ECLI:NL:RBARN:2002:AE9463

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82598 / za ha 02-65
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L. Drabbe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van declaratie door Cornelissen Advocaten B.V. tegen Stichting Theaterwerkplaats Independace

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 september 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen Cornelissen Advocaten B.V. en Stichting Theaterwerkplaats Independace. Cornelissen Advocaten, vertegenwoordigd door mr. M.D. Farkas-Tromp, vorderde betaling van een restantbedrag van een declaratie van f. 25.313,97, waarvan de Stichting slechts f. 13.574,93 had voldaan. De vordering was gebaseerd op de geleverde rechtsbijstand in verband met de beëindiging van arbeidsovereenkomsten van medewerkers van de Stichting, na intrekking van subsidie door het Ministerie van OC&W. De Stichting, vertegenwoordigd door mr. J.C.N.B. Kaal en mr. C.M.H. Kloppers, betwistte de vordering en voerde aan dat de declaratie niet-ontvankelijk was, omdat het geschil over de hoogte van de declaratie onder de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken viel en dus ter beoordeling van de Raad van Toezicht stond.

De rechtbank oordeelde dat de prijsindicatie in de brief van 25 september 2000 niet als een vaste prijs kon worden beschouwd, maar dat er wel een redelijke uitleg aan gegeven moest worden. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ontoelaatbare overschrijding van de bij de offerte gegeven prijsindicatie, aangezien het uiteindelijke honorarium meer dan verdubbeld was zonder dat hiervoor voldoende onderbouwing was gegeven. De rechtbank wees de vordering van Cornelissen Advocaten af en veroordeelde hen in de proceskosten van de Stichting, die op € 892,52 werden vastgesteld.

Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken tussen advocaten en hun cliënten, vooral met betrekking tot kosten en werkzaamheden. De rechtbank stelde vast dat Cornelissen Advocaten niet had aangetoond dat er extra werkzaamheden waren verricht die buiten de oorspronkelijke offerte vielen, en dat de Stichting niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de overschrijding van de kosten.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 82598 / HA ZA 02-65
Datum uitspraak: 26 september 2002
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORNELISSEN ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Huissen, gemeente Bemmel,
eiseres,
procureur en advocaat mr. M.D. Farkas-Tromp te Huissen,
tegen
de stichting
STICHTING THEATERWERKPLAATS INDEPENDANCE,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. C.M.H. Kloppers te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot aan het vonnis van 18 april 2002 in het bevoegdheidsincident wordt naar dat vonnis verwezen. Daarna zijn de volgende processtukken gewisseld:
- een conclusie van repliek van eiseres, hierna: Cornelissen Advocaten;
- een conclusie van dupliek van gedaagde, hierna: de Stichting.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd en heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.
De feiten
1.1. Bij de stukken bevindt zich een brief van 25 september 2000 van Cornelissen Advocaten aan de Stichting met de volgende inhoud:
"(…)
Met referte aan de bespreking op 20 augustus jl. op Uw kantoor het navolgende.
U heeft mij verzocht een indicatie te geven van de kosten van juridische bijstand in verband met het feit dat ten gevolge van het intrekken van de subsidie door het Ministerie van OC&W de arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van Uw Stichting moeten worden beëindigd.
Ik ga ervan uit dat ik in dat kader de navolgende werkzaamheden dien te verrichten:
- overleg leiding en bestuur van Uw Stichting
- bestudering stukken
- opstellen van beëindigingsovereenkomsten en overleg over de inhoud ervan
- informatie-bijeenkomst met de medewerkers
- opstellen van ontbindingsverzoeken aan de kantonrechter
- opstellen van verweerschriften ten behoeve van de werknemers aan de kantonrechter
- overleg over de inhoud van verzoek- en verweerschriften
- aanvraag reïntegratieplan LISV ten behoeve van mevrouw H
- correspondentie met werknemers, Kantongerecht, directie en bestuur van Uw Stichting.
Ik verwacht aan bovengenoemde werkzaamheden 27 uur te besteden à
f. 325,-- per uur, exclusief 7% kantoorkosten en excl. 17,5 BTW ofwel
f. 11.000,--.
Ik heb daarbij rekening gehouden met 10% onvoorziene werkzaamheden. In dit bedrag zijn niet begrepen verschotten, zoals griffierechten (6 x f. 450,--), kilometervergoedingen (f. 1,50 per km. excl. BTW) e.d.
