3.5 De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 29 juni 2002, NJ 2002, 447, JOR 2002, 136 (Akzo Nobel / ING) onder meer het navolgende overwogen over uitleg en strekking van een aansprakelijk-heidsverklaring als bedoeld in artikel 2:403 lid 1 onder f BW. De aansprakelijkheidsverklaring dient te worden afgelegd door de rechtspersoon (de moedermaatschappij) in wier jaarrekening de gegevens van de vrijgestelde rechtspersoon (de dochtermaat-schappij) zijn geconsolideerd. De aansprakelijkheidsverklaring is een niet tot een bepaalde persoon gerichte, eenzijdige rechtshan-deling op grond waarvan rechtstreekse aansprakelijkheid van de moedermaatschappij ontstaat. De schuldeiser van de dochteron-derneming kan geen rechten aan artikel 2:403 BW ontlenen, doch uitsluitend aan de afgelegde verklaring. Wat deze verklaring - waarvan de betekenis moet worden begrepen tegen de achter-grond dat zij dient als een van de voorwaarden voor het gebruik van een geconsolideerde jaarrekening - in een concreet geval in-houdt moet worden vastgesteld door uitleg daarvan. Daarbij zal in beginsel vooral moeten worden gelet op de aard van de rechts-handeling, te weten een niet tot een bepaalde partij gerichte, een-zijdige rechthandeling. De strekking van de verklaring zoals deze volgt uit de context van de wet, kan ook een rol spelen bij de uitleg van de aansprakelijkheidsverklaring.
3.6 Kenmerkend voor de uitleg van de door Resila afgelegde aanspra-kelijkheidsverklaring is dat daarin ten opzichte van artikel 2:403 BW een temporele beperking voorkomt: in artikel 2:403 lid 1 sub f staat: "voor de uit rechtshandelingen van de rechtspersoon voort-vloeiende schulden", terwijl in de aansprakelijkheidsverklaring daarover is opgenomen: "voor de uit de met ingang van heden aangegane rechtshandelingen van (...) Cloud Sports Nederland B.V., voortvloeiende schulden in de zin van artikel 2:403 lid, 1 letter f BW". De beperking is voor dit geschil van belang, omdat de door Cloud Sports niet betaalde huurtermijnen weliswaar zijn ontstaan na het afleggen van de aansprakelijkheidsverklaring op 31 decem-ber 1991 en derhalve op die dag toekomstige vorderingen waren, maar rechtstreeks voortvloeien uit de huurovereenkomst van 13 maart 1991. De huurovereenkomst is derhalve aangegaan vóór 31 december 1991.
1.7 Alvorens de afgelegde verklaring uit te leggen, staat de rechtbank stil bij de vraag of zo'n temporele beperking zich verdraagt met artikel 2:403 BW. Omdat artikel 2:403 BW is gebaseerd op artikel 57 Vierde Richtlijn, dient te worden nagegaan of de uitleg van ar-tikel 2:403 BW conform artikel 57 Richtlijn is. Blijkens de ver-schillende opvattingen over de uitleg vormt artikel 57 geen acte clair. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft over de uitleg van artikel 57 geen uitspraak gedaan: er is geen acte éclairé. Met name X heeft betoogd dat het stellen van préjudiciële vragen over de uitleg van artikel 57 gewenst is (zie laatstelijk in zijn noot in JOR 2002, 136). De rechtbank is daartoe bevoegd op grond van artikel 234 EG-Verdrag, maar niet verplicht. Zij zal in deze zaak van de bevoegdheid geen gebruik maken gezien het belang van deze zaak (€ 9.779,77), afgezet tegen de kos-ten en de duur van een préjudiciële procedure, en het feit dat de zaak zonder (tijdrovende) instructie kan worden af-gedaan.
1.8 De rechtbank legt artikel 2:403 lid 1 onder f BW aldus uit dat zij zowel geldt voor op het moment van afleggen of deponeren van de verklaring nog toekomstige schulden, waarbij het niet uitmaakt of zij al of niet rechtstreeks voortvloeien uit reeds bestaande rechtsverhoudingen,, als voor op dat moment reeds bestaande schulden. Deze uitleg wordt thans door de meerderheid van de auteurs verdedigd en is recent ook door de Rechtbank Amsterdam (20 december 2000, JOR 2001, 53) gevolgd. Ook bestaande schuldeisers, met name uit met de dochtermaatschappij gesloten duurovereenkomsten zoals een huurovereenkomst, worden door de consolidatie van de jaarrekening beperkt in hun mogelijkheid de financiële gegoedheid van de dochtermaatschappij aan de hand van de jaarrekening te toetsen. De aansprakelijkheidsverklaring behoort daarom ook de op het moment van afleggen be-staande schulden te omvatten.
