Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
de Minister van Justitie, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluiten
Besluit van verweerder van 21 december 2001.
Bij brief van 22 februari 2001 heeft verweerder eiser op de hoogte gebracht van het voornemen hem met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2000 te plaatsen in de functie “medewerker vervolg asiel” bij de Regionale Directie […] van de Immigratie- en naturalisatie-dienst van het Ministerie van Justitie (IND). Nadat eiser tegen dit voornemen bedenkingen had ingediend, heeft verweerder op 30 maart 2001 een definitief plaatsingsbesluit genomen conform het voornemen.
Op 7 mei 2001 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Het bezwaar is behandeld door de Interne bezwarenadviescommissie IND (hierna: bezwaarcommissie), welke commissie in november 2001 advies aan verweerder heeft uitgebracht.
Bij besluit van 27 november 2001 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de bezwaar-commissie. Bij het hierboven aangeduide besluit van 21 december 2001 heeft verweerder eiser (wederom) per 1 oktober 2000 geplaatst in de functie medewerker vervolg asiel.
Tegen laatstgenoemd besluit heeft mr. P.F. Adolf, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, namens eiser op 14 januari 2002 beroep bij de rechtbank ingesteld, waarna de gronden van het beroep zijn uiteengezet in een aanvullend beroepschrift van 19 februari 2002.
Verweerder heeft op 13 juni 2002 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 22 november 2002. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Adolf, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mw. mr. J.M.Willems-Kroep en mw. V. van Zadelhof-Koolmees.
Eiser is sinds 1 september 1999 werkzaam bij de Directie Regio […] van de IND in de functie van “medewerker hoor/beslis” met als standplaats Z. In verband met de invoering van een nieuwe functiestructuur en een nieuw loopbaanbeleid voor het primair proces van de IND is eiser in februari 2001 aangemerkt als functievolger, aangezien zijn taken in hoofdlijnen bleven bestaan. In het voornemen van 22 februari 2001 heeft verweerder aangegeven dat eiser per 1 oktober 2000 in de functie medewerker vervolg asiel zal worden geplaatst en dat inpassing conform het nieuwe loopbaanbeleid zal geschieden. Als opgedragen werkzaamheden heeft verweerder in dit verband genoemd: “zelfstandig nader gehoor”, “begeleid beslissen” en “begeleid bezwaar”. Aan deze werkzaamheden is in het loopbaanbeleid schaal 9 gekoppeld, maar verweerder zou de bezoldiging vooralsnog handhaven op schaal 8, aangezien nog niet was geconstateerd dat eiser alle opgedragen werkzaamheden in de zes maanden voorafgaand aan 1 oktober 2000 volledig en/of op voldoende niveau heeft uitgevoerd. Bevordering zou mogelijk zijn zodra in een functioneringsgesprek zou worden geconstateerd dat eiser voldoet aan de eisen die in het loopbaanbeleid primair proces van de IND zijn geformuleerd.
Bij het primaire besluit van 30 maart 2001 is eiser per 1 oktober 2000 definitief geplaatst in functie medewerker vervolg asiel, overeen-komstig het voornemen. Met ingang van laatstgenoemde datum is hij ingeschaald in schaal 8; verder is aangekondigd dat een bevorderings-voorstel zal worden afgewacht inzake inschaling in schaal 9 per 1 maart 2001, zulks afhankelijk van de vaststelling van een (nieuwe) beoordeling.
Bij besluit van 27 november 2001 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie. Verder is daarbij het primaire besluit ingetrokken en is aangegeven dat de regionale directie een nieuw plaatsingsbesluit zal nemen.
Verweerder heeft het bestreden besluit van 21 december 2001 onder meer gebaseerd op het verslag van een functioneringsgesprek van 28 juni 2000, waarin staat vermeld dat eiser tot eind juni 2000 de werksoort nader horen vervulde, dat hij sinds medio juni 2000 weer is gestart met beschikken 1a en dat hij actief is geweest op bezwaar.
De werkzaamheden die eiser op 1 oktober 2000 zijn opgedragen, zijn volgens dit besluit beschreven in de modules begeleid nader gehoor, begeleid beslissen en begeleid bezwaar. Aan deze werkzaamheden is in het loopbaanbeleid schaal 8 gekoppeld, waardoor de bezoldiging van eiser op die datum op schaal 8 van het BBRA 1984 gehandhaafd blijft.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat de bezwaarcommissie het bezwaar tegen de plaatsing in de functie van medewerker vervolg asiel gegrond heeft geacht. Verder is eiser van mening dat verweerder in reactie op het advies van de bezwaar-commissie ten onrechte is teruggekomen op de inpassing van eiser in de fase van zelfstandig nader gehoor, aangezien dit aspect geen deel uitmaakte van de bezwaarprocedure. Nu eiser de hoorwerkzaamheden verrichtte zonder ruggespraak en begeleiding is volgens hem sprake van zelfstandig nader gehoor in plaats van begeleid nader gehoor.
