ECLI:NL:RBARN:2003:AF4542

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2002/1120
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de provincie Gelderland voor verkeersongeval door slechte weersomstandigheden en wegafsluiting

In deze zaak vorderde eiser X een verklaring voor recht dat de provincie Gelderland onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden na een verkeersongeval op 4 februari 2001. Op die dag waren er extreem slechte weersomstandigheden in Nederland, waaronder zware sneeuwval en ijzel, wat leidde tot gevaarlijke situaties op de wegen. X reed met een snelheid van 80 kilometer per uur op de Leuvenumseweg, waar hij tegen schrikhekken botste die de weg afsloten. Hij stelde dat de provincie tekort was geschoten in haar zorgplicht door de schrikhekken niet eerder of beter te plaatsen, waardoor hij niet tijdig gewaarschuwd werd voor de afsluiting van de weg.

De rechtbank oordeelde dat X, gezien de weersomstandigheden, rekening had moeten houden met mogelijke gevaren op de weg. De provincie had volgens de rechtbank voldoende maatregelen genomen om de weggebruikers te beschermen, ondanks de extreme omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de provincie niet onrechtmatig had gehandeld, omdat zij niet in staat was om betere beveiliging te bieden gezien de situatie. De vordering van X werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van weggebruikers om alert te zijn op de omstandigheden en de rol van wegbeheerders in het waarborgen van verkeersveiligheid, vooral onder extreme weersomstandigheden. De rechtbank wees erop dat er geen absolute norm is voor de staat van onderhoud van wegen, en dat alle omstandigheden, inclusief weersomstandigheden, in overweging moeten worden genomen bij het beoordelen van aansprakelijkheid.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Rolnummer: 2002/1120
Datum uitspraak: 29 januari 2003
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te Z,
hierna te noemen: X,
eiser bij dagvaarding van 15 juli 2002,
procureur mr. J.M. Bosnak te Arnhem,
advocaat mr. H.A. Zandijk te Utrecht,
tegen
DE PROVINCIE GELDERLAND,
zetelende te Arnhem,
hierna te noemen: de provincie,
gedaagde bij genoemde dagvaarding,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. A.T. Bolt,
beiden te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 14 november 2002 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie gehouden. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Ter comparitie is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Op zondag 4 februari 2001 was door de provincie in de gemeente Ermelo buiten de bebouwde kom de Leuvenumseweg (N796) over de gehele breedte van de weg afgesloten door middel van schrikhekken met retroflecterende strepen of borden. De schrikhekken bevonden zich direct na een zijweg naar de Generaal Spoorkazerne met bijbehorende gebouwen. Op deze splitsing bevinden zich vijf lichtmasten.
2. De Leuvenumseweg vormt een verbinding tussen de Harderwijkerweg (N303) en de Flevoweg (N302). Komende vanaf de N303 vanuit de richting Ermelo bevindt zich in de Leuvenumseweg eerst een rotonde. De afstand tussen deze rotonde en de onder 1 genoemde splitsing bedraagt ongeveer 1,6 kilometer. Over deze gehele afstand is, komende vanaf Ermelo, aan de rechterzijde van de weg openbare verlichting geplaatst. Dit deel van de weg is recht en vlak.
3. Bij de rotonde was op 4 februari 2001 geen waarschuwingsbord geplaatst met het oog op de afsluiting van de weg 1,6 kilometer verderop.
4. In het weekeinde van 3 en 4 februari 2001 was sprake van extreem slechte weersomstandigheden in een groot deel van Nederland, waaronder in elk geval ook op de Veluwe. In één van de door de provincie overgelegde krantenberichten daarover staat o.a.:
“Barbaarse winterse omstandigheden hebben Nederland het afgelopen weekeinde totaal verlamd. Onophoudelijk zware sneeuwval en ijzel eisten een macabere tol: zes mensen vonden de dood, vele tientallen raakten ernstig tot lichtgewond bij vele honderden ongevallen. (..) Het KNMI besloot zondag halverwege de ochtend tot een unieke melding: er werd landelijk weeralarm gegeven. Via ingelaste meldingen op radio en tv werd opgeroepen niet meer de weg op te gaan en bossen te mijden wegens ernstig gevaar voor omvallende bomen. (..) Ook op de Veluwe was het een compleet gekkenhuis. (..) Door de overvloedige sneeuw en ijzel bezweken tal van bomen en takken. De brandweer maakte zondagmiddag en -avond overuren met het rapen van bomen en takken in Gelderland en Overijssel.”
5. De provincie is als wegbeheerder in het weekeinde van 3 en 4 februari 2001 geconfronteerd met een voortdurende vraag om opruimingswerkzaamheden te verrichten, wegomleidingen te plaatsen en wegen af te sluiten vanwege verkeersongevallen en (het gevaar van) afgebroken takken en omgevallen bomen. De provincie heeft daarbij gemeentediensten om assistentie gevraagd.
6. In de loop van de middag van 4 februari 2001 heeft de provincie de onder 1 vermelde schrikhekken op de Leuvenumseweg geplaatst, nadat een melding was binnengekomen over omgevallen bomen op deze weg.
7. X is op 4 februari 2001 om ongeveer 23.35 uur met zijn door hem bestuurde personenauto Golf GTI, kenteken X, tegen de schrikhekken op de Leuvenumseweg gereden en hij is daarbij van de weg afgeraakt en aan de linkerzijde van de weg tegen een boom beland. Daardoor heeft X lichamelijk letsel opgelopen, bestaande o.m. uit een zware hersenschudding, een gebroken kaak en een gebroken jukbeen.
8. Op de comparitie heeft X over de toedracht van het eenzijdig verkeersongeval verklaard dat hij komende vanuit de richting Ermelo na de rotonde een snelheid had bereikt van 80 kilometer per uur en dat vervolgens volkomen plotseling de schrikhekken voor hem zijn opgedoemd maar dat hij niet meer precies weet of hij heeft geprobeerd de hekken te ontwijken en/of dat hij geremd heeft. Voorts heeft hij verklaard dat hij tijdens de autorit heeft gezien dat her en der takken en bomen waren omgevallen en dat hij kort voor het ongeval geen groot licht voerde omdat de weg goed verlicht was en voor hem een goed uitzicht bestond.
Het geschil en de beoordeling daarvan
9. X vordert een verklaring voor recht dat de provincie onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de daardoor door hem geleden en te lijden schade. Daartoe stelt hij dat de weg waarop het ongeval heeft plaatsgevonden door de aanwezigheid en de positie van de schrikhekken niet voldeed aan de eisen van deugdelijke beveiliging die men daar onder de gegeven omstandigheden aan kon stellen, althans had de provincie ter bewerkstelliging van het afsluiten van de weg de schrikhekken kunnen en moeten plaatsen bij de rotonde zodat de gevaarzetting feitelijk en theoretisch veel minder groot zou zijn geweest en het ongeval dan niet zou hebben plaatsgevonden.
10. De provincie voert gemotiveerd verweer.
11. De rechtbank stelt voorop dat X onder de op 4 februari 2001 heersende extreem slechte weersomstandigheden met alle daarmee specifiek verbonden gevaren, waaronder het kenbare en overigens ook daadwerkelijk door hem waargenomen gevaar van afbrekende takken en omgevallen bomen, rekening had moeten houden met de mogelijkheid
-zeker in de bosrijke omgeving waarin hij reed- dat zich obstakels van die aard of anderszins op zijn weg zouden kunnen voordoen. Het lijdt geen twijfel dat iemand die, zoals X, een snelheid voert van (tenminste) 80 kilometer per uur en niets (tijdig) waarneemt van retroflecterende schrikhekken in een omgeving waarin overigens ook openbare straatverlichting is geplaatst en zelfs niet weet of hij getracht heeft te remmen, zijn rijgedrag niet op een bij deze gevaren te vergen waakzaamheid en voorzichtigheid heeft afgestemd en daarmee in elk geval (mede) schuld draagt aan het ontstaan van het ongeval.
De rechtens aan deze eigen schuld te verbinden gevolgen komen echter pas aan de orde indien de provincie als wegbeheerder onrechtmatig zou hebben gehandeld.
12. Bij de beoordeling daarvan geldt als uitgangspunt dat de risico-aansprakelijkheid van de provincie als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 BW eerst aan de orde is indien de openbare weg niet voldoet aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen, oftewel pas nadat het oordeel is dat in deze zin sprake is van een gebrek. Blijkens de parlementaire geschiedenis (NvW, PG InvW 6, pag. 1394) dient dit criterium beperkt te worden opgevat, en is er geen absolute norm voor een goede staat van onderhoud. Steeds dienen daarbij alle omstandigheden van het geval, waaronder ook de weersomstandigheden, te worden betrokken in relatie tot de vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid daaraan te stellen eisen. Als algemene regel geldt daarbij dat normaal voorzichtige weggebruikers er rekening mee zullen moeten houden dat wegen niet steeds in een perfecte staat van onderhoud verkeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de provincie in dit geval, gegeven de extreem slechte weersomstandigheden, voldoende en tijdig al het voor haar mogelijke gedaan om de door het omvallen van bomen op de Leuvenumseweg ontstane gevaarssituatie voor weggebruikers te beveiligen. Daaraan doet de ‘keuze’ van het voor de wegafsluiting gebruikte materiaal niet af nu moet worden aangenomen dat de provincie niet veel te kiezen had omdat beter materiaal (een bebakening voorzien van waarschuwingstekens en knipperlichten) eenvoudig niet beschikbaar was. X heeft dat laatste weliswaar betwist door erop te wijzen dat twee uur na het ongeval wel een mobiele afzetting voorzien van waarschuwingstekens en verlichting is geplaatst, maar uit dat enkele feit volgt niet de beschikbaarheid daarvan reeds op een eerder tijdstip. De betwisting van X is voor het overige te algemeen gesteld om als genoegzaam aan te kunnen merken tegenover de specifiek door de provincie hieromtrent gestelde feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat met het beschikbare personeel en materieel aan de enorme aantallen hulpvragen op 4 februari 2001 niet tegemoet kon worden gekomen zodat daarom gemeentediensten om assistentie is gevraagd.
13. De kritiek van X op de plaatsing van de schrikhekken snijdt geen hout. Het is begrijpelijk dat de provincie de weg daar heeft geblokkeerd waar dat pas nodig was. Niet valt in te zien waarom de bereikbaarheid via de Leuvenumseweg van de aanwezige kazerne met bijbehorende gebouwen en diensten (waaronder die van de Koninklijke Marechaussee) daarbij geen punt van overweging had mogen zijn. Door de schrikhekken te plaatsen in de buurt van de (concentratie van) openbare straatverlichting bij de splitsing, heeft de provincie naar het oordeel van de rechtbank zo adequaat mogelijk de afwezigheid van knipperlichten bij de schrikhekken gecompenseerd. Aan de door X opgeworpen discussie hoe ver vanwege een volledige dekking van licht op het wegvlak de op de splitsing aanwezige lantaarnpalen uit elkaar staan, gaat de rechtbank vanwege het marginale karakter daarvan voorbij.
14. De slotsom is dat de provincie niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat daarom de vordering van X moet worden afgewezen. X dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden verwezen.
De beslissing
De rechtbank,
wijst de vordering af,
veroordeelt X in de kosten van de procedure, aan de zijde van de provincie tot op heden bepaald op € 193,- voor verschotten en op
€ 780,50 voor salaris procureur,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en uitgesproken in het openbaar op woensdag 29 januari 2003.
De griffier: De rechter: