ECLI:NL:RBARN:2002:AF3265

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
94255/ KG ZA 02-830
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitvoering van de musical Mamma Mia – Come Together! wegens auteursrechtinbreuk en merkinbreuk

In deze zaak vorderde Littlestar Service Limited, de producent van de succesvolle musical Mamma Mia!, een verbod op de uitvoering van de musical Mamma Mia – Come Together! door Wigt Productions B.V. Littlestar stelde dat Wigt inbreuk maakte op haar auteursrechten en merkrechten door een musical te produceren die verwarringwekkend overeenstemt met haar eigen werk. De voorzieningenrechter oordeelde dat Littlestar voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij auteursrechthebbende was op het plot en het libretto van Mamma Mia! en dat de musical van Wigt inbreuk maakte op deze rechten. Daarnaast werd vastgesteld dat de titel Mamma Mia – Come Together! verwarringwekkend overeenstemt met het merk Mamma Mia!, waarvoor Littlestar de merkrechten had verworven. De voorzieningenrechter oordeelde dat Wigt onrechtmatig handelde door te profiteren van de bekendheid van de musical Mamma Mia! en dat er een reëel risico bestond op verwarring bij het publiek. Daarom werd Wigt verboden om de musical Mamma Mia – Come Together! uit te voeren, met onmiddellijke ingang. De voorzieningenrechter legde ook een dwangsom op voor het geval Wigt niet aan de veroordelingen zou voldoen. De kosten van de procedure werden voor een groot deel aan Wigt opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 94255 / KG ZA 02-830
Datum uitspraak: 18 december 2002
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de vennootschap naar Engels recht
LITTLESTAR SERVICE LIMITED,
gevestigd te Londen,
eiseres,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. J.A. Schaap te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIGT PRODUCTIONS B.V.,
gevestigd te Wageningen,
gedaagde,
procureur J.M. Bosnak,
advocaat mr. R.P.J. Ribbert te Amsterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als Littlestar en Wigt.
Het verloop van de procedure
Littlestar heeft Wigt ter zitting van 17 december 2002 in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Wigt heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzienin-gen. De advocaten van beide partijen hebben de zaak bepleit, beiden overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen von-nis gevraagd.
De vaststaande feiten
1. Littlestar is de producent van de musical genaamd ‘Mamma Mia!’. Die musical is ontstaan in april 1997. De eerste uitvoeringen heb-ben plaatsgevonden in maart 1999 te Londen (West End). Sindsdien is de musical bijzonder succesvol gebleken. De musical wordt thans ook uitgevoerd in Canada, Amerika, Australië, Duitsland en Japan.
2. De musical Mamma Mia! speelt rond een deel van de bekende liedjes van de popgroep ABBA en vertelt het verhaal van een meisje van twintig dat door haar alleenstaande moeder wordt opgevoed in Griekenland. Het meisje weet niet wie haar vader is, maar is te we-ten gekomen dat haar moeder ongeveer éénentwintig jaar geleden een affaire heeft gehad met drie mannen en dat één van deze drie mannen haar vader moet zijn. Om achter de identiteit van haar va-der te komen nodigt de dochter alle drie de mannen uit op haar trouwdag zonder dat haar moeder hier iets van afweet.
3. Wigt is de organisator in Nederland van de musical genaamd ‘Mamma Mia – Come Together!’ die volgens de aankondiging op 19 december in de schouwburg te Venray en op 21 december in het MECC te Maastricht uitgevoerd zal worden. De Duitse onderne-ming Gastspiel- und Theaterdirektion Gerhartz GmbH is de produ-cent van de musical Mamma Mia – Come Together!. Bij vonnissen van de rechtbank Hamburg van 16 september 2002 en 1/18 oktober 2002 heeft de Duitse rechter – kort gezegd – beslist dat Gerhartz de ABBA-liedjes niet mag gebruiken voor hun musical Mamma Mia – Come Together! met het daarbij behorende plot. Ook werd de verwijzing naar “the most successful musical in London for the past two years” verboden.
4. In de seizoensbrochure 2002/2003 van de schouwburg te Venray wordt de laatstgenoemde musical aangekondigd als “De succeshit van West End Londen”.
5. Bij brief van 2 december 2002 heeft de raadsman van Littlestar Wigt gemaand de op- / uitvoering van de musical Mamma Mia – Come Together! en elk gebruik van die titel te staken en gestaakt te hou-den en ieder gebruik van de foto’s van Catherine Ashmore van de musical Mamma Mia! te staken en gestaakt te houden. Wigt heeft hieraan geen gehoor gegeven.
