ECLI:NL:RBARN:2003:AM2513

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/095142-03
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langdurige verduistering door kassier in supermarkt in Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 22 oktober 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een kassier van een supermarkt in Arnhem, die beschuldigd werd van langdurige verduistering. De verdachte, die in de periode van 1 september 2002 tot en met 20 juni 2003 opzettelijk een bedrag van 107.707 euro verduisterde, werd ook aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een alarmpistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die in dienst was als kassamedewerker, op systematische wijze geld uit de kassa heeft weggenomen, wat leidde tot aanzienlijke schade voor de werkgever. Daarnaast werd er een alarmpistool aangetroffen bij de verdachte, wat de veiligheid in de omgeving in gevaar bracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een gokverslaving, en heeft besloten tot een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd een werkstraf van 240 uur opgelegd. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. W.A.J. Hagen, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 33.601,90 euro toegewezen, met een bijkomende schadevergoeding van 938,35 euro voor rechtsbijstand. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/095142-03
Datum zitting : 8 oktober 2003
Datum uitspraak : 22 oktober 2003
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september
2002 tot en met 20 juni 2003 te Arnhem opzettelijk 107.707 Euro, althans een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde(n) aan [slachtoffer] en/of winkelbedrijf [naam], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als kassa/verkoop-medewerker, en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2003 te Arnhem een of meer wapens van categorie
III, te weten een alarmpistool, merk Valtro, kaliber 9 mm, voorhanden heeft
gehad;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 8 oktober 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij], vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. W.A.J. Hagen. De benadeelde partij vordert dat verdachte -wordt veroordeeld aan hem te beta-len een bedrag van € 107.707,00 aan schadever-goe-ding en
€ 938,35 aan kosten rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaar-delijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasse-ringscontact, en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen geldsom van € 1.398,10 verbeurd wordt verklaard.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]. tot een bedrag van
€ 35.000,00, vermeerderd met een bedrag van € 938,35 aan kosten van rechtsbijstand, wordt toegewezen en dat er een schade-vergoe-dings-maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 360 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd dat de bena-deelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in haar vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 september
2002 tot en met 20 juni 2003 te Arnhem opzettelijk een
hoeveelheid geld, die geheel of ten dele
toebehoorde aan [slachtoffer] en/of winkelbedrijf [naam],
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als kassa/verkoop-medewerker, en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op 30 juni 2003 te Arnhem een wapens van categorie
III, te weten een alarmpistool, merk Valtro, kaliber 9 mm, voorhanden heeft
gehad;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. feit 1:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 september 2003;
- een voorlichtingsrapport van (stichting) Reclassering Nederland, gedateerd 26 september 2003, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte heeft gedurende een lange periode en op systemati-sche wijze geld weggenomen uit de kassa van zijn werkgever. Daardoor is de werkgever voor forse bedragen bena-deeld. Daarnaast is bij verdachte een alarmpistool aangetroffen. Door het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen worden de veiligheidgevoelens aangetast. De rechtbank acht dit ernsti-ge feiten.
Verdachte is echter niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest en pleegde de feiten (deels) vanwege zijn gokverslaving.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenis-straf die deels voorwaardelijk zal zijn met daarnaast een werkstraf.
De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient als waar-schu-wing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaarde-lijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclasse-ring (De Grift), ook als dat mocht inhouden het ondergaan een ambulante behandeling voor zijn gokverslaving.
De rechtbank overweegt dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 1.398,10 toebehoort aan de rechthebbende [benadeelde partij] en aan haar zal moeten worden teruggegeven.
De rechtbank zal niet beslissen over de onder verdachte inbeslaggenomen € 4.000,00, die tevens op de beslaglijst vermeld staan, nu verdachte daarvan afstand heeft gedaan.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring, alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank zal de civiele vordering van [benadeelde partij]. - na aftrek van de inbeslaggenomen geldsom van € 1.398,10 die aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven - tot een bedrag van
€ 33.601.90 + € 938,35 aan materiële schade toewij-zen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol-doende met stukken is onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafge-ding.
Met uitzondering van de kosten van rechtsbijstand geldt voor het toewijsbare deel van de vordering tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 91, 321 en 322 van het Wetboek van Straf-recht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdtachtig (280) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf honderdtachtig (180) dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzin-gen die hem door of namens de (stich-ting) Re-classe-ring Nederland (De Grift) zullen worden gegeven, ook als dit zal inhouden een ambulante behandeling voor zijn gokverslaving, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling no-dig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland (De Grift) om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht.
En voorts tot
het verrichten van een werkstraf gedurende tweehonderdveertig (240) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op honderdtwintig (120) dagen.
Gelast de teruggave van het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.398,10 aan de rechthebbende [benadeelde partij].
En voorts ten aanzien van feit 1:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij], gevestigd te [adres], te betalen
€ 33.601,90 (zegge drieëndertigduizend zeshonderdenéén euro en negentig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op
€ 938,35 (negenhonderdachtendertig euro en vijfendertig eurocent) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 33.601,90, subsidiair 140 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], gevestigd te [adres], te betalen
€ 33.601,90, (zegge drieëndertigduizend zeshonderdenéén euro en negentig eurocent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 140 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester, vice-president als voorzitter,
mr. C. Lely-Van Goch, rechter,
mr. R.H. Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 oktober 2003.