ECLI:NL:RBARN:2002:AF1239

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/061631-02
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en openlijk geweld tegen goederen in Kootwijkerbroek

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 28 november 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 april 2001 in Kootwijkerbroek brand heeft gesticht in een bestelbus en openlijk geweld heeft gepleegd tegen diezelfde bus. De verdachte heeft opzettelijk een stuk papier aangestoken en dit in de cabineruimte van de bestelbus gegooid, wat leidde tot brand. Daarnaast heeft hij samen met anderen stenen naar de bestelbus gegooid. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, en heeft geoordeeld dat de feiten ernstig zijn, vooral gezien de context van de MKZ-crisis. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een uittreksel uit het algemeen documentatieregister en een schrijven van De Grift. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een werkstraf van veertig uren. De proeftijd is vastgesteld op twee jaar, met de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf indien de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 157 voor brandstichting en artikel 141 voor openlijk geweld. De uitspraak is gedaan in een openbare terechtzitting, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/061631-02
Datum zitting : 14 november 2002
Datum uitspraak : 28 november 2002
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
verdachte
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 april 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
opzettelijk brand heeft gesticht in een bestelbus (merk Mercedes), immers
heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (met een aansteker) een stuk papier
aangestoken en/of (vervolgens) dat (brandende) papier in de cabineruimte van
die bestelbus heeft gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde bestelbus, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 07 april 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, met
een ander of anderen, op of aan de openbare weg, weg “Y”, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bestelbus (merk Mercedes), welk geweld bestond uit het gooien met een of
meerdere ste(e)n(en) tegen, althans in de richting van die bestelbus;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 november 2002 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 07 april 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
opzettelijk brand heeft gesticht in een bestelbus (merk Mercedes), immers
heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (met een aansteker) een stuk papier
aangestoken en (vervolgens) dat (brandende) papier in de cabineruimte van
die bestelbus gegooid,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde bestelbus, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op 07 april 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, met
anderen, op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bestelbus (merk Mercedes), welk geweld bestond uit het gooien met een
steen in de richting van die bestelbus;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten ten laste zijn gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 157 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
ten aanzien van feit 2:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 3 september 2002;
- een schrijven van De Grift, gedateerd 12 november 2002, betreffende verdachte.
Verdachte heeft op 7 april 2001 te Kootwijkerbroek, gedurende de MKZ-crisis, brand gesticht in een bestelbus en openlijk geweld gepleegd tegen een bestelbus door met een steen in de richting van die bus te gooien.
Het betreft hier ernstige feiten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij van buiten Kootwijkerbroek in beschonken toestand op de onrust in het dorp is af gekomen terwijl hij zelf geen directe gevolgen heeft ondervonden van de MKZ-crisis en daar toen niets te zoeken had. Door het plegen van de hiervoor genoemde strafbare feiten heeft verdachte bijgedragen aan de grote onrust en bedreigende sfeer -welke gepaard gingen met geweld en intimidatie - in Kootwijkerbroek.
Gelet hierop, alsmede op de omstandigheid dat het betrekkelijk oude feiten betreft en op de specifieke problematiek van verdachte waarvan voornoemde rapportage gewag maakt, acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
en voorts tot:
het verrichten van een werkstraf gedurende veertig (40) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op twintig (20) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 uren, zijnde 2 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
Mrs. B.P.J.A.M. van der Pol, als voorzitter,
J.A.W. Lensing en O.J.D.M.L. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2002.