ECLI:NL:RBARN:2003:AF5374

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05.061661-02
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijheidsberoving en bedreiging van ambtenaren tijdens uitvoering van ambtsverrichting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 27 februari 2003, staat de verdachte terecht voor meerdere ernstige strafbare feiten die zich op 29 maart 2001 in Kootwijkerbroek hebben voorgedaan. De tenlastelegging omvat onder andere het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van de slachtoffers K. en B., waarbij de verdachte en zijn mededaders hen hebben omsingeld en gedwongen om te blijven. Daarnaast wordt de verdachte beschuldigd van bedreiging van ambtenaren die een ambtsverrichting wilden uitvoeren, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank heeft de zaak op 13 februari 2003 ter terechtzitting onderzocht, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. Schouwenaar.

De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat er toezeggingen zouden zijn gedaan door de politie dat de actievoerders niet vervolgd zouden worden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat deze toezeggingen niet bindend zijn voor het OM en dat de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan, niet voldoende zijn om de niet-ontvankelijkheid van het OM te rechtvaardigen. De rechtbank heeft behoefte aan meer informatie over de rol van het OM en de vertraging van het politieonderzoek, dat pas vijftien maanden na de gebeurtenissen is gestart.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de stukken in handen van de rechter-commissaris te stellen voor het horen van getuigen. De zaak is geschorst voor onbepaalde tijd, en de verdachte zal worden opgeroepen voor een nieuwe zitting. De rechtbank heeft hiermee de mogelijkheid gecreëerd om de feiten verder te onderzoeken en de betrokken partijen te horen over de omstandigheden die hebben geleid tot de vertraging van het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
TUSSENVONNIS
In de zaak van:
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam :
geboren op :
adres :
plaats :
Raadsman: mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
Parketnummers: 05.061661-02
Zittingsdatum : 13 februari 2003 (tegenspraak)
Uitspraak : 27 februari 2003
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk K. en/of B. wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk de personenauto waarin voornoemde K. en/of B. zaten en/of gezeten hadden (met een of meerdere voertuigen en/of met een ladder en/of met een of meerdere andere
voorwerpen) heeft/hebben geblokkeerd en/of die personenauto en/of die K. en/of die B. heeft/hebben omsingeld en/of die K. en/of die B. naar een nabij gelegen kruising (Laageinderweg/Westerhuisweg/Dwarsgraafweg) heeft/hebben gevoerd en/of aldaar heeft/hebben vastgehouden en/of heeft/hebben verboden te vertrekken;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk B. en/of M. wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk de personenauto waarin voornoemde perso(o)nen zaten (met meerdere voertuigen) heeft/hebben geblokkeerd en/of (vervolgens) die B. en/of die M. uit die personenauto heeft/hebben getrokken, althans gehaald en/of (vervolgens) die B. en/of die M. in (een) ander(e) voertuig(en) heeft/hebben geplaatst en/of vervoerd naar een kruising (Laageinderweg/Westerhuisweg/Dwarsgraafweg) en/of (aldaar) heeft/hebben
vastgehouden en/of heeft/hebben verboden te vertrekken;
3.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen en/of met verenigde krachten, toen de aldaar dienstdoende K. en/of B. en/of B. (allen werkzaam als ambtenaar bij de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees) een ambtsverrichting (te weten het uitreiken van brieven met betrekking tot de ruiming van vee in verband met het MKZ-virus) wilden uitvoeren, door geweld en/of bedreiging met geweld,
bestaande uit het blokkeren en/of omsingelen van de personenauto's en/of van die K. en/of B. en/of B. en/of het afpakken en/of in brand steken van de uit te reiken brieven en/of het in de richting van die K. en/of B. en/of B., althans in de hand, houden van ijzeren staven, althans op ijzeren staven gelijkende voorwerpen en/of het met een vlam richten op die K. en/of B. en/of (daarbij) de woorden: "We zullen jullie in de brand steken" en/of "Naar de hel met jullie" en/of "Ik sla je verrot", althans woorden van gelijke aard of strekking, te uiten, die K.en/of B. en/of B. heeft/hebben gedwongen genoemde rechtmatige ambtsverrichting(en) na te laten; art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht art 182 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, K. en/of B. en/of B. en/of M. heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft//hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend de personenauto's van en/of die K. en/of B. en/of B. geblokkeerd en/of omsingeld en/of de uit te reiken brieven afgepakt en/of in brand gestoken en/of ijzeren staven, althans op ijzeren staven gelijkende voorwerpen in de richting van die K. en/of B. en/of B., althans in de hand, gehouden en/of een vlam gericht op die K. en/of B. en/of (daarbij) de woorden: "We zullen jullie in de brand steken" en/of "Naar de hel met jullie", althans woorden van gelijke aard of strekking, geuit;
4.
hij op of omstreeks 29 maart 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Westerhuisweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een personenauto en/of een of meerdere voorwerpen uit die personenauto, welk geweld bestond uit het richten van een vlam (afkomstig uit een lasapparaat, althans een op een lasapparaat gelijkend voorwerp) op die personenauto en/of
op die overige voorwerpen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 februari 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
De officier van justitie heeft geeist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en voorts tot het verrichten van 240 uren werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. Overwegingen
De verdediging heeft het standpunt betrokken dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging. Dat standpunt berust -kort en in de kern samengevat- op het navolgende samenstel van argumenten:
in de nacht van 29 op 30 maart, kort nadat bleek dat medewerkers van de RVV door actievoerders werden vastgehouden, is door V., de eerste politieonderhandelaar ter plaatse, na ruggespraak met de operationeel commandant, toegezegd dat de actievoerders die het betrof niet voor gijzeling zouden worden vervolgd.
Kort daarop zou aan V., ook weer van de kant van het operationeel commando, zijn doorgegeven dat hij die toezegging niet mocht doen, maar dat was toen al te laat.
V. heeft om tactische redenen geweigerd om die toezegging te herroepen.
Later die nacht zou de burgemeester een en andermaal aan de actievoerders hebben toegezegd dat dezen ‘er verder niets meer van zouden horen’ of in andere woorden op die toezegging hebben voortgebouwd waarna de actievoerders de actie van die nacht hebben beëindigd.
Dat de actievoerders konden en mochten menen dat zij niet zouden worden vervolgd vindt versterking in het feit dat met het politieonderzoek op basis van de aangifte van de medewerkers van de RVV pas bijna vijftien maanden later een begin werd gemaakt.
Op grond van de verhoren bij de rechter-commissaris kunnen de hiervoor onder a tot en met c weergegeven feitelijkheden voor juist worden gehouden. Uit de reactie van de verdachten bij de politieverhoren en ter zitting blijkt dat zij door de uitlatingen van de burgemeester die avond hebben begrepen dat justitiële stappen verder achterwege zouden blijven, althans voor zover het om de vrijheidsberoving van K., B., B. en M. en de direct daarop betrokken strafbare feiten ging.
De toezegging van V. alleen (onderdeel a van het verweer) is evenwel niet voldoende om de niet-ontvankelijkheid van het OM als ontontkoombare consequentie te kunnen hebben. Een dergelijke toezegging bindt niet nu aannemelijk is dat zij haar directe aanleiding vond in de extreme omstandigheden waaronder zij werd gedaan (“met het mes op de keel”, door het in het geding zijnde risico voor de veiligheid van de RVV-ers en de veearts) en verder moet worden aangenomen dat de verdachten, indien zij schuldig worden bevonden, zelf voor die uitzonderingstoestand rond de veiligheid van de drie RVV-ers en de veearts M. verantwoordelijk waren. Daarom kan de vraag blijven rusten of Verhagen die toezegging deed na overleg met het OM en met instemming van het OM dan wel of die toezegging die avond door het OM met zoveel woorden is bekrachtigd. Ook van de uitlatingen van de burgemeester die nacht (in welke vorm deze dan ook gedaan zijn; de stellingen die daaromtrent zijn betrokken laten net als de getuigenverklaringen verschillen zien) binden het OM evenmin. De onderdelen a tot en met d van het verweer leveren (dus) noch elk apart noch in onderlinge samenhang voldoende stevige grond voor een zo vér strekkend oordeel als de niet-ontvankelijkheid verklaring van het OM.
Het vertrouwen dat de actievoerders aan de met de hiervoor behandelde geschetste feitelijkheden (zeggen te) hebben ontleend is evenmin voldoende om de niet-ontvankelijkheid van het OM als consequentie te hebben zolang niet is komen vast te staan dat het OM een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de vertraging waarom het in punt e gaat en mede verantwoordelijk kan worden gesteld voor het daardoor gegroeide vertrouwen bij de actievoerders dat de gebeurtenissen van die nacht geen justitieel vervolg meer zouden krijgen.
De rechtbank heeft behoefte aan meer informatie op dit laatste punt. Zij wenst nader te worden geïnformeerd omtrent de precieze oorzaak van het feit dat het politieonderzoek pas bijna vijftien maanden later een aanvang nam en de rol van het OM in dezen. De rechtbank houdt het namelijk voor mogelijk dat uit het, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven gebeurtenissen tamelijk lange, uitblijven van dat onderzoek eventueel wel een stilzwijgende bekrachtiging door het OM kan worden afgeleid van de toezegging van V. en de later die nacht gedane uitlatingen van de burgemeester of althans de wijze waarop deze zijn opgevat waarbij zij de kanttekening plaatst dat een onder druk afgegeven toezegging zich wel voor uitdrukkelijke of stilzwijgende bekrachtiging leent als de druk waaronder die toezegging tot stand is gekomen eenmaal is weggevallen.
De rechtbank zal daarom de behandeling heropenen om het OM in de gelegenheid te stellen helderheid te verschaffen omtrent de navolgende punten:
Is er contact geweest tussen het OM en het operationeel commando die nacht en, zo ja met wie van het OM en wat heeft dit contact ingehouden?
Heeft het OM weet gehad van de toezegging die V deed of is het beeld daarvan pas ontstaan door het onderzoek dat tot het proces-verbaal leidde?
Wat is er de oorzaak van geweest dat het politieonderzoek naar de gebeurtenissen van de nacht van 29 op 30 maart 2001 meer dan een jaar op zich liet wachten?
De rechtbank stelt zich voor dat het openbaar ministerie de rechtbank en de verdediging daaromtrent per brief informeert. Voor het geval mocht blijken dat omtrent die punten nog nadere instructie noodzakelijk is zal de rechtbank de zaak reeds nu naar de rechter-commissaris verwijzen voor het horen van getuigen op dit punt.
De rechtbank zal dientengevolge het onderzoek heropenen en de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen.
4. De beslissing
De rechtbank, beslissende:
Heropent het onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd.
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, voor het eventueel horen van getuigen.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te appointeren terechtzitting, met afschrift daarvan aan diens raadsman.
Aldus gewezen door:
mrs. B.P.J.A.M. van der Pol, als voorzitter,
G. Noordraven en W.A. Holland, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2003