ECLI:NL:RBARN:2003:AI0822
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor brandstichting en brand door schuld na achterlaten van brandende sigarettenpeuk
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 juli 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en brand door schuld. De tenlastelegging betrof het opzettelijk in brand steken van een stoel en het achterlaten van brandende sigaretten in een perceel in Arnhem op 7 februari 2003. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering. Tijdens de zitting op 16 juli 2003 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. Schouwenaar.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en de zaak grondig bestudeerd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van zowel brandstichting als brand door schuld. De rechtbank concludeerde dat de brand in het perceel was ontstaan door het aansteken van een stoel door een medeverdachte, zonder dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Hierdoor was er geen sprake van medeplegen.
Aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, wees de rechtbank ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie af en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is een belangrijke uitspraak in het kader van de bewijsvoering in strafzaken.