ECLI:NL:RBARN:2003:AN8863

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
104625 / KG ZA 03-646
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van adressenbestand en betaling door voormalig bestuurslid van vereniging

In deze zaak heeft de vereniging PAY BACK, gevestigd te Arnhem, gedaagde, een voormalig bestuurslid, in kort geding gedagvaard. De vereniging vorderde de afgifte van het adressenbestand en betaling van een bedrag van € 22.449,65, dat gedaagde volgens de vereniging onterecht heeft onttrokken. Tijdens de zitting heeft eiseres haar eis gewijzigd door het gevorderde bedrag te verhogen met € 7.739,50 en de dwangsommen niet te maximeren. Gedaagde heeft de vorderingen betwist en geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een conflict was ontstaan tussen gedaagde en de overige bestuursleden over de koers van de vereniging en het financiële beleid. Gedaagde had zijn functie als voorzitter neergelegd en was sindsdien in conflict met de vereniging. De vereniging stelde dat gedaagde het adressenbestand niet had geretourneerd en zich schuldig had gemaakt aan stemmingmakerij, wat schade zou hebben veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat gedaagde onrechtmatig handelde door het adressenbestand niet te retourneren en dat de vereniging recht had op de gevorderde afgifte.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vereniging toegewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van een aantal andere bedragen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. Gedaagde werd veroordeeld tot het retourneren van het adressenbestand binnen twee dagen en het betalen van dwangsommen bij niet-naleving. Tevens werd gedaagde verboden om leden van de vereniging te benaderen. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd, aangezien hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 13 november 2003.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 104625 / KG ZA 03-646
Datum vonnis: 13 november 2003
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de vereniging
PAY BACK,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
procureur mr. P.C. Plochg te Arnhem,
advocaat mr. H.K. Folkerts te Woerden,
tegen
X,
wonende te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. W.A.J. Hagen,
beiden te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Eiseres heeft ter zitting haar eis gewijzigd -waartegen gedaagde zich niet heeft verzet - in die zin, dat zij de door haar gevorderde geldsom heeft vermeerderd met een bedrag ad € 7.739,50 en dat de door haar gevorderde dwangsommen ten aanzien van de overige gevorderde voorzieningen niet (meer) aan een maximum dienen te worden gebonden.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van eiseres en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities en de daarbij behorende producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Eiseres (hierna de vereniging te noemen) is een vereniging die zich, kort gezegd, ten doel stelt de belangen te behartigen van en hulp te bieden aan gedupeerden van aandelen- en leaseconstructies.
De vereniging is opgericht op 1 oktober 2002; haar statuten zijn in een notariële akte vastgelegd op 5 maart 2003. Gedaagde, die aanvankelijk als bestuurslid van de vereniging fungeerde, werd op of omstreeks laatstgenoemd tijdstip tot voorzitter van de vereniging benoemd. Tot overige bestuursleden werden benoemd A, B (secretaris) en C (penningmeester). De vereniging telt op dit moment ongeveer zevenhonderdvijfenvijftig leden. De contributie bedraagt thans € 40,-- per lid per jaar.
2. Vanaf omstreeks juni 2003 is tussen gedaagde en de overige bestuursleden van de vereniging verschil van mening gerezen over de te volgen koers van de vereniging en over het tot dan door gedaagde gevoerde financiële beleid in de vereniging.
Op 4 juli 2003 heeft een bestuursvergadering daarover plaatsgehad.
Gedaagde is daar toen niet verschenen.
Bij e-mail-bericht van 12 juli 2003 heeft gedaagde aan zijn medebestuursleden (onder meer) te kennen gegeven dat hij door tijdgebrek zijn taken als voorzitter van de vereniging niet meer kan vervullen. Op 22 juli 2003 heeft hij zijn functie als voorzitter van de vereniging definitief neergelegd.
3. Op 6 augustus 2003 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de bestuursleden van de vereniging en gedaagde over de overdracht van de bij gedaagde in bezit zijnde boekhouding en administratie van de vereniging. Daarbij is door gedaagde een aantal bescheiden aan de vereniging overgedragen. Tevens is toen de afspraak gemaakt dat partijen voor de verdere afhandeling binnen korte tijd nog een keer bij elkaar zouden komen; dat is niet gebeurd.
4. Op 13 augustus 2003 alsmede op 3 en 8 september 2003 heeft gedaagde e-mailberichten aan de leden van de vereniging gezonden. Deze e-mailberichten zijn door de vereniging respectievelijk als productie 8, 11 en 12 overgelegd en de inhoud daarvan wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Bij e-mailbericht van 8 september 2003 heeft de vereniging gedaagde gesommeerd het aldus benaderen van de leden van de vereniging te staken.
5. Op 21 augustus 2003 is gedaagde per e-mailbericht door/namens de vereniging gesommeerd tot afgifte van het (electronische) adressenbestand van de vereniging. Tevens is daarbij aan gedaagde
kenbaar gemaakt dat de vereniging door toedoen van gedaagde een kastekort zou hebben van op dat moment € 14.632,--.
6. Op 23 augustus 2003 is gedaagde tijdens een algemene ledenvergadering geroyeerd als lid van de vereniging.
De vorderingen
1. De vereniging stelt dat gedaagde bij zijn vertrek heeft nagelaten het (volledige) adressenbestand van de vereniging te retourneren en dat hij zich door het verzenden van de onder de feiten sub 4 genoemde e-mailberichten aan de leden van de vereniging schuldig heeft gemaakt aan stemmingmakerij en de vereniging hierdoor schade berokkent.
Tevens stelt de vereniging zich op het standpunt dat gedaagde gelden aan de vereniging heeft onttrokken tot een totaalbedrag van
€ 22.449,65.
2. Op grond van het voorgaande vordert de vereniging thans -na wijziging van haar oorspronkelijke vordering zoals hiervoor onder het verloop van de procedure genoemd- samengevat:
a. afgifte door gedaagde van het adressenbestand van de vereniging binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, versterkt met een dwangsom;
b. aan gedaagde een verbod op te leggen om de leden van de vereniging te benaderen, eveneens versterkt met een dwangsom;
c. betaling door gedaagde aan de vereniging van een bedrag ad
€ 22.449,65, subsidiair van een voorschot op dit bedrag.
3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer tegen voormelde vorderingen dat, voor zover nodig, hierna zal worden besproken.
De beoordeling van de vorderingen
De vordering onder 2a
1. Voldoende aannemelijk is geworden dat gedaagde vanaf de oprichting van de vereniging tot aan zijn vertrek nagenoeg alle bestuurlijke werkzaamheden van/voor de vereniging heeft verricht.
Als zodanig was hij in het bezit van de boekhouding en het adressenbestand van de vereniging.
Voorshands moet, mede gelet op de onder de feiten sub 4 door gedaagde verzonden e-mailberichten, er van worden uitgegaan dat
gedaagde nog steeds in het bezit is van het adressenbestand van de vereniging. Nu gedaagde echter geen (bestuurs)lid meer is van de vereniging, moet geoordeeld worden dat waar de vereniging wel belang heeft bij het bezit van deze zaken en gedaagde niet, de weigering ze aan de vereniging over te dragen onrechtmatig is. De vordering dient in beginsel reeds op die grond te worden toegewezen. Los daarvan heeft de vereniging voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het adressenbestand nodig heeft om de vereniging draaiende te houden.
Gedaagde heeft in dit verband weliswaar aangevoerd dat hij inmiddels zowel een hard copy als een digitale versie van het bestand aan de bestuursleden van de vereniging heeft verstrekt, maar volgens de vereniging heeft zij slechts een onleesbare CD-Rom van gedaagde ontvangen. Gedaagde heeft het tegendeel daarvan onvoldoende aangetoond. De enkele verwijzing door gedaagde naar een door de vereniging op 6 oktober 2003 aan de leden gezonden nieuwsbrief (waaruit zou blijken dat de administratie van de vereniging eind augustus 2003 zo goed als op orde was) is daarvoor onvoldoende.
De vordering zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.
Er is -anders dan de vereniging meent- aanleiding om het totaal van de op te leggen dwangsommen aan een maximum te binden.
De vordering onder 2b
2. Gelet op de (verzending van de) hiervoor onder de feiten sub 4. genoemde e-mailberichten van gedaagde staat vast dat hij na zijn vertrek de leden van de vereniging heeft benaderd met (naar moet worden aangenomen) behulp van het adressenbestand van de vereniging. Zoals hiervoor onder 1. is overwogen had gedaagde dit bestand op dat moment onrechtmatig onder zich.
Reeds het met gebruikmaking van dit bestand benaderen van de leden van de vereniging moet daarom -nog los van de inhoud van de desbetreffende e-mailberichten- als onrechtmatig worden aangemerkt. Maar ook afgezien daarvan acht de voorzieningenrechter het benaderen van de leden van de vereniging door gedaagde onrechtmatig.
Gezien de inhoud van de hiervoor genoemde e-mailberichten van gedaagde aan de leden kan zeker niet uitgesloten worden geacht dat gedaagde door deze (wijze van) benadering de leden een verkeerd beeld zal geven van de vereniging, waardoor die leden geïrriteerd zullen (kunnen) raken en de vereniging daarop zullen aanspreken. Tot slot moet -mede gelet op de omstandigheid dat gedaagde inmiddels (kennelijk) bezig is een stichting op te richten met soortgelijke doelstellingen als die van de vereniging- evenmin uitgesloten worden geacht dat gedaagde door deze benadering leden van de vereniging aftroggelt en daarmee de financiële positie van de vereniging, die immers afhankelijk is van de contributie van haar leden, schaadt.
De vordering moet gelet op het voorgaande worden toegewezen. Daarbij zal -anders dan gedaagde heeft betoogd- mede gelet op mogelijke problemen bij de executie van dit vonnis geen uitzondering worden gemaakt voor vrienden, bekenden en relaties van gedaagde die
al of niet door toedoen van gedaagde lid zijn van de vereniging zijn geworden.
Ook in dit geval is, anders dan de vereniging meent, aanleiding om het totaal van de op te leggen dwangsommen aan een maximum te binden.
De vordering onder 2c
3. In het gevorderde bedrag is een bedrag van € 7.500,-- begrepen wegens door gedaagde uit de kas van de vereniging opgenomen gelden die vervolgens door hem zijn uitbetaald aan werknemers van zijn bedrijf Max Finance. Deze werknemers zouden werkzaamheden voor de vereniging hebben verricht. De bestuursleden van de vereniging ontkennen echter daarvoor toestemming te hebben gegeven. Gedaagde heeft het tegendeel daarvan niet betoogd, maar slechts aangevoerd dat hij hiervoor toestemming gevraagd (niet: gekregen) had.
Dat betekent dat hij het bedrag ad € 7.500,-- aan de vereniging zal moeten terugbetalen. In zoverre is de vordering dus toewijsbaar.
De overige door de vereniging opgevoerde posten hebben met name betrekking op door gedaagde gedane, volgens de vereniging niet door hem verantwoorde uitgaven en op door hem niet afgedragen contributiegelden.
Gedaagde betwist uitdrukkelijk de verschuldigdheid van deze bedragen, die volgens hem alle voor en ten behoeve van de vereniging door hem zijn gemaakt.
Wie van partijen daarin gelijk heeft kan in het kader van dit kort geding niet worden uitgezocht. De vordering dient in zoverre, mede gelet op de geldende incassocriteria voor toewijzing van een geldvordering in kort geding, te worden afgewezen.
De voorzieningenrechter raadt partijen aan deze kwestie in onderling overleg en eventueel met behulp van een (onpartijdige) boekhouddeskundige op te lossen.
De proceskosten
4. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde in de kosten van dit kort geding worden verwezen. Het daaronder begrepen griffierecht zal worden gerelateerd aan de hoogte van het toe te wijzen geldbedrag, zodat het meerdere (€ 180,--) voor rekening van de vereniging dient te blijven.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. veroordeelt gedaagde om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het adressenbestand van de vereniging aan de vereniging te retourneren,
2. veroordeelt gedaagde om ingeval hij (na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen, aan de vereniging een dwangsom te betalen van € 500,-- per dag, echter tot een maximum van € 7.500,--,
3. veroordeelt gedaagde om zich te onthouden van het benaderen van leden van de vereniging,
4. veroordeelt gedaagde om ingeval hij (na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling sub 3 te voldoen, aan de vereniging een dwangsom te betalen van € 500,-- per overtreding, echter tot een maximum van € 7.500,--,
5. veroordeelt gedaagde om aan de vereniging tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van € 7.500,--,
6. veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de vereniging bepaald op € 703,-- voor salaris en op € 326,16 voor verschotten,
7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters op 13 november 2003.
de griffier de rechter