ECLI:NL:RBARN:2003:AN9056
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verhouding tussen arbeidsongeschiktheid en mishandeling in arbeidsovereenkomst; bewijsopdracht en regres
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Arnhem op 26 november 2003, staat de relatie tussen arbeidsongeschiktheid en mishandeling centraal. Eiser X, handelend onder de naam Asforo, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde W, die eerder door de politierechter is veroordeeld voor mishandeling van E. De rechtbank behandelt de vraag of de arbeidsongeschiktheid van E, die zich voordeed na de mishandelingen, kan worden toegeschreven aan de daden van W. De rechtbank verwijst naar de eerdere veroordeling van W, die dwingend bewijs oplevert van de mishandeling, en stelt dat het aan W is om tegenbewijs te leveren voor de causaliteit tussen zijn daden en de arbeidsongeschiktheid van E.
De feiten van de zaak zijn als volgt: E was van 11 juni 2002 tot 1 januari 2003 in dienst bij Asforo en was in verschillende perioden arbeidsongeschikt. W heeft verweer gevoerd en betwist dat er een causaal verband bestaat tussen zijn mishandeling en de arbeidsongeschiktheid van E. Hij stelt dat andere omstandigheden, zoals een slechte werksfeer, de oorzaak zijn van haar klachten. De rechtbank oordeelt dat er voldoende grond is voor het vermoeden van causaliteit en dat W bewijs moet leveren van andere oorzaken voor de arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor een akte verzoek van W om zich uit te laten over de samenwoning met E ten tijde van haar arbeidsongeschiktheid. Dit is van belang voor de beoordeling van het verhaalsrecht van X. De beslissing van de rechtbank houdt in dat hoger beroep pas mogelijk is na het eindvonnis. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.