Ik ga er voorts vanuit dat de werknemers met de inhoud van de beëindigingsovereenkomsten zullen instemmen. Indien een of meer werknemers niet instemmen, er onderhandeld moet worden en/of er procedures op tegenspraak moeten worden gevoerd, zijn alle daarmee verband houdende werkzaamheden niet in het voormelde aantal uren begrepen. Die zullen separaat worden gedeclareerd.
Ik vertrouw U met het bovenstaande te hebben geïnformeerd en ik zie Uw reactie tegemoet.
(…)"
De Stichting heeft, kennelijk, met de inhoud van deze brief ingestemd en aan Cornelissen Advocaten de opdracht gegeven tot de daarin genoemde werkzaamheden.
1.2. Voor de door haar verleende rechtsbijstand heeft Cornelissen Advocaten op 31 december 2000 haar declaratie ad f. 25.313,97
(inclusief kantoorkosten en BTW) bij de Stichting ingediend.
1.3. De Stichting heeft bezwaar gemaakt tegen de ingediende declaratie en heeft Cornelissen Advocaten om een specificatie van de declaratie verzocht, maar een specificatie is nimmer buiten rechte verstrekt.
1.4. De Stichting heeft de declaratie gedeeltelijk voldaan tot een bedrag van f. 13.574,93, waarvan f. 11.000,-- aan honorarium
(inclusief kosten en BTW) en f. 2.574,93 aan griffierecht en
verschotten (inclusief BTW).
Het geschil
2.1. Cornelissen Advocaten vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Stichting zal veroordelen tot betaling van het restantbedrag van
(f. 25.313,97 - f. 13.574,93 = f .11.739,04 =) € 5.326,94, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2001, met veroordeling van de Stichting in de proceskosten.
2.2. De Stichting voert gemotiveerd verweer. De Stichting voert primair aan dat Cornelissen Advocaten niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu er sprake is van een geschil over de hoogte van de declaratie als bedoeld in de artikelen 32 tot 40 van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (WTBZ). De Stichting voert aan dat het geschil uitsluitend ter beoordeling staat van de Raad van Toezicht. Subsidiair betwist de Stichting de verschuldigdheid van het gevorderde restantbedrag, kort gezegd, omdat het honorarium is betaald conform de door haar geaccepteerde offerte d.d. 25 september 2000 en geen nadere werkzaamheden zijn verricht en/of extra werk is opgedragen.
De beoordeling van het geschil
Het beroep op niet-ontvankelijkheid
3.1. De rechtbank memoreert het vonnis van 18 april 2002 in het bevoegdheidsincident. De rechtbank heeft in dat vonnis het beroep van de Stichting op de bijzondere rechtsgang van artikel 30 en volgende WTBZ afgewezen, omdat het in dit geschil gaat om de vraag wat er tussen partijen is afgesproken en/of welke opdracht(en) zijn gegeven en/of uitgevoerd. De rechtbank volhardt bij dat oordeel, zodat het beroep op niet-ontvankelijkheid faalt.
Prijsafspraak?
3.2. Cornelissen Advocaten voert aan dat in de brief van 25 september 2000 een indicatie/raming is gegeven van de kosten van de te verrichten werkzaamheden. De Stichting stelt daartegenover dat Cornelissen Advocaten bij voormelde brief een offerte heeft uitgebracht, die door haar is geaccepteerd.
3.3. Een redelijke uitleg van de brief van 25 september 2000 brengt mee dat daarin een prijsindicatie is gegeven van de kosten van de te verrichten werkzaamheden. Deze prijsindicatie heeft niet het karakter van een vaste prijs of van een maximumprijs. De tekst van de brief, zoals hiervoor onder 1.1. weergegeven, is op dit punt duidelijk. Tegelijkertijd geldt echter dat in de prijsindicatie concreet wordt vermeld welke werkzaamheden dienen te worden verricht, hoeveel uren daar mee gemoeid zullen zijn en tegen welk uurtarief gedeclareerd zal worden. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat de genoemde (honorarium)prijs (f. 11.000,-- inclusief kosten en BTW) een bovengrens is, waarbij een beperkte overschrijding kan worden aanvaard. In het onderhavige geval is echter sprake van een aanmerkelijke overschrijding van de prijsindicatie in de brief van 25 september 2000 en de uiteindelijke declaratie van 31 december 2000: het geraamde honorarium is uiteindelijk meer dan verdubbeld. Een zodanige overschrijding (waarvoor niet is gewaarschuwd), is in beginsel in strijd met de redelijkheid en billijkheid en dus niet toelaatbaar. Hierover moet anders worden geoordeeld, indien juist is, zoals Cornelissen Advocaten aanvoert, dat op verzoek van de Stichting nadere werkzaamheden zijn verricht en daarnaast andere werkzaamheden (meerwerk) buiten de geoffreerde werkzaamheden.
