ECLI:NL:RBARN:2002:AE3183

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/957
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing uitbaggering ligplaatsen Kanaal van Steenenhoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 april 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A, wonende te B, en het college van Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap Rivierenland, de rechtsopvolger van het Waterschap van de Linge. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, dat op 20 november 2000 was genomen, waarin het verzoek om uitbaggering van ligplaatsen in het Kanaal van Steenenhoek NZ te Gorinchem werd afgewezen. Dit besluit werd later door verweerder gehandhaafd, ondanks het advies van de Bezwarencommissie van het Waterschap van de Linge, dat op 5 februari 2001 was uitgebracht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beslissing van verweerder niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de weigering om het Kanaal uit te baggeren niet gericht was op rechtsgevolg, omdat er geen wijziging in bestaande rechten of verplichtingen plaatsvond. Hierdoor was er geen sprake van een publiekrechtelijke rechtshandeling, en dus ook geen besluit waartegen bezwaar kon worden gemaakt.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn bezwaar. Tevens werd bepaald dat het Waterschap Rivierenland het door eiser betaalde griffierecht van € 102,10 diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. W.F. Bijloo en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier R. van Diest.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Reg.nr.: 01/957
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
A,
wonende te B, eiser,
en
het college van Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap Rivierenland, rechtsopvolger van de Lingestoel van het Waterschap van de Linge, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 11 april 2001.
2. Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2000, bekendgemaakt op 7 december 2000, heeft verweerder het verzoek van eiser om uitbaggering van de ligplaatsen in het Kanaal van Steenenhoek NZ aan de voormalige Geniewal te Gorinchem afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser op 10 januari 2001 bezwaar gemaakt.
Het bezwaar is behandeld door de Bezwarencommissie van het Waterschap van de Linge. Deze commissie heeft op 5 februari 2001 advies aan verweerder uitgebracht.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het eerdergenoemde besluit gehandhaafd. Voor de motivering van het besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van voormelde commissie.
Tegen dit besluit heeft eiser bij een op 22 april 2001 gedateerd, op 23 mei 2001 ingekomen, geschrift beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft op 27 juni 2001 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 25 maart 2002. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door ing. C. van Zandwijk en R.A.A. Oosterdijk, werkzaam bij verweerders waterschap.
3. Overwegingen
In dit geding moet allereerst worden beoordeeld of verweerder eiseres terecht in haar bezwaren heeft ontvangen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep bij de rechtbank instellen.
Onder besluit dient blijkens het bepaalde in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb te worden verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
In artikel 7:1, eerste lid, van de Awb is, voor zover te dezen van belang, bepaald dat degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar moet maken.
Uit vorenstaande bepalingen uit de Awb, in hun onderlinge samenhang bezien, volgt dat slechts bezwaar kan worden gemaakt tegen beslissingen van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhouden.
Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg.
Naar het oordeel van de rechtbank is verweerders beslissing van 20 november 2000 geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Zij overweegt daartoe dat voor het uitbaggeren van het bedoelde gedeelte van het Kanaal van Steenenhoek geen door verweerder te verlenen vergunning is vereist.
Derhalve betreft de onderhavige beslissing van verweerder uitsluitend de weigering om genoemd deel van het Kanaal van Steenenhoek uit te baggeren. De rechtbank is van oordeel dat een beslissing met die inhoud niet geacht worden te zijn gericht op rechtsgevolg, nu geen verandering in bestaande rechten, verplichtingen of bevoegdheden van een of meer rechtssubjecten of in de juridische status van een persoon of object optreedt, er geen rechtssubject in het leven wordt geroepen noch het bestaan van zekere rechten, verplichtingen, bevoegdheden of status bindend wordt vastgesteld. Nu een zodanige beslissing niet op rechtsgevolg is gericht, is er geen sprake van een rechtshandeling en dientengevolge niet van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
Het vorenstaande leidt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat verweerder eiser ten onrechte in zijn bezwaarschrift heeft ontvangen.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en eiser onder toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn bezwaar.
Nu niet gebleken is van door eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart eiser alsnog niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen het besluit van 20 november 2000;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
bepaalt voorts dat het Waterschap Rivierenland aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 102,10 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. W.F. Bijloo, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2002, in tegenwoordigheid van R. van Diest als griffier.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 12 april 2002
Coll: