van behoorlijke procesorde maakt dat het Openbaar Ministerie thans het recht tot vervolging heeft verspeeld.
Het Openbaar Ministerie zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.
Aldus gewezen door:
mr. R.H. Koning, rechter, als voorzitter,
mr. H.P.M. Kester, vice-president,
mr. W.J. Vierveijzer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. van Kuppeveld, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2003.