ECLI:NL:RBARN:2002:AE9841

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
90319 / KG ZA 02-517
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huuropzegging en misbruik van omstandigheden in kort geding

In deze zaak heeft de stichting Portaals Arnhem/Nijmegen (eiseres) gedaagde, X, in kort geding gedagvaard om hem te veroordelen tot ontruiming van de door hem gehuurde woning. Eiseres stelt dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd door een door gedaagde ondertekend huuropzeggingsformulier. Gedaagde betwist echter dat hij de huuropzegging rechtsgeldig heeft gedaan, omdat hij in een verwarde toestand verkeerde en niet begreep wat hij ondertekende. Hij heeft ook aangevoerd dat er sprake was van misbruik van omstandigheden, omdat het gesprek over de huuropzegging onaangekondigd plaatsvond en hij onder druk werd gezet om het formulier te ondertekenen.

De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres heeft erkend dat er overlast was in de woning, maar de rechter oordeelt dat de ondertekening van het opzeggingsformulier door gedaagde een duidelijke handeling was. Gedaagde had echter ook een aantal argumenten aangedragen die wijzen op misbruik van omstandigheden, zoals zijn geestelijke toestand en de druk waaronder hij het formulier heeft ondertekend. De rechter concludeert dat er een aanzienlijke kans bestaat dat de bodemrechter zal oordelen dat de huuropzegging niet rechtsgeldig is, en weigert daarom de gevorderde ontruiming.

De uitspraak is gedaan op 16 oktober 2002 door de voorzieningenrechter, die eiseres in de kosten van het geding heeft verwezen, omdat zij in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor verhuurders om zorgvuldig om te gaan met huuropzeggingen, vooral wanneer huurders zich in kwetsbare situaties bevinden.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 90319 / KG ZA 02-517
Datum uitspraak: 16 oktober 2002
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de stichting
DE STICHTING PORTAAL ARNHEM / NIJMEGEN,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
procureur en advocaat mr. R.J. Verweij te Nijmegen,
tegen
X,
wonende te Z,
gedaagde,
advocaat mr. B. Willemsen te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van eiseres en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit, eerstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de producties - alles voor zover niet dan wel onvoldoende weersproken - staat voorshands het volgende vast.
a) Sedert 23 mei 2001 huurt gedaagde op grond van een schriftelijke huurovereenkomst van eiseres de woning aan de X-straat te Z.
b) Op 31 mei 2002 heeft in de woning een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres en gedaagde, waarbij gedaagde een huuropzeggingsformulier heeft getekend volgens welk formulier hij de huur heeft opgezegd tegen 31 juli 2002.
c) Bij brief van 17 juni 2002 heeft eiseres de huuropzegging schriftelijk aan gedaagde bevestigd.
d) Op 27 juni 2002 heeft een voorinspectie van de woning plaatsgevonden, waarbij gedaagde een opname- / opleveringsrapport heeft ondertekend.
e) De advocaat van gedaagde heeft eiseres op 9 juli 2002 schriftelijk meegedeeld dat gedaagde nooit een huuropzegging aan eiseres heeft doen toekomen en dat gedaagde in de woning wenst te blijven wonen.
f) Bij schrijven van 10 juli 2002 en van 29 juli 2002 heeft eiseres de advocaat van gedaagde, respectievelijk gedaagde zelf meegedeeld dat zij haar standpunt dat de huur is opgezegd handhaaft en dat de woning voor 1 augustus 2002 vrij dient te zijn van personen en goederen.
g) Bij brief van 30 juli 2002 heeft de advocaat van gedaagde de buitengerechtelijke vernietiging in van de huuropzegging ingeroepen.
h) Gedaagde is tot op heden in de woning blijven wonen.
Het geschil
1. Eiseres vordert, samengevat weergegeven, gedaagde te veroordelen het gehuurde binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen, met machtiging de ontruiming zonodig zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm.
2. Eiseres stelt daartoe dat de huurovereenkomst met gedaagde rechtsgeldig is beëindigd.
3. Daartegenover stelt gedaagde primair dat er geen huuropzegging tot stand is gekomen omdat zijn wil niet in overeenstemming was met zijn verklaring. Hij heeft op voornoemde datum weliswaar een formulier ondertekend, maar hij begreep naar zijn zeggen niet wat de consequenties daarvan waren. Gedaagde stelt dat hij drugsgebruiker was en die dag in een verwarde toestand verkeerde. Ook stond hij en staat hij nog steeds onder behandeling van het GGZ in verband met psychische problemen. Hij werd naar hij stelt die ochtend uit zijn bed gebeld door twee heren van de woningstichting (eiseres) en had tijdens het gesprek zijn contactlenzen niet in waardoor hij de tekst van de door hem ondertekende verklaring niet kon lezen.
4. Subsidiair stelt gedaagde zich op het standpunt dat de huurovereenkomst voortduurt omdat hij bij schrijven van zijn advocaat aan eiseres d.d. 30 juli 2002 de door hem verrichte rechtshandeling buitengerechtelijk heeft vernietigd. Volgens gedaagde waren de omstandigheden waaronder hij de huuropzegging heeft ondertekend zodanig dat er sprake was van misbruik van omstandigheden door eiseres. Gedaagde voert daartoe onder meer aan dat het gesprek onaangekondigd heeft plaatsgevonden en hij door de gang van zaken was overrompeld. Hij heeft, naar zijn zeggen twee heren (de huismeester en een woonconsulent van eiseres) binnengelaten die met hem spraken over klachten van buurtbewoners. Vervolgens is hem te verstaan gegeven dat hij als gevolg van de door hem veroorzaakte overlast de woning moest verlaten, dat eiseres voornemens was daartoe bij de rechter ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen en dat ontruiming voor hem betekende dat hij nimmer meer in aanmerking zou komen voor toewijzing van andere woonruimte. Daarom was het beter, zo heeft gedaagde begrepen, dat hijzelf (meteen) de huur opzegde
De beoordeling van het geschil
5. Het spoedeisend belang van eiseres vloeit voort uit de stellingen en standpunten van eiseres.
6. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wordt in het onderhavige geval de ondertekening van het opzeggingsformulier door gedaagde geacht een duidelijke en ondubbelzinnige handeling te zijn, waaruit zijn instemming met de beëindiging van de huur wel degelijk bleek. De stelling van gedaagde dat hij niet heeft kunnen lezen wat er op het opzeggingsformulier stond, maakt dat niet anders. Ter zitting heeft gedaagde erkend dat er, in ieder geval in de periode vóór 31 mei 2002, sprake was van overlast, onder meer als gevolg van drugsgebruik, lawaai, ruzie en vechtpartijen in de woning en dat hij wist dat hij op grond daarvan uit de woning gezet kon worden. Partijen hebben over en weer verklaard dat er tijdens het gesprek is onderhandeld over een termijn. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat op het opzeggingsformulier 30 juni 2002 is veranderd in 31 juli 2002. Voorshands is in voldoende mate aannemelijk geworden dat gedaagde, nadat hij had ingestemd met de huuropzegging, heeft onderhandeld over een wat langere termijn om andere woonruimte te zoeken.
7. Vervolgens komt echter de vraag aan de orde of de omstandigheden waaronder gedaagde het opzeggingsformulier heeft ondertekend met zich brengen dat gedaagde zich op vernietigbaarheid van zijn rechtshandeling kan beroepen omdat die omstandigheden zodanig zijn dat gesproken kan worden van misbruik van omstandigheden. Deze vraag kan voorshands niet zonder meer ontkennend worden beantwoord. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het navolgende.
8. Ingevolge artikel 3:44 BW is misbruik van omstandigheden aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan in het onderhavige geval misbruik van omstandigheden worden afgeleid uit het navolgende. Eiseres heeft het huisbezoek op 31 mei 2002 niet aangekondigd. Eiseres heeft tijdens het gesprek haar standpunt ten aanzien van ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde aan gedaagde meegedeeld en hem gewezen op de consequenties daarvan. Gedaagde kon door een en ander overrompeld zijn; hij was onervaren en genoot geen deskundige bijstand. Eiseres heeft gedaagde bovendien gevraagd zich meteen over de huuropzegging uit te laten c.q. het opzeggingsformulier te ondertekenen. Eiseres had als verhuurder een overwichtspositie ten opzichte van gedaagde/huurder. Daargelaten dat artikel 3:44 BW niet de eis stelt dat de rechtshandeling tot nadeel voor gedaagde heeft geleid, is voorshands niet uit te sluiten dat de ongelijkwaardige positie van partijen en de onervarenheid van gedaagde ertoe hebben geleid dat gedaagde een voor hem nadelige beslissing heeft genomen. Consequentie van zijn handelen was immers dat gedaagde na 31 juli 2002 geen dak meer boven zijn hoofd zou hebben.
10. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, de instemming van gedaagde met de beëindiging van de huurovereenkomst aanwezig wordt geacht, maar dat er een aanzienlijke kans bestaat dat de bodemrechter zal oordelen dat de (buitengerechtelijke) vernietiging van de daaruit resulterende overeenkomst terecht is ingeroepen door gedaagde, zodat de huurovereenkomst is blijven voortbestaan. Daarom dient de voorziening hierna te worden geweigerd.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiseres in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. weigert de gevorderde voorziening,
2. veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure aan de zijde van gedaagde bepaald op € 646,78, waarvan te betalen aan de griffier van deze rechtbank (op rekeningnr. 1923.25.752 ten name van DS 533 arrondissement Arnhem)
a. € 453.78 voor salaris,
b. € 144,75 voor in debet gesteld griffierecht,
en het restant ad € 48,25 aan de procureur van gedaagde wegens zijn eigen aandeel in het griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 16 oktober 2002.