ECLI:NL:RBARN:2003:AI0822

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/095074-03 en 06/060310-01
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor brandstichting en brand door schuld na achterlaten van brandende sigarettenpeuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 juli 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en brand door schuld. De tenlastelegging betrof het opzettelijk in brand steken van een stoel en het achterlaten van brandende sigaretten in een perceel in Arnhem op 7 februari 2003. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering. Tijdens de zitting op 16 juli 2003 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. Schouwenaar.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en de zaak grondig bestudeerd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van zowel brandstichting als brand door schuld. De rechtbank concludeerde dat de brand in het perceel was ontstaan door het aansteken van een stoel door een medeverdachte, zonder dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Hierdoor was er geen sprake van medeplegen.

Aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, wees de rechtbank ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie af en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is een belangrijke uitspraak in het kader van de bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummers : 06/060310-01
Datum zitting : 16 juli 2003
Datum uitspraak : 29 juli 2003
STRAFVONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman: mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 07 februari 2003 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een perceel aan de
[adres], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een stoel (met een aansteker) in
brand gestoken en/of een of meer brandende/smeulende sigaretten(peuken) naar binnen gegooid/geschoten en/of in voornoemd perceel achtergelaten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemd perceel geheel of gedeeltelijk is
verbrand, althans brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (de
inboedel van) voornoemd perceel en/of voor (de inboedel van) de belendende
panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de
bewoners van de belendende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 07 februari 2003 te Arnhem, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een perceel aan de [adres] een stoel (met een aansteker) in brand heeft gestoken en/of een
of meer brandende/smeulende sigaretten(peuken) naar binnen heeft
gegooid/geschoten en/of heeft achtergelaten in genoemd perceel, ten gevolge
waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat
genoemd perceel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er
brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor (de inboedel van)
voornoemd perceel en/of (de inboedel van) belendende percelen, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van de
belendende percelen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen,
ontstond;
2. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 06/060310-01), welke vordering op de bij de wet voorgeschreven wijze aan veroordeelde is betekend en waarvan hierna een fotokopie (bijlage I) is ingevoegd en de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 16 juli 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen en heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij], wonende te [adres], die vordert dat verdachte -wordt veroordeeld aan hem te beta-len een bedrag van € 25.020,38 aan schadever-goe-ding.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaar-delijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Zij vordert daarom dat de benadeelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in zijn vorde-ring.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van 161 dagen gevangenisstraf die door de rechtbank Zutphen op 4 september 2001 voorwaardelijk is opgelegd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
4. De motivering van de beslissing
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte zowel primair als subsidiair is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrij-spreken.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtztting bewezen dat de brand in het perceel [adres] is ontstaan ten gevolge van het aansteken door [medeverdachte] van een stoel. Daarbij was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] en er is derhalve ook geen sprake van medeplegen.
Omdat verdachte zal worden vrijgesproken zal de rechtbank de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie afwijzen en de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Gelet op de betrekkelijke wetsartikelen.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de gehele tenlastelegging.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Ten aanzien van het parketnummer 06/060310-01.
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Aldus gewezen door:
mr. R.H. Koning, rechter als voorzitter,
mr. A. van Waarden, rechter,
mr. W.J. Vierveijzer, rechter,
in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2003.