Door het bevoegd gezag is volgens eiser reeds op 6 december 2000 vastgesteld dat eiser uitvoering gaf aan zelfstandig nader gehoor.
In de zes maanden voorafgaand aan 1 oktober 2000 was volgens eiser geen sprake van begeleid horen, hetgeen ook blijkt uit een zgn. LWO-overdrachtsdocument van 23 februari 2000. Tenslotte is eiser van mening dat bij de onderhavige besluitvorming de schijn van partijdigheid is gewekt, gelet op de personen die daarbij betrokken waren.
In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting moet worden vastgesteld dat het geschil is beperkt tot de vraag of verweerder op goede gronden heeft kunnen besluiten eiser per 1 oktober 2000 niet in te delen in schaal 9 maar in schaal 8 van het BBRA 1984. De beslissing tot plaatsing van eiser in de functie van medewerker vervolg asiel is niet in geschil. Gebleken is voorts dat verweerder eiser per 1 maart 2001 alsnog heeft ingedeeld in schaal 9 en dat eiser medio 2002 voor een andere werkgever is gaan werken.
Ingevolge het door verweerder gehanteerde loopbaanbeleid komen medewerkers vervolg asiel (zoals eiser) voor indeling in schaal 9 in aanmerking indien hun werkzaamheden vallen binnen één van de modules zelfstandig nader gehoor, zelfstandig beslissen of zelfstandig bezwaar.
Tot en met het primaire besluit van 30 maart 2001 heeft verweerder zich blijkens de gedingstukken op het standpunt gesteld dat op 1 oktober 2000 aan eiser onder meer de taak zelfstandig nader gehoor was opgedragen. De rechtbank wijst in dit verband op het formulier plaatsingsgesprek met de plaatsingsadviescommissie (plac) d.d. 6 december 2000 (waarin is aangegeven dat deze taak de laatste zes maanden voor 1 oktober 2000 aan eiser is opgedragen), het voornemen van 22 februari 2001 en genoemd primair besluit. Eiser heeft in de door hem ingebrachte bedenkingen en bezwaren nimmer gesteld dat hem (slechts) de taak begeleid nader gehoor was opgedragen. De bezwaar-commissie heeft in haar advies van november 2001 uitdrukkelijk gesteld dat het bezwaar van eiser niet tegen dit aspect was gericht, doch heeft zich, naar de rechtbank aanneemt ambtshalve, afgevraagd of de inpassing in de module zelfstandig horen juist was. Inpassing in de module begeleid nader gehoor was volgens de bezwaarcommissie meer geëigend, omdat naar haar opvatting op 1 oktober 2000 veeleer sprake was van begeleid horen. Naar moet worden aangenomen uitsluitend in reactie op dit advies heeft verweerder vervolgens bij besluit van 21 december 2001 bepaald dat de per 1 oktober 2000 opgedragen werkzaamheden, voor zover hier relevant, zijn beschreven in de module begeleid nader gehoor.
Door aldus te beslissen heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in strijd gehandeld met het in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb neergelegde voorschrift dat op grondslag van het (ontvankelijke) bezwaarschrift een heroverweging dient plaats te vinden. Verweerder heeft immers een onderdeel van het primaire besluit dat geheel los stond van de aangevoerde bezwaren in de heroverweging betrokken, met als gevolg dat eiser na zijn bezwaarschrift in een slechtere positie is komen te verkeren dan ten tijde van het primaire besluit. Doordat in het bestreden besluit uitsluitend begeleidingsmodules zijn opgenomen kon eiser niet meer in aanmerking komen voor indeling in schaal 9, zulks terwijl in het primaire besluit wel één zelfstandige module was opgenomen.
Het verslag van het functioneringsgesprek van 28 juni 2000 bevestigt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser op dat moment de taak zelfstandig horen tot tevredenheid vervulde. De omstandigheid dat eiser van het tijdvak van zes maanden voor 1 oktober 2000 twee maanden (reguliere) vakantie heeft genoten kan daaraan niet afdoen. Onder deze omstandigheden moest in de bezwaarprocedure worden aangenomen dat eiser de taak zelfstandig horen naar behoren vervulde, en stond het verweerder niet vrij terug te komen op de vaststelling van de plac dat die taak hem gedurende de laatste zes maanden was opgedragen.
Nu het bestreden besluit genomen is in strijd met artikel 7:11 van de Awb, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en dit besluit vernietigen.
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644,- aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 21 december 2001;
gelast verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644,-, te betalen door de Staat der Nederlanden;
bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 109,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. F.H. de Vries als rechter en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2002in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Vermeulen als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 24 december 2002
Coll: