Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 104025 / KG ZA 03-611
Datum vonnis: 12 november 2003
X
wonende te
eiseres in conventie bij dagvaarding van 19 september 2003
verweerster in reconventie,
advocaat en procureur mr. J.W.J. Hopmans te Groesbeek,
STICHTING KATHOLIEKE UNIVERSITEIT NIJMEGEN
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur F.J. Boom,
advocaat mr. A.J.Kronenberg te Arnhem.
Partijen worden hierna ook aangeduid als X en de KUN.
Het verloop van de procedure
X heeft de KUN ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals weergegeven in de dagvaarding.
De KUN heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. Zij heeft tevens een eis in reconventie ingesteld, zoals neergelegd in de conclusie van eis in reconventie. De verwerende partij heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
In conventie en reconventie
1. De KUN heeft aan twee universiteiten, de Universiteit van Utrecht (UU) en de Universiteit van Amsterdam (UvA), zogenoemde CRM softwarepakketten geleverd. Dit betreft maatwerk-softwareprogrammatuur, dat wil zeggen dat per afnemer de programmatuur aan de individuele wensen en eisen wordt aangepast.
2. X is bij de KUN in dienst geweest vanaf 1 september 1999 tot 1 maart 2003. Zij is begonnen bij het alumnibureau. Van 1 maart 2002 tot 1 maart 2003 was zij in dienst als programmeur en begeleider van het CRM-systeem.
3. De zoon van X is bij de KUN in dienst geweest van 1 maart 2002 tot 1 augustus 2002 en was werkzaam bij de afdeling Universitair Centrum Informatievoorziening (UCI).
4. Op 31 juli 2002 is tussen de KUN en X een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden door X in opdracht van de KUN ter zake van de begeleiding van de verkoop van de softwareprogrammatuur CRM-UU en het begeleiden van de introductie van die softwareprogrammatuur.
5. Op 25 februari 2003 heeft X aan de KUN een factuur gestuurd inzake de levering van werkzaamheden ten behoeve van het project CRM-UU. De factuur bedraagt de somma van € 44.387,00. De KUN heeft de factuur behouden, maar niet betaald. Op 11 juli 2003 heeft de KUN zich beroepen op verrekening.
De vorderingen
In conventie en reconventie
1. X vordert in conventie - kort weergegeven - dat de KUN wordt veroordeeld tot betaling aan X van de factuur van € 44.387,00 en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum der opeisbaarheid tot aan de datum der algehele voldoening, met veroordeling van de KUN in de kosten van deze procedure.
2. De KUN vordert in reconventie - eveneens kort weergegeven - dat X wordt veroordeeld om iedere inbreuk op de aan de KUN toebehorende auteursrechten met betrekking tot de softwareapparatuur Relatiebeheer UvA en Relatiebeheer UU te staken en gestaakt te houden en dat X wordt veroordeeld een gedetailleerde verklaring aan de advocaat van de KUN te doen toekomen, gecontroleerd en geaccordeerd op basis van de boeken, facturen en andere gegevens uit de financiële administratie van X waaruit blijkt:
a. het totaal aantal exemplaren (verveelvoudigingen) van de softwareprogrammatuur Relatiebeheer UvA en Relatiebeheer UU dat door X aan derden is verkocht en geleverd;
b. het totaal aantal exemplaren (verveelvoudigingen) van de genoemde softwareprogrammatuur dat door X aan derden is verhuurd of anderszins tijdelijk ter beschikking is gesteld, met daarbij de totale periode van huur of andere terbeschikkingstelling per afnemer;
c. de namen en adressen van de hiervoor onder sub a en sub b genoemde afnemers;
d. de totale prijs die aan elke afnemer in rekening is gebracht voor de verkoop en de levering, danwel de huur of het ter beschikking stellen van de inbreukmakende (verveelvoudigingen van de) softwareprogrammatuur;
e. per afnemer gemaakte nettowinst, berekend op basis van de verkoopprijs, huurprijs of andere vergoeding terzake van de terbeschikkingstelling, onder aftrek van de relevante variabele kosten,
een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen en met bepaling van een TRIPS termijn.
De beoordeling van de vorderingen
In conventie en reconventie
1. Vooropgesteld wordt dat de vordering in conventie een geldvordering in kort geding is. Voor toewijzing van een geldvordering binnen het kader van een kort geding moet in ieder geval de voorwaarde vervuld zijn dat het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Dit is het geval als de vordering niet wordt bestreden of indien met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering zal toewijzen. Voorts moet uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn en mag het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staan.
2. Dat de factuur van 25 februari 2003 op naam van de oude eenmanszaak van X staat, zoals X ter zitting heeft gesteld, is ter zitting gemotiveerd weersproken door de KUN. Echter, de KUN wist, ook nu de factuur op naam van de vof stond, dat deze afkomstig was van X voor de door haar ten behoeve van de KUN verrichte werkzaamheden. De KUN heeft ook niet betwist dat X de werkzaamheden heeft verricht en dat, in het geval X de kosten gedeclareerd zou hebben, zij de verschuldigdheid zou hebben erkend.
3. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen het feit dat de KUN zich niet eerder op de verkeerde tenaamstelling heeft beroepen, terwijl zij zich wel op verrekening van deze factuur heeft beroepen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de KUN zich thans in alle redelijkheid niet kan beroepen op de verkeerde tenaamstelling van de factuur.
4. Daarnaast heeft X ook voldoende haar spoedeisend belang bij de vordering gesteld; zij heeft een relatief kleine onderneming draaiende te houden, waarvoor een bedrag van € 44.387,00 een substantieel bedrag is. Nu de verschuldigdheid van het bedrag op zich niet is weersproken, staat het restitutierisico niet aan toewijzing in de weg. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt hier overwogen dat deze eerst verschuldigd is veertien dagen na 25 februari 2003, zijnde 3 maart 2003.
5. Over de vraag of de KUN zich terecht op opschorting c.q. verrekening beroept omdat X de broncodes niet afgeeft, wordt hierna het volgende overwogen.
6. De KUN stelt zich op het standpunt dat het de KUN is geweest die de CRM systemen heeft ontwikkeld, wat maatwerksystemen zijn, en dat zij deze ook het eerst heeft geopenbaard. De systemen zijn aan de specifieke wensen en eisen van de UvA en UU aangepast. X, die vanaf 1 september 1999 bij de KUN in dienst is, zou daaraan als werknemer van de KUN en later als zelfstandig ondernemer hebben meegewerkt. In verband met die werkzaamheden zou X thans beschikken over de broncodes van de laatste versies van de CRM softwaresystemen. Zolang X deze broncodes weigert af te geven, voldoet X niet aan de overeenkomst tussen partijen en weigert de KUN betaling van de factuur van € 44.387,00.
7. X stelt dat zij tezamen met haar zoon een CRM systeem heeft ontwikkeld, een basissysteem, waar de aan de UvA en UU geleverde maatwerksystemen afgeleiden van zijn. Het CRM systeem zou zijn versleuteld door een broncode, waarvan de eigendom aan X en/of haar zoon zou toebehoren. X stelt eveneens dat zij met haar zoon het systeem in december 1999 voor het eerst heeft gedemonstreerd aan de UvA en dat dat de eerste openbaarmaking is geweest. Dat het een onjuiste stelling is dat X een en ander in dienst(tijd) bij de KUN zou hebben gerealiseerd, blijkt volgens X afdoende uit het feit dat ze eerst per 1 maart 2002 in een voor die werkzaamheden relevante functie is getreden bij de KUN.
Overigens stelt de KUN terecht dat het systeem is bewerkt tot maatwerksystemen voor de UvA en UU en dat zij haar medewerking daaraan en aan de introductie daarvan heeft verleend. Deze maatwerksystemen zijn volgens X niet versleuteld met broncodes.
8. Partijen verschillen derhalve van mening over veel, voor de beoordeling van onderhavig geschil, essentiële punten.
Nu het een kort gedingprocedure betreft is nader onderzoek, zoals bijvoorbeeld getuigenverhoor, niet mogelijk, zodat slechts uitgegaan kan worden van de stukken en het verhandelde ter zitting.
9. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is in hoeverre de aan de UvA en UU geleverde systemen maatwerksystemen zijn en in die zin over afzonderlijke broncodes beschikken.
10. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat deze maatwerksystemen gegrond zijn op een basis CRM systeem.
11. In de bijlage : werkzaamheden CRM-UU, door partijen ondertekend op 28 maart 2002/31 juli 2002 zijn de werkzaamheden van X als volgt verwoord:
1. C.J.M.T. X zal in opdracht van het UCI werkzaamheden verrichten in het kader van de (mogelijke) levering van het UCI-CRM Systeem aan de Universiteit van Utrecht (CRM-UU).
In de niet door X ondertekende overeenkomst, welke door de KUN op 29 november 2002 wel is ondertekend is het als volgt verwoord:
1. Maatschap CRM Upgrade zal in opdracht van het UCI werkzaamheden verrichten in het kader van de levering van het UCI-CRM-systeem aan de Universiteit van Utrecht (CRM-UU).
Derhalve diende het zogenoemde UCI-CRM systeem te worden bewerkt tot een CRM-UU systeem.
12. Ook uit de e-mails, bijvoorbeeld die van 14 en 20 december 2000, overgelegd door X blijkt al van een CRM systeem, nog niet toegespitst op het specifieke gebruik door een bepaalde universiteit.
13. Nu aangenomen wordt dat de maatwerksystemen geen op zichzelf staande systemen zijn, is daarmee eveneens voldoende aannemelijk geworden dat deze systemen niet over afzonderlijke broncodes beschikken. De broncode van deze systemen is de broncode van het basis CRM systeem. Ten aanzien van de vraag of de KUN recht en belang heeft bij afgifte van deze broncode wordt het volgende overwogen.
14. Dat deze broncode aan de KUN toekomt omdat X het CRM systeem in de uitoefening van haar functies bij de KUN vanaf 1 september 1999 zou hebben ontwikkeld, is voorshands geoordeeld onvoldoende aannemelijk geworden. De KUN heeft daartoe onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat de werkzaamheden van X vanaf 1 september 1999 hebben ingehouden en wat de relatie van die werkzaamheden tot de ontwikkeling van het CRM systeem is geweest.
15. Voorts heeft de KUN met haar stelling dat zij de aan de UvA geleverde programmatuur als eerste als afkomstig van de KUN openbaar gemaakt heeft, onvoldoende betwist dat X als eerste in 1999 het basis CRM systeem aan de UvA heeft geopenbaard.
16. Tevens acht de voorzieningenrechter de mails 26 maart 2002, 30 september 2002 en 27 oktober 2002, die de KUN als productie 17 en 18 heeft overgelegd, onvoldoende overtuigend om daaruit af te leiden dát en zo ja, wáárop X auteursrecht prijs zou hebben gegeven.
17. Dat de KUN de broncode op het basis CRM systeem zou toekomen omdat haar het auteursrecht op dat systeem toe zou komen, is in het kader van deze procedure onvoldoende aannemelijk geworden.
18. De KUN voert subsidiair nog aan dat, nu zij het gebruiksrecht heeft op de maatwerksystemen, dat mede omvat het recht op alle daarmee samenhangende documentatie, waaronder de broncode van die programmatuur.
19. Nu er sprake is van het gebruiksrecht op twee maatwerksystemen die niet door een eigen broncode zijn versleuteld en er geen sprake is van het gebruiksrecht op het daaraan ten grondslag liggende basis systeem, althans daarvan blijkt op geen enkele wijze, gaat de verwijzing naar het arrest van de HR van 21 juni 1996 (S) in onderhavige casus niet op.
20. De vordering in reconventie zal gelet op het bovenstaande worden afgewezen.
Nu de KUN in dat geval geen opeisbare vordering jegens X heeft, wordt haar beroep op verrekening c.q. opschorting verworpen en zal zij aan X de factuur ten bedrage van € 44.387,00 dienen te voldoen.
21. De KUN zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure dienen te dragen.
1. veroordeelt de KUN binnen één week na betekening van dit vonnis aan X te betalen een bedrag van € 44.387,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na 3 maart 2003,
2. veroordeelt de KUN in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van X bepaald op € 703,00 voor salaris en op € 926,16 voor verschotten,
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4. weigert het anders of meer gevorderde,
1. weigert de gevorderde voorzieningen,
2. veroordeelt de KUN in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van X bepaald op € 351,50 voor salaris,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Drabbe en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A. van Gemert op 12 november 2003.