Nadere werkzaamheden?
3.4. Cornelissen Advocaten stelt dat de werknemers van de Stichting meer bezwaren hebben gehad tegen de voorgenomen beëindiging van de arbeidsovereenkomsten, dan de Stichting had gezegd. Volgens Cornelissen Advocaten leidde dit tot -niet in de prijsindicatie ingecalculeerde- langere besprekingen met de Stichting en de werknemers, meer telefonisch overleg en meer correspondentie.
3.5. De stichting heeft het impliciete verwijt dat zij Cornelissen Advocaten niet goed zou hebben voorgelicht van de hand gewezen en heeft tevens betwist dat er meer bezwaren bij de werknemers zouden zijn geweest. Voorts heeft de Stichting gemotiveerd betwist dat een en ander tot de door Cornelissen Advocaten gestelde nadere werkzaamheden heeft geleid.
3.6. De rechtbank overweegt dat Cornelissen Advocaten niet heeft aangetoond dat de werknemers meer bezwaren bleken te hebben dan door de Stichting aan haar was gezegd. Die stelling is niet met enig bescheid onderbouwd en het had wel op de weg van Cornelissen Advocaten gelegen voor die onderbouwing te zorgen, te meer omdat de werknemers met de beëindigingsovereenkomsten akkoord zijn gegaan. Cornelissen Advocaten heeft hieromtrent onvoldoende gesteld om tot bewijslevering te worden toegelaten. Voorts onderschrijft de rechtbank de stelling van de Stichting dat voormelde werkzaamheden niet uit de overgelegde urenspecificatie blijken en evenmin daaruit zijn te herleiden.
Meerwerk?
3.7. Cornelissen Advocaten voert aan dat zij naast de geoffreerde werkzaamheden in de brief van 25 september 2000 op verzoek van de Stichting vele extra werkzaamheden heeft verricht. De betreffende werkzaamheden staan opgesomd in de conclusie van repliek onder 5 a tot en met m. De rechtbank is van oordeel dat bij de meeste van deze werkzaamheden aanstonds duidelijk is dat deze direct voortvloeien uit en samenhangen met de geoffreerde werkzaamheden. De rechtbank vermag bijvoorbeeld niet in te zien waarom het besteden van aandacht aan de problematiek van de wachttijd (fictieve opzegtermijn) in het kader van de WW en berekening van deze wachttijd (onder c) als meerwerk moet worden beschouwd, en dat geldt net zo voor het onderzoek of X bestuurder was van een vennootschap in de zin van boek 2 BW (onder j).
3.8. Ten aanzien van de bij repliek overgelegde producties ter onderbouwing van het gestelde meerwerk overweegt de rechtbank het navolgende:
Correspondentie van de Stichting met derden die aan Cornelissen Advocaten is voorgelegd (productie 2)
Vast staat dat de Stichting correspondentie met derden aangaande de beëindiging van de subsidie en de dienstverbanden van de werknemers aan Cornelissen Advocaten heeft verzonden en dat zij in sommige gevallen Cornelissen Advocaten om een reactie/advies heeft gevraagd. Dit betekent nog niet dat de Stichting Cornelissen Advocaten hiermee nieuwe werkzaamheden heeft opgedragen. Bedoelde werkzaamheden moeten worden begrepen onder de geoffreerde werkzaamheden in de brief van 25 september 2000 (overleg leiding bestuur, bestudering stukken, correspondentie).
Brief d.d. 7 november 2000 van de Stichting en nadere correspondentie (productie 3)
Volgens Cornelissen Advocaten blijkt uit deze stukken dat de Stichting haar heeft opgedragen een fout (een verkeerde datum van indiensttreding) in de beëindigingsovereenkomst van de heer Y te herstellen en verder in het concept van de beëindigingsovereenkomst van de heer J een aantal toevoegingen aan te brengen.
Uit de brief van 7 november 2000 blijkt dat Cornelissen Advocaten de door de Stichting opgegeven verkeerde datum van indiensttreding van de heer Y eenvoudig had kunnen ontdekken door de betreffende detacheringsovereenkomst na te lezen. Er is dus eerder sprake van herstel van een onzorgvuldigheid van Cornelissen Advocaten. Het verzoek tot wijziging van de betreffende datum in de beëindigingsovereenkomst kan niet worden aangemerkt als meerwerk waar de Stichting voor heeft te betalen. Dat geldt net zo ten aanzien van de door de Stichting voorgestelde toevoegingen aan het concept van de overeenkomst met de heer J. Die werkzaamheden worden in de brief van 25 september 2000 genoemd (opstellen van beëindigingsovereenkomsten en overleg over de inhoud ervan).
Notitie "fiscale mogelijkheden met betrekking tot ontbindingsvergoeding" (productie 4)
Het betreft een notitie van 1 pagina. Van een gedetailleerde uitwerking is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank deelt het standpunt van de Stichting dat een globaal overzicht van de fiscale aspecten van de zaak moet worden begrepen deel uit te maken van de geoffreerde werkzaamheden ten aanzien van de beëindiging van de dienstverbanden van de werknemers van de Stichting. Dat dit niet met zoveel woorden in de brief van 25 september 2000 wordt vermeld, doet daar niet aan af. Uit de urenspecificatie is voorts niet te herleiden hoeveel tijd hiermee was gemoeid.
Berekening "Overbruggingsregeling Theater"(productie 5)
De Stichting heeft gemotiveerd betwist dat deze berekening (1 pagina) op haar verzoek is opgesteld, zoals Cornelissen Advocaten heeft aangevoerd. Volgens de Stichting heeft Cornelissen Advocaten zelf het initiatief daartoe genomen en heeft zij daarbij de indruk gewekt dat de tijd die dat zou vergen zeer beperkt zou zijn. Volgens de Stichting heeft Cornelissen Advocaten aldus de schijn gewekt dat een en ander opgevangen zou worden door de post onvoorzien van 10% in de offerte.
De Stichting heeft op zich niet betwist dat er sprake is van meerwerk. In de offerte is echter rekening gehouden met 10% onvoorzien. De gemaakte berekening moet hieronder worden begrepen. Indien juist is dat Cornelissen Advocaten veel uren aan de betreffende berekening heeft besteed, had het op haar weg gelegen de Stichting hierover in te lichten. Dat heeft zij niet gedaan. Uit de overgelegde specificatie valt niet te herleiden hoeveel tijd terzake is besteed.
Correspondentie in de zaak van mevrouw H (productie 6)
Volgens Cornelissen Advocaten bestaan de extra werkzaamheden onder andere uit de begeleiding bij het opstellen van een reïntegratieplan, het invullen daarvan, de verzending met aanbiedingsbrief aan het LISV en verdere correspondentie.
In de brief van 25 september 2000 is werk in verband met de arbeidsverhouding met mevrouw H expliciet onder de geoffreerde werkzaamheden genoemd. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de nadere correspondentie in de offerte is begrepen. Overigens heeft de Stichting uitdrukkelijk betwist dat het reïntegratieplan door Cornelissen Advocaten zou zijn ingevuld. Volgens de Stichting heeft haar toenmalige directeur, X, dit gedaan.
Conclusie
3.9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een ontoelaatbare overschrijding van de bij brief van 25 september 2000 gegeven prijsindicatie. Het gevorderde restant-bedrag van de declaratie is daarom niet toewijsbaar. De rechtbank overweegt voorts dat Cornelissen Advocaten om ondeugdelijke reden de Stichting buiten rechte een specificatie van de declaratie heeft onthouden. De urenspecificatie die in deze procedure is ingebracht is zo algemeen dat zij onvoldoende houvast biedt om de tolerantiemarge van de overschrijding te begroten en terzake een bedrag toe te wijzen.
3.10. Op de overige weren -waaronder de beweerde wanprestatie van Cornelissen Advocaten en de betwisting van de hoogte van de declaratie- behoeft niet meer te worden ingegaan.
3.11. Als de in het ongelijk gesteld partij zal Cornelissen Advocaten in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af,
veroordeelt Cornelissen Advocaten in de kosten van deze procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van de Stichting bepaald op € 662,52 voor salaris van de procureur en € 230,-- voor griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Drabbe en uitgesproken in het openbaar op 26 september 2002.
de griffier de rechter
Coll.: RvE