1.9 De rechtbank overweegt dat de woorden "voor de door de dochter-onderneming aangegane verplichtingen" (onderstreping toege-voegd) in artikel 57 aanhef en onder c Richtlijn overigens een sterke aanwijzing vormen dat dit artikel aldus dient te worden uitgelegd dat ook ten tijde van het afleggen of deponeren van de verklaring bestaande verplichtingen onder de werking van de aansprakelijkheidsverklaring vallen.
1.10 Hierboven is aan de orde gekomen dat de Hoge Raad in zijn be-schikking van 28 juni 2002 heeft overwogen, kort gezegd, dat bij de uitleg van de aansprakelijkheidsverklaring vooral moet worden gelet op de aard van de verklaring als een niet tot een bepaalde persoon gerichte eenzijdige rechtshandeling, dat daarbij ook de strekking van de wet een rol speelt en voorts dat de schuldeiser uitsluitend aan de verklaring rechten kan ontlenen en niet aan artikel 2:403 BW. De rechtbank leidt daaruit af dat een grammaticale uitleg van de aansprakelijkheidsverklaring voorop staat, nu over deze verklaring geen overleg is gevoerd tussen de moeder-maatschappij en de schuldeisers van de dochtermaatschappij. De tekst van de aansprakelijkheidsverklaring is eenduidig en houdt in dat Spectro slechts aansprakelijk is voor schulden uit door Cloud Sports met ingang van 31 december 1991 aangegane rechtshan-delingen. Daar valt de op 13 maart 1991 gesloten huurovereen-komst buiten, zodat Spectro voor de schulden uit die overeen-komst geen aansprake-lijkheid heeft aanvaard.
1.11 De strekking van artikel 2:403 BW, zoals hierboven is uiteengezet, speelt bij de uitleg niet zo'n bepalende rol, dat de aansprakelijk-heidsverklaring in strijd met haar duidelijke bewoordingen aldus moet worden uitgelegd, dat daaronder niettemin toekomstige schulden, die rechtstreeks voortvloeien uit op 31 december 1991 reeds bestaande rechtshandelingen, onder dienen te worden ge-bracht. Deze schulden vallen daarom niet binnen de reikwijdte van de aansprake-lijkheidsverklaring.
1.12 De door Spectro afgelegde aansprakelijkheidsverklaring bevat daarom een beperking die in strijd met artikel 2:403 lid 1 sub f BW is. Dit betekent in de eerste plaats dat aan een van de voor-waarden voor vrijstelling ten aanzien van Cloud Sports niet is voldaan. Spectro heeft overigens geen gebruik van de vrijstelling gemaakt en ten aanzien van Cloud Sports zelfs geen instem-mingsverklaring als bedoeld in artikel 2:403 lid 1 sub b neerge-legd.
1.13 In de tweede plaats (en voor deze procedure belangrijker) is Spectro niet aansprakelijk voor de schulden uit de door Cloud Sports op 13 maart 1991 aangegane huurovereenkomst. De niet betaalde huurtermijnen vloeien immers voort uit die huurover-eenkomst, waaraan niet afdoet dat zij eerst na 31 december 1991 zijn ont-staan.
1.14 Resila heeft gesteld dat de huurovereenkomst van 13 maart 1991 een looptijd had tot en met 31 december 1992. Partijen hebben afgesproken dat bij gebreke van opzegging de huurovereenkomst zou doorlopen tot en met 31 december 1994. De overeenkomst is na 31 december 1992 voortgezet. Volgens haar is de voortzetting een wilsverklaring of rechtshandeling, die is verricht na 31 de-cember 1991. Daaruit zou volgen dat de na 31 december 1992 ver-schenen huurtermijnen, waarom het hier gaat, wel binnen de reikwijdte van de aanspra-kelijkheidsverklaring zouden vallen.
1.15 De rechtbank verwerpt deze stelling. In artikel 3.3 van de huur-overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
"Als de in 3.1 genoemde periode verstrijkt zonder opzegging overeenkomstig artikel 3.2, loopt de overeenkomst door voor een aansluitende periode van twee jaar, derhalve tot 31 de-cember 1994."