ECLI:NL:RBARN:2002:AE2349

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Zaak-/rolnummer: 85503 / KG ZA 02-210
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en eigendomsrecht van perceel B nummer 2238

In deze zaak heeft eiser X, wonende te Rossum, gemeente Maasdriel, gedaagden Y en Q, eveneens wonende te Rossum, gedagvaard in kort geding. X vorderde dat Y en Q het perceel B nummer 2238 zouden verlaten en teruggeven aan hem, alsook dat zij zouden gedogen dat hij zijn percelen zou afrasteren. X stelt dat hij de eigendom van het perceel heeft verworven door verjaring en koop, terwijl Y en Q betwisten dat X eigenaar is en stellen dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van het perceel. De rechtbank heeft vastgesteld dat X en zijn ouders het perceel sinds 1936 gebruiken, maar dat Y en Q het perceel ook al lange tijd als parkeerplaats gebruiken voor hun horecagelegenheid, Villa Pannenkoek.

De rechtbank heeft geoordeeld dat X onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn eigendomsclaim. De notariële akten en kadastrale uittreksels zijn niet als voldoende bewijs aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de eigendomsaanspraken van Y en Q op basis van verjaring in de weg staan aan de vordering van X. De vordering van X wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak is gedaan door mr. J.D.A. den Tonkelaar op 3 mei 2002.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 85503 / KG ZA 02-210
Datum uitspraak: 3 mei 2002
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
X,
wonende te Rossum, gemeente Maasdriel,
eiser bij dagvaarding van 5 april 2002,
advocaat mr. J. Hayemaije te Kerkdriel,
tegen
1. Y,
wonende te Rossum, gemeente Maasdriel,
2. Q,
wonende te Rossum, gemeente Maasdriel,
gedaagden,
procureur mr. J.A.J. van Leusden te Utrecht.
Het verloop van de procedure
Eiser, hierna ook te noemen: X, heeft gedaagden, hierna ook te noemen: Y en Q, ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Y en Q hebben geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De raadslieden van beide partijen hebben de zaak bepleit; mr. Van Leusden overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotitie.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
a. X woont met zijn ouders in het pand aan de Waaldijk 3. De ouders zijn eigenaren van dit pand, welk staande en gelegen is op het perceel kadastraal bekend gemeente Rossum, sectie B, nummer 2637.
b. Y en Q zijn sinds 1994 eigenaren en sinds 1999 bewoners en exploitanten van het café-restaurant, verder te noemen: Villa Pannenkoek, staande en gelegen op het perceel kadastraal bekend onder gemeente Rossum, sectie B, nummer 2247, gelegen naast het pand van de ouders van X. Ook zijn Y en Q eigenaren van het perceel kadastraal bekend onder gemeente Rossum, sectie B, nummer 2239, gelegen aan de overzijde van de straat.
c. X heeft op 23 april 2001 te 9.00 uur en op 19 juli 2001 te 9.00 in de registers van het kadaster te Arnhem akten laten inschrijven voor het perceel kadastraal bekend gemeente Rossum, sectie B, nummer 2238, verder te noemen: B nummer 2238. Dit is een perceel van circa 55 m2, gelegen naast perceel B nummer 2239. De akten betreffen respectievelijk verkrijging door verjaring en door levering door X.
d. In 2000 heeft X, althans hebben zijn ouders, een hek en een heg hebben geplaatst op het perceel B nummer 2238 die vrijwel loodrecht lopen op de weg en evenwijdig aan de perceelsgrens van Y en Q.
e. Villa Pannenkoek is al meer dan 60 jaar in gebruik als horecagelegenheid en de tegenoverliggende percelen, waaronder een gedeelte van B nummer 2238, als parkeerplaatsen. Iedere nieuwe exploitant van het café-restaurant heeft, evenals zijn voorganger, de parkeerplaatsen steeds voorzien van verhardingsmateriaal, zoals puin en grind en deze gebruikt als parkeerplaatsen.
Het geschil
1. X vordert, kort samengevat, dat Y en Q worden veroordeeld om het perceel B nummer 2238 te verlaten en te ontruimen en in de oorspronkelijke staat terug te geven aan X, alsmede dat zij zullen gedogen dat X zijn percelen B nummers 2235, 2236, 2237 en 2238 zal afrasteren met eenvoudig hekwerk en/of middels een heg.
2. X stelt dat hij de eigendom van het betreffende perceel heeft verworven. Hij, en voor hem zijn ouders, gebruiken betreffend perceel al vanaf 1936. In april 2001 en juli 2001 heeft X de volledige eigendom van B nummer 2238 verkregen, zoals uit de notariële aktes blijkt, deels door verjaring en voor een klein deel (welk deel in de notariële akte van overdracht niet nader is omschreven) door koop.
X betwist het geclaimde eigendomsrecht van Y en Q op B nummer 2238, waarbij hij zich op het standpunt stelt dat Y en Q niet door verjaring de eigendom hebben verkregen en dat er eveneens niet door verjaring een erfdienstbaarheid op het perceel is verkregen. Voor het verkrijgen van een erfdienstbaarheid door verjaring was onder het recht zoals dat voor 1992 gold immers vereist dat de erfdienstbaarheid voortdurend en zichtbaar was, terwijl daarvan geen sprake was. Zo men wil uitgaan van het nieuwe recht, dan moet geconcludeerd worden dat de verjaringstermijn eerst is gaan lopen op 1 januari 1992, zodat daarmee nog niet de voor verjaring vereiste termijn van 20 jaren is verstreken.
3. Y en Q stellen dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van het perceel B nummer 2238, althans voor dat deel tot waar X, dan wel zijn ouders, de heg heeft geplaatst. Dit deel van B nummer 2238 is al sinds de vestiging van een horecagelegenheid in wat thans Villa Pannenkoek heet, 60 jaar geleden, in gebruik als parkeerplaats. De overdracht ten overstaan van de notaris heeft derhalve niet rechtsgeldig kunnen plaatsvinden, nu X van beschikkingsonbevoegden geleverd heeft gekregen. Zo zij niet de eigendom hebben verkregen door verjaring, dan is door het gebruik in ieder geval door verjaring een erfdienstbaarheid gevestigd, aldus Y en Q, welk recht door de eigendomsoverdracht niet teniet kan zijn gegaan. De overige onderdelen van het verweer komen, voor zover nodig, hierna aan de orde.
De beoordeling van het geschil
4. De eigendom van een registergoed kan men door verjaring verkrijgen, indien men, zonder onderbreking dat goed in bezit heeft genomen door zich de feitelijke macht daarover te verschaffen, gedurende een periode van 20 jaar.
5. Dat X door verjaring eigenaar is geworden van het perceel B nummer 2238 is voorshands geoordeeld onvoldoende aannemelijk geworden. Het zijn de ouders van X die eigenaar zijn van het pand B nummer 2637 en zij hebben dit pand, tezamen met X, in gebruik. Dat het X is geweest die de percelen aan de overzijde van de straat, waaronder ook B nummer 2238 in bezit heeft gehad en daarover de feitelijke macht heeft uitgeoefend, is uit het ter zitting aangevoerde onvoldoende gebleken. In ieder geval kunnen de overgelegde notariële akte van eigendomsovergang door verjaring en de kadastrale uittreksels daarvoor niet als voldoende bewijs dienen.
6. Wat daarvan overigens ook zij, indien geoordeeld zou moeten worden dat X in 2001 wel eigenaar is geworden van het perceel, deels door verjaring en deels door koop, dan nog moet worden geoordeeld dat X slechts de eigendom van het perceel heeft verworven met alle (goedenrechtelijke) beperkingen die op dat perceel rustten. X heeft in dat geval onder meer gerechtvaardigde aanspraken van anderen op verjaring, van de eigendom dan wel van daarop rustende erfdienstbaarheden, te respecteren, aangezien een lopende verjaringstermijn niet wordt gestuit enkel door het feit dat er, buiten degene ten gunste van wie de verjaringstermijn loopt, om een eigendomsgang plaatsvindt.
7. Niet weersproken is dat het perceel B nummer 2238 vanaf B nummer 2239 tot aan de door X, dan wel zijn ouders, geplaatste heg, door de verschillende horeca-exploitanten van wat nu Villa Pannenkoek is, in gebruik is geweest als parkeerplaats. Desgevraagd is van de zijde van X bevestigd dat de heg is geplaatst op de scheiding tussen dat deel van het perceel dat wel en dat deel dat niet als parkeerplaats werd en wordt gebruikt, waarbij eveneens niet is weersproken dat dat gedeelte van B nummer 2238 de laatste 20 jaar bedekt is met grind. Door de in de notariële aktes beschreven eigendomsoverdracht is in deze feitelijke situatie geen verandering gebracht, nu X tegenover het door Y en Q geclaimde gebruik van het perceel B nummer 2238 voor de hier bedoelde periode geen ander recht c.q. gebruik heeft gesteld dan zijn gepretendeerde eigendomsrecht .
8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vooralsnog de op verjaring berustende eigendomsaanspraken van Y en Q in de weg staan aan het uitoefenen door X van zijn gepretendeerde rechten zonder rekening te houden met deze aanspraken.
9. Derhalve zal de vordering van X, zoals geformuleerd onder 1) van het petitum in de dagvaarding worden afgewezen.
10. Nu in onderhavig geding de eigendom van de percelen B nummers 2235, 2236 en 2237 niet ter discussie staat, en in ieder geval Y en Q daarop in deze procedure geen rechten claimen, moet het gevorderde onder punt 2) in het petitum van de dagvaarding, voor zover betrekking hebbend op genoemde nummers 2235, 2236 en 2237 geacht worden buiten de grenzen van dit geschil te vallen, zodat de vordering op die grond zal worden afgewezen. Voor zover het gevorderde ziet op perceel B nummer 2238 wordt de vordering eveneens afgewezen, aangezien vanaf het perceel B 2237 tot aan de door X, dan wel zijn ouders geplaatste heg, het perceel inmiddels is afgerasterd en Y en Q daar geen bezwaren tegen hebben geuit en voor het overige deel omdat daarvan hiervoor is overwogen dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat X daarop zijn (onbeperkte) eigendomsrechten kan doen gelden.
11. Nu de vorderingen worden afgewezen dient X, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van deze procedure te dragen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. wijst de gevorderde voorzieningen af,
2. veroordeelt X in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Y en Q bepaald op € 703,36 voor salaris en op € 193,00 voor verschotten,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2002 in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A. van Gemert. De griffier is buiten staat te tekenen.