ECLI:NL:RBARN:2003:AI0728

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96087/ HA ZA 03-182
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. van Driel van Wageningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij gebrekkige verwarmingsinstallatie bij woningverkoop

In deze zaak hebben eisers, X en Y, een woning gekocht van gedaagden, Q en C, waarbij zij een centrale verwarmingsinstallatie hebben aangetroffen die niet naar behoren functioneerde. De koop vond plaats op 5 juli 2001, met de eigendomsoverdracht op 17 december 2001. Na de aankoop hebben eisers geconstateerd dat de verwarming in de woning niet voldoende functioneerde, wat leidde tot een geschil over de aansprakelijkheid van de verkopers voor de gebreken aan de verwarmingsinstallatie. Tijdens de comparitie werd duidelijk dat de partijen voorafgaand aan de koop een rondgang door de woning hadden gemaakt, waarbij de verwarmingsinstallatie ter sprake was gekomen. Eisers hebben vervolgens de verwarmingsinstallatie laten aanpassen door een derde partij, maar de kosten van deze aanpassing zijn onderwerp van het geschil. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verkopers, Q en C, aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de gebreken, omdat de koper er in het algemeen van uit mag gaan dat de verwarmingsinstallatie goed functioneert, zeker wanneer de verkopers dit expliciet hebben bevestigd. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de staat van de verwarmingsinstallatie ten tijde van de aankoop te onderzoeken. De eisers vorderen een schadevergoeding van € 6.148,10, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en de rechtbank heeft bepaald dat de deskundige de nodige vragen moet beantwoorden om de aansprakelijkheid vast te stellen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 96087 / HA ZA 03-182
Datum vonnis: 9 juli 2003
Vonnis
in de zaak van
1. X,
wonende te Z,
2. [Y]
wonende te Voorthuizen,
eisers,
procureur mr. J.M.J. Huver te Arnhem,
advocaat mr. A. Kouwenaar te Amersfoort,
tegen
1. Q,
wonende te Z,
2. C,
wonende te Z,
gedaagden,
procureur mr. P.C. Plochg te Arnhem,
advocaat mr. P.G.F.M. van Oss te Harderwijk.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 2 april 2003. De daarop gehouden comparitie van partijen, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt, heeft niet tot overeenstemming geleid. Vervolgens is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten en het geschil
1.1 Op 5 juli 2001 hebben X c.s. van Q c.s. gekocht het woonhuis c.a. aan de X-weg te Z voor een koopprijs van ƒ 1.185.000,-- k.k.. De eigendomsoverdracht heeft op
17 december 2001 plaatsgevonden.
1.2 Voor het sluiten van de koop hebben de partijen een rondgang gemaakt door de woning met W, een door X c.s. in de arm genomen bouwkundig adviseur. Bij die gelegenheid is onder meer gesproken over de centrale verwarmingsinstallatie.
1.3 In februari 2002 hebben X c.s. aan Q c.s. mondeling laten weten dat de verwarming niet voldoende functioneerde. Naar aanleiding van een schriftelijke bevestiging daarvan hebben de partijen vergeefs overlegd over een oplossing. Vervolgens hebben X c.s. de verwarmingsinstallatie laten aanpassen door Installatie Techniek Hevel B.V. te Ederveen.
1.4 X c.s. hebben Q c.s. aansprakelijk gesteld voor de kosten gemoeid met het in orde maken van de verwarmingsinstallatie.
2. X c.s. vorderen de veroordeling van Q c.s. aan hen te betalen een hoofdsom van € 6.148,10 inclusief omzetbelasting met de wettelijke rente en € 1.097,44 inclusief omzetbelasting wegens buitengerechtelijke incassokosten.
X c.s. baseren hun vorderingen op de vaststaande feiten. Zij verwijzen Q c.s. toerekenbaar tekort te zijn geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door een woning met een gebrekkige verwarmingsinstallatie te leveren. Het bleek dat met name in de keuken en de woonkamer de gewenste temperatuur pas na een aanzienlijk tijdsverloop (9 uur in de woonkamer (20°c)) kon worden bereikt. Zij stellen in de inleidende dagvaarding € 6.667,10 inclusief omzetbelasting kosten hebben moeten maken om de gebreken te herstellen, waarop in mindering komt een premie van € 519,--.
Q c.s. voeren gemotiveerd verweer. Zij betwisten de gestelde gebreken. Zij hebben er gedurende acht jaar gewoond en nooit problemen gehad. Ook betwisten zij de hoogte van de gestelde schade.
De beoordeling van het geschil
3. Tijdens de comparitie hebben X c.s. meegedeeld dat bij nader inzien de post isolatiekosten (€ 1.254,33) geen schade is die in verband staat met de gestelde wanprestatie. Daartegenover dient de aftrekpost van € 519,-- voor isolatiepremie buiten beschouwing te blijven. Dit betekent dat de schadepost door hen per saldo op
€ 5.412,77 wordt begroot en dat het meerdere niet toewijsbaar zal zijn.
4. Tijdens de comparitie is besproken de brief van de bouwkundig adviseur W van 16 oktober 2002. Q c.s. hebben de juistheid van de daarin gegeven weergave van de bezichtiging op 11 juni (juli is kennelijk een vergissing) 2001 erkend. Daarmee staat vast dat het al dan niet goed functioneren van de centrale verwarming toen aan de orde is gesteld en dat Q c.s. daarop hebben meegedeeld dat er geen problemen waren.
Wanneer een woning met een centrale verwarmingsinstallatie wordt verkocht, dan mag de koper er in het algemeen van uitgaan dat die installatie goed functioneert. Dat is zeker het geval wanneer zoals hier Q c.s. hebben meegedeeld dat dat het geval is. X c.s. behoefden toen immers niet te betwijfelen dat de verwarming het bij alle weersomstandigheden voldoende zou doen. Dat het geen nieuwbouwwoning betrof maakt dat niet anders. Mocht blijken dat het verwijt van X c.s. terecht is, dan moet worden aangenomen dat Q c.s. een onjuiste mededeling hebben gedaan en kunnen zij zich ter afwering van aansprakelijkheid er niet op beroepen dat de adviseur van X c.s. het gebrek zelf had kunnen ontdekken, zoals Q c.s. hebben opgeworpen.
5. Aan het voorgaande doet niet af dat in de koopovereenkomst is opgenomen dat het verkochte moet worden aanvaard in de staat, waarin het zich ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevond (art. 5 lid 1), nu de verkoper op grond van artikel 5 lid 3 er voor instaat dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik nodig zijn en die garantie derogeert aan de – eventuele – vrijtekening in lid 1.
6. Het subsidiair verweer van Q c.s. dat zij nimmer in gebreke zijn gesteld en niet in de gelegenheid zijn gesteld een eventueel gebrek zelf te (doen) verhelpen, wordt verworpen. De verplichting tot levering van een woning met een voldoende functionerende verwarming kan uit haar aard slechts worden nagekomen op het moment van de eigendomsoverdracht. Functioneert de verwarming onvoldoende dan is nakoming in zoverre blijvend onmogelijk geworden en is de verkoper van rechtswege in verzuim.
7. Volgens de gewone regels van bewijslastverdeling dienen X c.s. de betwiste gebreken van de verwarmingsinstallatie en de met het herstel daarvan gemoeide eveneens weersproken kosten aan te tonen. Daarvoor is het inwinnen van een deskundigenbericht gewenst. De kosten daarvan zullen door X c.s. moeten worden voorgeschoten. De partijen hebben de keuze van de te benoemen deskundige aan de rechtbank overgelaten. De daarop ambtshalve benaderde deskundige heeft zich bereid verklaard zijn benoeming te aanvaarden. Overeenkomstig zijn opgave wordt van X c.s. een voorschot van
€ 2.000-- inclusief omzetbelasting verwacht.
Voor het geval zou komen vast te staan dat X c.s. het gelijk aan hun zijde hebben wordt reeds nu overwogen dat voor de daaruit voortvloeiende aanspraak op vergoeding van de herstelkosten het er niet toe doet of deze zijn voldaan. Deze abstracte benadering gaat niet op voor de kosten die zijn gemaakt om de aard van de gebreken vast te stellen. Het ligt op de weg van X c.s. die kosten nader toe te lichten en te specificeren. De nu ter beschikking staande werkbonnen en facturen zijn onvoldoende. Zo lijkt bijvoorbeeld op orderbon 200285 alleen de post “radiatoren keuken opgemeten” in dit verband relevant.
8. Behoudens van het provisionele deel van dit vonnis is hoger beroep niet mogelijk dan tegelijk met dat van een later wel voor hoger beroep vatbaar vonnis. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Voldeed de centrale verwarmingsinstallatie in het woonhuis aan de X-weg te Z ten tijde van de aankoop door X c.s. aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen?
2. Indien dat niet het geval was, welke oorzaak of oorzaken kunt u daarvoor dan noemen?
3. Welke werkzaamheden tegen welke kosten waren in dat geval naar uw oordeel nodig om de installatie alsnog in orde te maken?
4. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer C.D. Becqué (Cajef advies), Hoefblad 9, 2771 SK Boskoop, telefoon en fax 0172-217511;
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat X c.s. voor 1 augustus 2003 (kopieën van) de overige processtukken en - voor zover mogelijk - de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zullen doen toekomen;
bepaalt dat X c.s. voor 1 augustus 2003 als voorschot op de kosten van de deskundige € 2.000,-- inclusief omzetbelasting ter griffie van deze rechtbank dienen te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem, onder vermelding van: derdenrekening 612 Rb. en het zaak- en rolnummer;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen;
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. D. van Driel van Wageningen, telefoon 026-3592773, fax 026-3592545;
bepaalt dat de plaats en de tijd waar en wanneer de deskundige tot het onderzoek zal overgaan, zullen worden vastgesteld door de deskundige in overleg met de raadslieden van de partijen;
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 1 oktober 2003;
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit schriftelijk bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van het zaak- en rolnummer;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken;
verwijst de zaak naar de vierde rolzitting na de ontvangst van het deskundigenbericht voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van X c.s. of voor bepaling datum vonnis;
verstaat dat behoudens van het provisionele gedeelte van dit vonnis daarvan geen hoger beroep mogelijk is dan tegelijk met dat van een later wel voor hoger beroep vatbaar vonnis;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2003.
de griffier de rechter
Coll.: WA