ECLI:NL:RBARN:2002:AF1238

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/061644-02
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling tijdens MKZ-crisis te Kootwijkerbroek

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 28 november 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 april 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, samen met anderen, slachtoffer 2 heeft bedreigd met zware mishandeling. De verdachte en zijn mededaders hebben opzettelijk dreigend met een personenauto de doorgang van slachtoffer 2 geblokkeerd en hebben hem bij de bovenkleding ter hoogte van de keel vastgepakt en geknepen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, en heeft geoordeeld dat de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, in combinatie met het blanco strafblad van de verdachte, aanleiding geven om een lichtere straf op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/061644-02
Datum zitting : 14 november 2002
Datum uitspraak : 28 november 2002
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
verdachte
Raadsman: mr. R.F. Vonk, advocaat te Barneveld
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 april 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, “slachtoffer 1” en/of “slachtoffer 2” heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft//hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met een personenauto (merk Mercedes) een of meerdere kraanwagen(s), bestuurd door voornoemde “slachtoffer 1” en/of “slachtoffer 2”, (de weg) afgesneden en/of (de doorgang) geblokkeerd, althans verhinderd door te rijden en/of (vervolgens) voornoemde “slachtoffer 2” bij de (boven)kleding ter hoogte van de keel vastgepakt en/of (vervolgens) aan die bovenkleding getrokken en/of in de keel van die “slachtoffer 2” geknepen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 november 2002 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.F. Vonk, advocaat te Barneveld.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 07 april 2001 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,,
tezamen en in vereniging met anderen,“slachtoffer 2” heeft bedreigd met zware mishandeling, immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend “slachtoffer 2” bij de(boven)kleding ter hoogte van de keel vastgepakt en (vervolgens) aan die bovenkleding getrokken en in de keel van die “slachtoffer 2” geknepen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het feit heeft medegepleegd, nu verdachte - zoals uit de bewijsmiddelen blijkt - als één van de deelnemers betrokken was bij de actie op de kraan waarbij “slachtoffer 2” ertoe gedwongen werd de sleutel af te geven en de tenlastegelegde bedreigende handelingen werden verricht, terwijl de omstandigheden zodanig waren en de gemoederen aan de kant van de actievoerders, onder wie verdachte, zodanig waren verhit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte heeft moeten beseffen dat bedreigende handelingen als de onderhavige door een van de deelnemers aan de actie op de kraan zouden worden gepleegd en terwijl verdachte zich niet van die handelingen heeft gedistantieerd.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van het misdrijf: Bedreiging met zware mishandeling,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 september 2002.
Verdachte heeft op 7 april 2001 te Kootwijkerbroek, gedurende de MKZ-crisis, tezamen en in vereniging met anderen “slachtoffer 2”, welke tijdens de MKZ-crisis als kraanchauffeur werd ingezet bij de ruiming van vee, bedreigd met zware mishandeling door die “slachtoffer 2” bij de (boven)kleding ter hoogte van de keel vast te pakken en (vervolgens) aan die bovenkleding te trekken en in de keel te knijpen.
Gelet op de ernst van het feit enerzijds en op het blanco strafblad van verdachte, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de omstandigheid dat het een oud feit betreft anderzijds, is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door:
Mrs. B.P.J.A.M. van der Pol, als voorzitter,
J.A.W. Lensing en O.J.D.M.L. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2002.