De vordering
1. Littlestar vordert, kort gezegd,
I) een verbod van de uit- of opvoeringen van de musical Mamma Mia – Come Together! dan wel van musicals met een met de musical van Littlestar overeenstemmend plot;
II) een verbod tot gebruik van het teken Mamma Mia-Come Together! dan wel enig andere titel die overeenstemt met het merk Mamma Mia!;
III) een verbod tot verdere publiciteit onder de aanduiding Mamma Mia – Come Together! dan wel een met Mamma Mia! overeenstemmende naam;
IV) afgifte van een een schriftelijke, door een registeraccoun-tant gecertificeerde, opgave van de namen en adressen van alle theaters waar de musical Mamma Mia – Come Together! zal worden opgevoerd, van de totale hoeveel-heid verkochte dan wel bestelde kaarten voor die musical inclusief verkoopprijs en de door Wigt als gevolg van die verhandelde tickets genoten winst en van het bedrag van de door Wigt als gevolg van de organisatie en uitvoering van die musical gemaakte winst;
V) een gebod om de voorraad brochures en andere docu-menten waarin het teken Mamma Mia – Come Together! dan wel een met Mamma Mia! overeenstemmend teken te vernietigen;
VI) een gebod tot betaling van een dwangsom bij niet of niet volledige nakoming van de hierboven genoemde ge-/verboden;
VII) een veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke kosten als voorschot op de geleden schadevergoeding;
VIII) de termijn waarbinnen Littlestar op grond van artikel 260 Rv. de eis in hoofdzaak moet instellen, te stellen op 6 maanden;
een en ander met de veroordeling van Wigt in de kosten van dit geding.
6. Littlestar baseert haar vorderingen op auteursrechtinbreuk, merk-inbreuk en onrechtmatige daad en stelt hiertoe het volgende.
Plot
Ze stelt auteursrechthebbende te zijn op het plot en het libretto (script) van de musical Mamma Mia!. Het verhaal van de musical heeft een oorspronkelijk karakter en draagt het stempel van de ma-ker. Het is geschreven door de schrijfster Catherine Johnson, die de auteursrechten daarop heeft overgedragen aan Littlestar. De karak-teristieke elementen van het plot van de musical Mamma Mia- Come Together!, zoals omschreven in de brochure van de schouw-burg te Venray en in een persbericht van de Duitse onderneming Gerhartz GmbH, zijn volgens Littlestar integraal overgenomen van het plot van de musical van Littlestar. Na bovengenoemd vonnissen van 16 september en 1/18 oktober 2002 van de Duitse rechter heeft Gerhartz het plot evenwel iets gewijzigd, maar dit ‘nieuwe’ plot zou nog steeds overeenstemmen met het plot van de musical Mamma Mia!
ABBA-liedjes
Met betrekking tot de ABBA liedjes zou Wigt inbreuk maken op het zogenaamde ‘grootrecht’ op die liedjes. De makers van de ABBA-liedjes hebben hun auteursrecht overgedragen aan Universal Union Songs AB te Stockholm en deze onderneming heeft die rechten weer overgedragen aan Universal Music Publishing International Ltd. te Londen (verder: Universal). Universal bezit de auteursrech-ten met betrekking tot de ABBA-liedjes en heeft aan Littlestar een licentie gegeven om de liedjes te gebruiken in een muziekdrama-tisch werk. Volgens Littlestar dient het auteursrecht met betrekking tot musicals waar de openbaring van liedjes gepaard gaat met een (toneel)opvoering, op grond van artikel 30a Auteurswet, te worden aangeduid als grootrecht, in tegenstelling tot het door Buma be-heerde kleinrecht. Wanneer grootrecht van toepassing is, dient de auteursrechthebbende zelf, Universal, toestemming te geven voor het gebruik van die liedjes in een musical. Universal heeft die toe-stemming alleen aan Littlestar gegeven.
Merkrecht
Littlestar stelt op 13 december 2002 door overdracht van Stage Hol-ding aan haar via een akte die bij het Benelux Merkenbureau wordt ingeschreven eigenaar te zijn geworden van de Benelux registratie nr. 663138 van het merk MAMMA MIA! De naam Mamma Mia – Come Together! stemt daarmee verwarringwekkend overeen, de nadruk ligt op het voorvoegsel Mamma Mia. De verwarring met de succeshit van West End Londen heeft zich reeds voorgedaan, zodat Wigt evident inbreuk maakt op haar merkrecht.
Onrechtmatige daad
Tenslotte stelt Littlestar dat Wigt onrechtmatig handelt door aan te haken bij en te profiteren van de reputatie van de bekende en suc-cesvolle musical Mamma Mia!, waardoor er gevaar voor verwarring is en er zelfs reeds verwarring is ontstaan.
7. Wigt voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van Littlestar, waarop hierna – voor zover nodig – zal worden ingegaan.
De beoordeling van de vordering
1. Het spoedeisend belang vloeit – ondanks de betwisting daarvan door Wigt - voldoende voort uit de aard van de vorderingen.
Bevoegdheden Littlestar
2. Littlestar is producent van de musical Mamma Mia!. Zij is voorts auteursrechthebbende op het script en de choreografie e.d. van de musical. Het is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat Universal auteursrechthebbende is op de liederen van Bennie An-dersson en Björn Ulvaeus (ABBA). Omdat Universal op 10 decem-ber 2002 aan Littlestar volmacht heeft gegeven om haar in deze procedure op eigen naam te vertegenwoordigen, is Littlestar ook ontvankelijk in haar vordering, voorzover die is gebaseerd op schending van het auteursrecht van Universal.
Groot recht
3. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat de musical Mamma Mia – Come Together! een dramatisch-muzikaal werk is dat in ieder geval in Venraij en Maastricht zal worden vertoond. Het script over de dochter die op zoek gaat naar haar vader, waarmee de verschillende liederen van ABBA en de Beatles met elkaar wor-den verbonden, en de verbeelding van het script en de liederen door middel van decors, belichting en dans, verlenen de voorstel-ling een dramatisch-muzikaal karakter. De musical Mamma Mia! – Come Together! is daarom een werk dat op grond van artikel 30a lid 3 Auteurswet is uitgezonderd van de bemiddeling door auteurs-rechtbureaus als BUMA.
4. De voorzieningenrechter baseert zich voor zijn oordeel op de con-clusies uit het rapport van de studiecommissie Groot recht / klein recht van de Vereniging voor Auteursrecht van mei 1993. De studie-commissie kwam tot de conclusie dat shows, waarin een aantal succes-songs van een bekende groep door middel van een roman-tisch verhaal aan elkaar worden geplakt en met contemporaine kostuums op de planken worden gebracht, een soortgelijke situatie derhalve als in de musical Mamma Mia – Come Together!, of-schoon het om een grensgeval gaat, in de regel vallen binnen het zogenaamde grootrecht. De studiecommissie was van mening dat als het om liederen van de Beatles zou gaan, de exploitatie van het auteursrecht het beste aan de auteursrechthebbende kon worden overgelaten en niet aan een auteursrechtbemiddelingsbureau. Dit oordeel weegt zwaar mee bij de beslissing van de voorzieningen-rechter, omdat in de musical Mamma Mia – Come Together!, naast overigens liederen van de Beatles, liederen van ABBA ten ge-hore worden gebracht. Aan de auteursrechthebbende op de liede-ren van ABBA kan, evenals aan die van de Beatles, worden overge-laten om zelf op te treden tegen auteursrechtinbreuken. Deze pro-cedure is daarvan de illustratie.
5. Dit betekent dat Wigt van Universal toestemming behoeft voor het uit- en opvoeren van de liederen van ABBA in de musical Mamma Mia – Come Together!. Omdat zij dit heeft nagelaten, heeft Litt-lestar de bevoegdheid te verbieden dat deze liederen worden uitge-voerd tijdens de musical Mamma Mia – Come Together!. Een ver-dergaand verbod, met name tot op- en uitvoering van de gehele musical, kan niet op schending van het auteursrecht van Universal worden gebaseerd.
Plot en script
6. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat de verhaallijn van de musical Mamma Mia! niet zodanig origineel is, dat zij voor au-teursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Wigt heeft er te-recht opgewezen dat er relevante overeenstemming bestaat met de verhaallijnen van de films Buona Sera, Mrs. Campbell uit 1968 en Stealing Beauty uit 1996. Als gemeenschappelijk kenmerk van ver-haallijnen in deze film en de musical Mamma Mia! is dat een onge-veer 20-jarige dochter van een alleenstaande moeder op zoek is naar haar vader, dat daarvoor in aanmerking komen drie geliefden van haar moeder uit de tijd van haar geboorte en dat zij een ont-moeting met deze drie mannen arrangeert (dit laatste element komt niet voor in de film uit 1968).
7. Omdat onvoldoende duidelijk is geworden, wat het script van de musical Mamma Mia – Come Together! is, kan de voorzieningen-rechter niet vaststellen of met dit script inbreuk op het auteursrecht van Littlestar met betrekking tot het script van de musical Mamma Mia! wordt gemaakt.
8. Deze grondslag van de vordering van Littlestar kan daarom niet tot toewijzing van het petitum leiden.
Merkrecht
9. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat aan het teken Mamma Mia geen merkenrechtelijke bescherming toekomt, ook al is het teken als woordmerk geaccepteerd door het Benelux-Merkenbureau. In de literatuur en jurisprudentie bestaat nagenoeg eenstemmigheid over de regel dat een titel van bijvoorbeeld een musical geen merk in de zin van artikel 1 Benelux Merkenwet kan zijn. Deze grondslag van de vordering van Littlestar kan daarom niet tot toewijzing van het petitum onder II en V leiden.
Onrechtmatige daad
10. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat Wigt onrechtma-tig handelt door op verwarringwekkende wijze te profiteren van het succes van de musical Mamma Mia! in het buitenland. De titel van de musical Mamma Mia – Come Together! vertoont grote overeen-stemming met de titel van de musical Mamma Mia!. Hoewel, zoals eerder aan de orde is gekomen, de precieze gewijzigde verhaallijn van de musical Mamma Mia – Come Together! tijdens de zitting niet duidelijk is geworden, is wel duidelijk geworden dat zij nog steeds de verhaallijn van de musical Mamma Mia! op relevante punten volgt. Ten slotte worden in beide musicals een groot aantal liederen van ABBA ten gehore gebracht. De gelijkenis is daarom zo groot, dat bij het publiek verwarring kan ontstaan over de herkomst van de musical.
11. Wigt heeft onbedoeld de meest treffende illustratie van de verwar-ring gegeven met haar stelling dat de theaterdirecteur van de schouwburg te Venraij bij het aanleveren van de kopij voor de sei-zoensbrochure 2002/2003 in de veronderstelling verkeerde dat Mamma Mia – Come Together! dezelfde musical is als de musical Mamma Mia!. Als een theaterdirecteur al in verwarring wordt ge-bracht, is verwarring bij het publiek niet te voorkomen. De verwij-zing in de seizoensbrochure van de schouwburg te Venraij naar de productie op West End en de plaatsing van een foto uit de musical Mamma Mia zijn zonder meer onrechtmatig.
12. Voor de voorzieningenrechter is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat de musical Mamma Mia! vanaf oktober 2003 in Ne-derland te zien zal zijn. Er bestaat daarom het risico dat de belang-stelling voor deze musical zal tegenvallen, als vóór die datum de productie van Wigt door het land is gereisd. De voorzieningen-rechter zal daarom de uit- en opvoering van de musical Mamma Mia – Come Together! verbieden.
13. De voorzieningenrechter zal ook de voorstellingen op 19 december 2002 in Venraij en 21 december 2002 in Maastricht verbieden. Wigt wist op grond van de vonnissen van het Landgericht Hamburg van 16 september en 1/18 oktober 2002, dat uit- en opvoering van de musical Mamma Mia – Come Together! op serieuze auteursrech-telijke en mededingingsrechtelijke bezwaren stuitten. Te oordelen naar de gronden, waarop de Duitse rechter zijn beslissing heeft ge-baseerd, werden deze bezwaren onvoldoende weggenomen door wijziging van de plot en/of verhaallijn. Door niettemin de pro-grammering door te zetten en niet te voldoen aan de sommatie van Littlestar van 2 december 2002 heeft zij bewust het risico genomen, dat zij vlak voor de vertoningen deze zou moeten afgelasten naar aanleiding van een verbod in kort geding.
14. Het gevorderde onder IV, b, c en d zal worden afgewezen. De musi-cal Mamma Mia – Come Together! is nog niet op- en uitgevoerd. Toekomstige op- en uitvoeringen zijn verboden. Littlestar heeft daarom geen belang bij dit onderdeel van het petitum.
15. Er is aanleiding de gevorderde dwangsom aan een maximum te verbinden. De door Littlestar gevorderde buitengerechtelijke incas-sokosten zullen worden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat zij kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte heeft gemaakt. Wigt zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De beslissing
de voorzieningenrechter,
1. gebiedt Wigt met onmiddellijke ingang de op- en uitvoering van de musical Mamma Mia – Come Together! te staken en gestaakt te houden en eventueel geplande op- en uitvoeringen van deze musical af te zeggen;
2. gebiedt Wigt om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis ie-dere verdere publiciteit voor de musical Mamma Mia – Come Together! te staken en gestaakt te houden en alle nog niet afge-wikkelde reclame- en/of advertentieopdrachten schriftelijk te an-nuleren onder gelijktijdige verzending van een kopie daarvan aan Littlestar;
3. gebiedt Wigt binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan Littlestar opgave te doen van alle theaters waarin de musical Mamma Mia – Come Together! zal worden uitgevoerd;
4. veroordeelt Wigt om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordelingen te vol-doen, aan Littlestar een dwangsom te betalen van € 20.000,-- per dag dat zij daarmee in gebreke is, echter met een maximum van € 200.000,--,
5. bepaalt de termijn in de zin van artikel 260 Rv. op zes maanden na datum van dit vonnis,
6. veroordeelt Wigt in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiser bepaald op € 703,36 voor salaris procureur en op € 258,18 voor verschotten (€ 193,-- wegens grif-fierecht en € 65,18 voor de uitgebrachte dagvaarding),
7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitge-sproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Satijn op 18 de-cember 2002.