Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/093088-03
Datum zitting : 27 augustus 2003
Datum uitspraak : 10 september 2003
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : 21 maart 1976 te Eindhoven
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Arnhem, huis van bewaring Arnhem-Noord “De Berg”, gevestigd aan de Wilhelminastraat 16 te Arnhem.
Raadsman: mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (agent van politie) van het leven te
beroven, opzettelijk als bestuurder van een personenauto rijdende, over de
Maasstraat met een snelheid van omstreeks 100 kilometer per uur, met
onverminderde snelheid over die Maasstraat is blijven rijden terwijl over die
Maasstraat [slachtoffer] hem, verdachte, tegemoet kwam rijden in een
personenauto, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen [slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend opzettelijk als bestuurder van
een personenauto rijdende, over de Maasstraat met een snelheid van omstreeks
100 kilometer per uur, met onverminderde snelheid over die Maasstraat is
blijven rijden terwijl over die Maasstraat [slachtoffer] hem, verdachte,
tegemoet kwam rijden in een personenauto;
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de regiopolitie Brabant noord, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, doordat hij, verdachte, met zijn
personenauto tegen voornoemde personenauto is aangereden, waardoor schade aan voornoemde personenauto is ontstaan;
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen opzettelijk en wederrechtelijk een
hek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, doordat hij, verdachte, met zijn
personenauto tegen dat hek is aangereden, waardoor schade aan dat hek is
ontstaan;
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, St. Annastraat, een aantal voor
hem, verdachte uit over die weg rijdende andere motorrijtuigen heeft
ingehaald, waarbij verdachte een verkeersheuvel aan de linkerzijde voorbij is
gereden en/of één of meermalen een dubbel doorgetrokken witte streep heeft
overschreden en/of over enige afstand(en) het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg heeft gevolgd, waardoor een toen aldaar zich bevindende bestuurder(s) van een ander(e) motorijtuig(en), welke
motorrijtuig(en) zich bevond(en) op dat voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde weggedeelte en/of hem, verdachte zeer dicht was/waren genaderd,
moest(en) uitwijken en/of hevig moest(en) remmen om een aanrijding met dat
door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 augustus 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer], woonplaats kiezende aan de [adres] te [woonplaats], die vordert dat verdachte -wordt veroordeeld aan hem te beta-len een bedrag van € 450,00 aan immateriële schadever-goe-ding.
Namens benadeelde partij [slachtoffer] is ter terechtzitting verschenen mr. M. van Wensen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht, en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat verdachte ter zake van het onder 4 tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot 2 maanden hechtenis.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen auto verbeurd wordt verklaard.
De officier van justitie heeft geëist dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 450,00 wordt toegewezen en dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechte-nis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van feit 1 primair:
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat het opzetvereiste niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat derhalve zijn cliënt vrijgesproken dient te worden van hetgeen hem onder 1 primair alsmede 1 subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gedingstukken en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard niet geconcludeerd kan worden dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] door zijn gevaarlijke rijgedrag op de Maasstraat in Heumen het leven zou verliezen. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 15 oktober 1996, nr. 102826, NJ 1997/199, heeft overwogen is hiertoe in een situatie als de onderhavige niet alleen vereist dat het rijgedrag van verdachte duidt op het op de koop toenemen van de dood van het slachtoffer, maar eveneens op het op de koop toenemen van zijn eigen overlijden. Voor dit laatste bestaat geen enkele aanwijzing. Het rijgedrag van verdachte op de Maasstraat werd ingegeven door zijn wil om te vluchten voor agent [X]. Dit doel kon alleen bereikt worden indien hij een aanrijding met de tegemoetkomende auto waarin agent [slachtoffer] zat kon voorkomen. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat indien [slachtoffer] niet reeds was uitgeweken hij dit zelf gedaan zou hebben, wat de rechtbank niet onmogelijk of zonder meer onaannemelijk acht. Ook het rijgedrag van verdachte voor het moment waarop hij met hoge snelheid de auto van [slachtoffer] passeerde duidt erop dat hij aanrijdingen wilde voorkomen. Zo heeft hij de auto van agent [X], die dwars op de weg stond, ontweken door gebruik te maken van het dijktalud. De rechtbank acht derhalve ten aanzien van feit 1 primair (voorwaardelijk) opzet niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is, mede gelet op verdachtes eigen verklaring, van oordeel dat verdachte zich wel willens en wetens aan de aanmerkelijke kans heeft blootgesteld, en deze ook heeft aanvaard, dat het slachtoffer zich dermate bedreigd voelde door het handelen van verdachte dat hij voor zijn leven vreesde. Het verweer dat verdachte in verband met het ontbreken van opzet moet worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde wordt derhalve verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (agent van politie) van het leven te
beroven, opzettelijk als bestuurder van een personenauto rijdende, over de
Maasstraat met een snelheid van omstreeks 100 kilometer per uur, met
onverminderde snelheid over die Maasstraat is blijven rijden terwijl over die
Maasstraat [slachtoffer] hem, verdachte, tegemoet kwam rijden in een
personenauto, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen [slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend opzettelijk als bestuurder van
een personenauto, rijdende over de Maasstraat, met een snelheid van omstreeks 100 kilometer per uur, met onverminderde snelheid over die Maasstraat is blijven rijden terwijl over die Maasstraat [slachtoffer] hem, verdachte, tegemoet kwam rijden in een personenauto;
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de regiopolitie Brabant noord, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, doordat hij, verdachte, met zijn
personenauto tegen voornoemde personenauto is aangereden, waardoor schade aan voornoemde personenauto is ontstaan;
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Heumen opzettelijk en wederrechtelijk een
hek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, doordat hij, verdachte, met zijn
personenauto tegen dat hek is aangereden, waardoor schade aan dat hek is
ontstaan;
hij op of omstreeks 20 mei 2003 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, St. Annastraat, een aantal voor
hem, verdachte uit over die weg rijdende andere motorrijtuigen heeft
ingehaald, waarbij verdachte een verkeersheuvel aan de linkerzijde voorbij is
gereden en/of één of meermalen een dubbel doorgetrokken witte streep heeft
overschreden en/of over enige afstand(en) het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg heeft gevolgd, waardoor een toen aldaar zich bevindende bestuurder(s) van een ander(e) motorijtuig(en), welke
motorrijtuig(en) zich bevond(en) op dat voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde weggedeelte en/of hem, verdachte zeer dicht was/waren genaderd,
moest(en) uitwijken en/of hevig moest(en) remmen om een aanrijding met dat
door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 mei 2003.
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte heeft zich op 20 mei 2003 schuldig gemaakt aan een groot aantal verkeersgerelateerde delicten. Hij heeft hierdoor vele van zijn medeweggebruikers ernstig in gevaar gebracht. In zijn poging om voor de politie te vluchten heeft verdachte niet alleen zeer gevaarlijk gereden, maar heeft hij ook nog een politieagent met de dood bedreigd door met onverminderde snelheid met zijn voertuig op hem af te rijden waardoor de politieagent hem moest ontwijken. Verdachte heeft bij zijn vluchtpoging de nodige (psychische) schade aangericht.
Het complete feitencomplex dient bestraft te worden met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte te stimuleren in de toekomst conform de verkeersregels deel te nemen aan het verkeer en zich ook verder te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
Voorts zal de rechtbank ten aanzien van feit 4 - gelet op de extreme mate waarin verdachte gevaar heeft veroorzaakt - de maximale ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
De inbeslaggenomen auto dient verbeurd te worden verklaard nu de verdachte de feiten met behulp van deze auto heeft begaan.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Namens verdachte is aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen omdat vrijspraak voor feit 1 zou moeten volgen. De hoogte van de vordering als zodanig is niet betwist. Nu geen vrijspraak volgt voor feit 1 en de vordering de rechtbank ook overigens niet ongegrond of onredelijk voorkomt zal deze vordering dan ook in haar geheel worden toegewezen.
De rechtbank zal de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen en zal dus verdachte de verplich-ting opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 57, 62, 91, 285 en 350 van het Wetboek van Straf-recht, alsmede de artikelen 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf zes (6) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van feit 4 tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertui-gen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van twee (2) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeers-wet 1994.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], woonplaats kiezende aan de [adres] te [woonplaats], te betalen € 450,00 (zegge vierhonderdvijftig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], woonplaats kiezende aan de [adres] te [woonplaats], te betalen € 450,00, (zegge vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. R.H. Koning, rechter als voorzitter,
mr. J.P. Bordes, rechter,
mr. M.C.G.J. van Well, rechter,
in tegenwoordigheid van D.W.A. van Kuppeveld, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2003.