Rechtbank Arnhem
Sector Bestuursrecht
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 22 november 2002.
Bij brief van 4 juli 2002 heeft eiser verweerder verzocht over te gaan tot wijziging van zijn geboortejaar in de gemeentelijke basisadministratie.
Bij besluit van 18 september 2002 heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij bezwaarschrift van 5 oktober 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 november 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft mr. J. van der Haar, werkzaam bij het Internationaal centrum voor advies en informatie, bij beroepschrift van 15 december 2002 namens eiser bij deze rechtbank beroep ingesteld. Bij schrijven van 14 februari 2003 heeft mr. J. Berendsen, advocaat te Nijmegen, namens eiser de gronden van beroep aangevuld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 maart 2003. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Berendsen, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. B.M.F.C. van Leeuwen, ambtenaar van de gemeente.
In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Eiser, van Marokkaanse afkomst, heeft zich in 1971 in Nederland gevestigd. Daarbij heeft hij opgegeven te zijn geboren in 1950, welk geboortejaar als zodanig in het destijds gehanteerde persoonsregister is opgenomen. Deze registratie is met de invoering van de thans geldende Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) niet gewijzigd.
Eiser stelt dat hij -in afwijking van de gegevens in het GBA- is geboren in 1945. Hiertoe heeft eiser een (gelegaliseerd) uittreksel overgelegd uit het geboorteregister van de gemeente [gemeente] (Marokko), alsmede een hieraan ten grondslag liggende (gelegaliseerde) uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg te Oujda, welke uitspraak strekt tot rectificatie van voornoemd geboorteregister. Voorts heeft eiser een afschrift van zijn -uit 1965 daterende- huwelijksakte overgelegd, uit welke akte blijkt dat hij in 1945 is geboren. Naar de mening van eiser staat aldus vast dat het in het GBA geregistreerde geboortejaar onjuist is en dat verweerder tot verbetering daarvan is gehouden. Hierbij merkt eiser op dat hij uit angst en schaamte niet eerder om wijziging van het geboortejaar heeft verzocht, waarbij eiser er op wijst dat zulk een wijziging bovendien mogelijk nadelige gevolgen zou hebben gehad in zijn werksituatie.
Verweerder heeft zich -kort samengevat- primair op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde bewijzen onvoldoende zijn om tot wijziging van het geregistreerde geboortejaar over te gaan. Zou evenwel moeten worden geoordeeld dat onomstotelijk is komen vast te staan dat eiser is geboren in 1945, dan dient naar de mening van verweerder aan het belang van een duidelijke en consistente gegevensverstrekking een groter gewicht te worden toegekend dan aan het belang van eiser tot verbetering van zijn persoon betreffende gegevens. Naar de mening van verweerder kan het niet zo zijn dat instanties die afhankelijk zijn van de gegevens uit het GBA, zich na ruim 30 jaar geplaatst zien voor een wijziging die grote -ook financiële- gevolgen heeft voor hun administratie en de daarmee samenhangende activiteiten als het beschikbaar stellen van uitkeringen en pensioenen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voorop wordt gesteld dat met het begrip “basisadministratie” tot uitdrukking is gebracht dat deze administratie een informatiefunctie heeft ten behoeve van alle organen binnen de overheid en de semi-overheid. De (semi-)overheidsorganen dienen de voor hen relevante algemene persoonsgegevens in beginsel te ontlenen aan deze basisadministratie. Dit brengt mee dat de opgenomen persoonsgegevens aan hoge eisen van betrouwbaarheid moeten voldoen, te meer nu afname van de gegevens doorwerking kent in de vaststelling van rechten en plichten die in de wederzijdse verhouding tussen burger en overheid bestaan.
Mede in het licht van het vorenstaande is in artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA bepaald -voor zover hier relevant- dat aan een buiten Nederland gegeven rechterlijke uitspraak over de burgerlijke staat geen gegevens worden ontleend voor zover de Nederlandse openbare orde zich daartegen verzet.
Blijkens de Memorie van Toelichting behorende bij de Wet GBA (kamerstukken 21123, nr. 3, blz. 45 e.v.) kent de Nederlandse openbare orde als bedoeld in artikel 37 Wet GBA een materieel en een processueel karakter. Van materiële strijd kan worden gesproken indien feiten op zichzelf naar het recht van een vreemd land rechtsgeldig zijn ontstaan, maar regels van Nederlands internationaal privaatrecht de rechtsgeldigheid ervan in Nederland eraan ontzeggen. Van een processuele strijd is sprake wanneer op zichzelf feiten vermeld in het buitenlandse brondocument verenigbaar zijn met de Nederlandse openbare orde, maar bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen.
Niet is in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat de Nederlandse openbare orde in materieel opzicht niet aan het opnemen van de gewijzigde geboortedatum in de weg staat. Gelet hierop ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst of het leeftijdsvonnis van de rechtbank te Oujda in strijd moet worden geoordeeld met meergenoemd processueel karakter van de Nederlandse openbare orde. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, waartoe het volgende wordt overwogen.
In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat aan een in het buitenland genomen beslissing, dat bij wijze van rectificatie feitelijk het jaar constateert waarin een betrokkene zou zijn geboren, eerst overwegende betekenis kan worden toegekend indien de gestelde (nieuwe) gegevens door een bevoegde (rechterlijke) instantie zijn vastgesteld en een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Met name moet aan de nodige processuele vereisten zijn voldaan; zo moet blijken dat de rechterlijke beslissing op -naar objectieve maatstaven gemeten- betrouwbare gegevens is gebaseerd.
De rechtbank stelt vast dat het leeftijdsvonnis van de rechtbank te Oujda -conform de Marokkaanse wetgeving- (hoofdzakelijk) is gebaseerd op verklaringen van een twaalftal volwassen getuigen en een verklaring van een arts.
Naar het oordeel van de rechtbank kan -naar objectieve maatstaven gemeten- niet worden gezegd dat vorenbedoeld leeftijdsvonnis is gebaseerd op de te dezen vereiste mate van betrouwbaarheid als door de Nederlandse bevolkingsregistratie wordt gewaarborgd. Hiertoe wordt overwogen dat de getuigenverklaringen zijn afgelegd door familieleden, vrienden en kennissen van eiser, derhalve door personen met wie eiser een min of meer directe relationele band heeft, hetgeen te dezen als niet voldoende objectief kan worden aangemerkt.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de verklaring van de arts, nu -naar ter zitting is bevestigd- door deze geen medisch onderzoek naar de leeftijd van eiser is verricht. Daarbij laat de rechtbank nog in het midden of het, gelet op de huidige stand van zaken en ontwikkeling van de medische wetenschap, wel mogelijk is het geboortejaar van niet jeugdige mensen door medisch onderzoek te bepalen.
Ook aan het door eiser overgelegde afschrift uit het geboorteregister komt naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toe, reeds niet omdat deze juist als gevolg van bedoelde rechtbankuitspraak is gerectificeerd en mitsdien geen zelfstandige bewijskracht heeft.
Voorzover eiser tot slot heeft verwezen naar de in 1965 opgemaakte huwelijksakte, waaruit eveneens zou blijkens dat hij niet in 1950 maar in 1945 is geboren, merkt de rechtbank op dat deze huwelijksakte eerst in beroep is overgelegd, derhalve nadat de bestreden beslissing op bezwaar is genomen. Verweerder heeft daar ten tijde van het bestreden besluit dan ook geen rekening mee kunnen houden. Nu het aan eiser is toe te rekenen dat hij de betreffende huwelijksakte niet eerder heeft ingebracht, verzet de goede procesorde zich ertegen dit stuk thans bij de beoordeling te betrekken. Overigens -en geheel ten overvloede- merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat vorenbedoelde huwelijksakte is gelegaliseerd, hetgeen als zodanig reeds aan het opnemen van de daarin vermelde gegevens in het GBA in de weg staat.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten tot afwijzing van het verzoek van eiser om de registratie van zijn geboortejaar te wijzigen en dat eisers stellingen tegen het bestreden besluit niet tot vernietiging daarvan kunnen leiden. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Beslist wordt derhalve als volgt.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.A.W. Snijders, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2003 in tegenwoordigheid van mr. S.A. van Hoof als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Verzonden op: 11 april 2003
Coll: