ECLI:NL:RBARN:2003:AL4317

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Reg.nr.: AWB 02/797 WOB
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.J.A.M. van Geest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot informatie uit de gemeentelijke basisadministratie op basis van de Wet GBA

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 september 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging FNV Ledenservice en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente B. De eiseres, de Vereniging FNV Ledenservice, had verzocht om informatie uit de gemeentelijke basisadministratie, maar dit verzoek werd door verweerder geweigerd. De rechtbank moest beoordelen of eiseres als 'derde' kon worden aangemerkt in de zin van artikel 98 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA).

Eiseres stelde dat zij de gevraagde informatie nodig had voor de uitvoering van een vonnis van het Arbeitsgericht Osnabrück, waarin een betaling was opgelegd aan een derde partij. De rechtbank overwoog dat, hoewel eiseres juridische werkzaamheden verricht, zij niet op grond van een algemeen verbindend voorschrift belast is met deze werkzaamheden. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om als derde te worden aangemerkt volgens de Wet GBA.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder, dat het verzoek om informatie had afgewezen, terecht was. Eiseres had geen recht op de gevraagde informatie, omdat zij niet tot de categorieën behoort die in artikel 99 van de Wet GBA zijn genoemd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Reg.nr.: AWB 02/797 WOB
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
Vereniging FNV Ledenservice,
gevestigd te Deventer, eiseres,
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente B, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 19 maart 2002
2. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2002 heeft verweerder het verzoek van eiseres om informatie te verstrekken uit de gemeentelijke basisadministratie geweigerd.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het namens eiseres door mr. R.H. van Zanten, werkzaam bij eiseres, tijdig ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerdergenoemde besluit gehandhaafd.
Het namens eiseres tijdig ingediende beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 14 augustus 2003. Eiseres heeft zich aldaar met voorafgaand bericht niet doen vertegenwoordigen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de heer mr. B.M.F.C. van Leeuwen, werkzaam bij verweerders gemeente.
3. Overwegingen
In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
In artikel 98, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) is bepaald dat aan een derde op schriftelijk verzoek een gewaarmerkt afschrift wordt verstrekt van de algemene gegevens en de verwijsgegevens voor zover de verstrekking van die gegevens is voorgeschreven in een algemeen verbindend voorschrift, dan wel voor zover die gegevens noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van algemeen verbindend voorschrift en worden gevraagd door een derde die uit hoofde van ambt of beroep gewoonlijk met rechtelijke werkzaamheden is belast. Het verzoek behelst de gronden voor de verstrekking.
Gebleken is uit de gedingstukken dat eiseres de bij verweerder gevraagde informatie wenst te ontvangen voor de uitvoering van een door het Arbeitsgericht Osnabruck op 26 oktober 2001 uitgesproken veroordeling, waarbij onder meer is bepaald dat de firma W. GmbH te C DM 418,- dient te betalen aan de heer U, wonende te T. Omdat voornoemde firma tot op heden nog niet over is gegaan tot uitbetaling van eerdergenoemd bedrag wil eiseres namens de heer S het vonnis executeren. Daarbij zal eiseres het vonnis doen betekenen bij mevrouw O, bestuurder van eerdergenoemde firma. Uit de handelsregistratie is gebleken de mevrouw O woonachtig is te B, zodat eiseres zich met haar verzoek tot verstrekking van informatie op grond van de Wet GBA tot verweerder heeft gewend.
Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak 8 februari 1999, AB 1999,237) blijkt dat artikel 98, eerste lid, van de Wet GBA, gelet op het belang van de bescherming van de individuele levenssfeer dat met die bepaling mede beoogd is te worden gediend, restrictief dient te worden gelezen. Het uitbrengen van een dagvaarding betreft wel de uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift in de zin van artikel 98 van voornoemde wet.
Evenals verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet kan worden aangemerkt als derde als bedoeld in artikel 98 van de Wet GBA. De werkzaamheden van eiseres bestaan gewoonlijk wel uit juridische werkzaamheden, doch eiseres is daarmee echter niet op grond van een (europeesrechtelijk) algemeen verbindend voorschrift belast. Nu eiseres evenmin behoort tot de categorieën als bedoeld in artikel 99 van meergenoemde wet en verweerder geen uitvoering heeft gegeven aan de op grond van artikel 100 van de Wet GBA bestaande bevoegdheid tot vaststellen van een gemeentelijke verordening op grond waarvan verstrekking van de gevraagde informatie mogelijk wordt gemaakt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat aan eiseres op grond van artikel 98 van de Wet GBA geen informatie uit de gemeentelijke basisadministratie kan worden verstrekt.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.J.A.M. van Geest, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2003, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M.B. van Eeten als griffier.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op:
Coll: