ECLI:NL:RBARN:2002:AE2541

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/088153-01
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reclame voor receptplichtige geneesmiddelen door Novartis Pharma B.V.

In deze zaak, uitgesproken op 15 mei 2002 door de Rechtbank Arnhem, stond de besloten vennootschap Novartis Pharma B.V. terecht. De verdachte werd beschuldigd van het maken van reclame voor verschillende receptplichtige geneesmiddelen, waaronder Lamisil en Trisporal, in strijd met de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en het Reclamebesluit geneesmiddelen. De tenlastelegging betrof reclameactiviteiten die plaatsvonden tussen mei en juni 2000, waarbij gebruik werd gemaakt van TV-spots, advertorials en roadshows. Tijdens de zitting op 1 mei 2002 werd de zaak behandeld, waarbij de statutair directeur van Novartis, P. Leeflang, en twee advocaten aanwezig waren. De officier van justitie eiste een aanzienlijke geldboete voor de vermeende overtredingen.

De rechtbank onderzocht de geldigheid van de dagvaarding en de inhoud van de tenlastelegging. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding onduidelijk was met betrekking tot de advertorials en roadshows. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voldoende feitelijk was en verwierp het verweer. Vervolgens beoordeelde de rechtbank het bewijs. De kantonrechter oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het maken van reclame zoals omschreven in de relevante wetgeving. De rechtbank concludeerde dat de informatie die in de TV-spots werd gegeven, niet als reclame kon worden aangemerkt, omdat deze geen directe verwijzing naar de geneesmiddelen bevatte. Ook de advertorials konden niet worden bewezen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen voorlichting en reclame in de context van geneesmiddelen en de noodzaak voor duidelijke bewijsvoering in dergelijke zaken.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector kanton
Locatie Arnhem
Parketnummer : 05/088153-01
Datum zitting : 1 mei 2002
Datum uitspraak : 15 mei 2002
STRAFVONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NOVARTIS PHARMA B.V.,
Raapopseweg 1
6824 DP Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat zij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode mei 2000 t/m juni 2000 op een of meer plaats(en) in Nederland, in strijd met het bij en/of krachtens artikel 26 van de "Wet op de Geneesmiddelenvoor-ziening" bepaalde in het "Reclamebesluit geneesmiddelen", tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
voor (het/een) geneesmiddel(en) "Lamisil" en/of "Trisporal" en/of "Sporanox" en/of "Intraconazol" en/of "Nizoral" en/of Trisporal os" en/of "Griseofulvin" en/of/althans een of meer (andere) anti-mycotica, zijnde (een) geneesmiddel(en) tegen schimmel(nagel)infecties, dat/die uitsluitend op recept mag/mogen worden afgeleverd, tot het publiek gerichte reclame heeft gemaakt middels en/of (mede) in onderlinge samenhang bezien (proces-verbaal pagina 12 t/m 14, bijlage 28) door
- TV-spots (vastgelegd op videoband bijlage 34 en tekstueel uitgewerkt in bijlage 33, 35 en 36)
en/of
- "advertorials" (bijlage 43, 50, 51, 52)
en/of
- (tijdens/met) zogenaamde roadshows (presentaties voor [huis]vrouwen) (bijlage 49, 54, 57, 59, 62).
Hierbij zijn in de dagvaarding voorkomende kennelijke schrijffouten verbeterd, waardoor verdachte niet in haar verdediging is geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 1 mei 2002 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is namens verdachte verschenen haar statutair directeur P. Leeflang, die werd bijgestaan door mr E. van Liere, advocaat te Rotterdam en mr R.J. Vles, advocaat te Amsterdam.
Tijdens de terechtzitting is als getuige à decharge gehoord prof. dr. H.A.M. Neumann, hoogleraar dermatologie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 250 geldboetes van €Euro 600,- en 1159 geldboetes van Euro€ 300,-.
Verdachte en de beide raadslieden hebben ter verdediging het woord gevoerd.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding nietig zou moeten worden verklaard ten aanzien van de advertorials en de roadshows, nu deze ten aanzien hiervan onbegrijpelijk, althans onvoldoende duidelijk en feitelijk is.
Aan verdachte wordt onder meer verweten dat zij al dan niet tezamen en in vereniging met anderen reclame heeft gemaakt voor een of meer uitsluitend op recept verkrijgbare geneesmiddelen door middel van advertorials en zogenaamde roadshows. Advertorials zijn, zoals door de verdediging terecht is aangevoerd, advertenties in de vorm van een redactionele tekst. Om tot een bewezenverklaring te komen, zal derhalve moeten komen vast te staan dat verdachte dergelijke advertenties heeft geplaatst, dan wel heeft laten plaatsen. Dit is voldoende feitelijk. Met name behoeft niet in de dagvaarding te worden opgenomen op welke wijze de reclame door middel van advertorials zou zijn gemaakt. Indien de stukken in de bijlagen, waarnaar in de dagvaarding wordt verwezen, geen advertorials zouden blijken te zijn, dan wel zou blijken dat zij niet door of namens verdachte zijn geplaatst, dan dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van de roadshows wordt verwezen naar een aantal bijlagen die betrekking hebben op door BVM Presentaties B.V. in opdracht van verdachte voor groepen huisvrouwen gehouden diapresentaties. Zowel tijdens de terechtzitting als tijdens het verhoor door de politie bleek de directeur van verdachte heel goed te begrijpen wat er met het woord roadshows werd bedoeld. Van onduidelijkheid is dan ook geen sprake.
Op grond van het voorgaande wordt het verweer verworpen.
4. De beslissing inzake het bewijs
De kantonrechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de TV-spots acht de kantonrechter niet bewezen dat sprake is van het maken van reclame, zoals omschreven in artikel 1 aanhef en onder a. van het Reclamebesluit geneesmiddelen. In de toelichting op het Besluit wordt verwezen naar de richtlijn 92/28/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende reclame voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Van het toepassingsgebied van die richtlijn is onder meer uitgesloten informatie betreffende de volksgezondheid of menselijke ziekten, voor zover die geen verwijzing, zelfs niet indirect, naar een geneesmiddel bevat. In het Reclamebesluit geneesmiddelen is dit onderscheid niet overgenomen, omdat, aldus de toelichting, in de richtlijn voorlichting en reclame niet consequent en duidelijk worden gescheiden. Dit betekent echter niet dat het uitsluitend geven van voorlichting als reclame in de zin van het Besluit zou moeten worden aangemerkt. Uit de toelichting moet in tegendeel worden opgemaakt dat de reclame-regels niet van toepassing zijn op het verschaffen van informatie en documentatie, niet met de bedoeling om reclame te maken voor geneesmiddelen, maar om voorlichting te geven. Van voorlichting is sprake wanneer de informatie, algemeen of "technisch" van aard, zich bepaalt tot het vermelden van feiten en, zo nodig, de samenhang daartussen, die relevant kunnen zijn voor mensen die zich bekommeren om hun gezondheid en het gebruik van geneesmiddelen en voor hen die beroepshalve in die informatie ge-interesseerd zijn of daarbij belang hebben. Het hangt, aldus de toelichting, van de inhoud van de uiting af of de grens tussen voorlichting en reclame wordt overschreden.
In dit geval wordt in de spots uitsluitend gesproken over het fenomeen schimmelnagels. Opgemerkt wordt dat ze niet vanzelf overgaan en dat ze besmettelijk zijn. Geadviseerd wordt om zich te wenden tot de huisarts, die kan helpen om de nagels weer gezond te maken. Iedere verwijzing naar een middel en/of een fabrikant ontbreekt. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook van reclame geen sprake.
Met betrekking tot de advertorials wordt in de dagvaarding verwezen naar een aantal bijlagen. Geen van deze bijlagen heeft echter betrekking op advertenties in de vorm van een redactionele tekst. Hieruit volgt dat niet bewezen is dat verdachte door middel van advertorials voor enig geneesmiddel reclame heeft gemaakt.
Ten aanzien van de roadshows geldt hetzelfde als ten aanzien van de TV-spots. Weliswaar wordt hierin wel verwezen naar tabletten, die de schimmels kunnen doden en wordt ook een dia getoond, waarop tabletten en een verpakking te zien zijn, maar de naam op de verpakking is onleesbaar gemaakt en de verpakking zelf is niet zo apart dat onmiddellijk duidelijk is dat het om het door verdachte in de handel gebrachte middel Lamisil(r) gaat. Dat tijdens de presentaties meer is gezegd dan de in bijlage 59 bij het proces-verbaal vermelde tekst, is niet bewezen.
5. De beslissing
De kantonrechter:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr P.L.R. Wefers Bettink en in het openbaar uitgesproken op woensdag 15 mei 2002 in tegenwoordigheid van mr H.M. Latooij als griffier.