Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 83726 / KG ZA 02-86
Datum uitspraak: 21 maart 2002
GEMEENTE BARNEVELD,
zetelende te Barneveld,
eiseres,
procureur en advocaat mr. R.A. Wolleswinkel,
S,
wonende te X,
gedaagde,
procureur en advocaat mr. P.J.G. Mulder.
Partijen zullen verder worden aangeduid als de gemeente Barneveld en S.
1. Het verloop van de procedure
De gemeente Barneveld heeft S ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. S heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaat van de gemeente Barneveld en de advocaat van S hebben de zaak bepleit, laatstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
2.1 S is een vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000. Hij is afkomstig uit Irak en aan hem is een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (hierna: vvtv) verleend. De gemeente Barneveld heeft S in het kader van de taakstelling zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (hierna: Zorgwet vvtv) met ingang van 15 oktober 1999 in bruikleen gegeven de woonruimte X (hierna: de woning) en zorg verleend overeenkomstig hoofdstuk 3 van die wet. De bruikleenovereenkomst is aangegaan onder meer onder de voorwaarde dat deze overeenkomst eindigt op de dag waarop de gemeente Barneveld heeft geconstateerd dat de Zorgwet vvtv niet langer op S van toepassing is.
2.2 Bij beschikking van 1 oktober 1999 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) het bezwaar van S tegen de niet-inwilliging van zijn aanvragen om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard ongegrond verklaard. Tevens is de aan S verleende vvtv ingetrokken.
2.3 Tegen de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift heeft S op 28 oktober 1999 beroep ingesteld bij de rechtbank. Tegen intrekking van de aan hem verleende vvtv heeft S op diezelfde dag bezwaar gemaakt. S is medegedeeld dat hij de behandeling van het beroepsschrift noch het bezwaarschrift in Nederland mag afwachten.
2.4 Vervolgens heeft S de president van de rechtbank verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep- c.q. bezwaarschrift is beslist.
2.5 Op 29 maart 2001 heeft de president heeft het verzoek van S om voorlopige voorziening met betrekking tot het beroep niet ontvankelijk verklaard omdat het beroep inmiddels ongegrond was verklaard. Tevens heeft de president het verzoek van S om voorlopige voorziening met betrekking tot het bezwaar afgewezen en het bezwaar ongegrond verklaard. Deze uitspraak is onherroepelijk.
2.6 Op 27 november 2001 heeft de vreemdelingendienst de gemeente Barneveld van de onder 2.5 genoemde uitspraken op de hoogte gesteld. Bij aangetekend schrijven van 7 december 2001 heeft de gemeente Barneveld S medegedeeld dat de gemeentelijke voorzieningen op grond van de Zorgwet vvtv van rechtswege zijn komen te vervallen en dat dit voor S concreet betekent dat de geldelijke toelage per 21 december 2001 wordt beëindigd en dat S per diezelfde datum de woning dient te hebben verlaten.
2.7 S heeft tot op heden aan de sommatie om de woning te verlaten geen gehoor gegeven.
3. De vordering en de beoordeling daarvan
3.1 De gemeente Barneveld vordert, samengevat weergegeven, S te veroordelen om de woning te ontruimen en te verlaten, stellende dat S daar zonder recht of titel verblijft, aangezien zijn recht op huisvesting en zorg op grond van de Zorgwet vvtv is geëindigd en de gemeente Barneveld S de ontruiming tegen 21 december 2001 heeft aangezegd alsmede dat de gemeente Barneveld de woning nodig heeft om haar taakstelling voor opvang van andere vreemdelingen te kunnen realiseren. S heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna, voor zover nodig, zal worden ingegaan.
3.2 Gelet op artikel 5 lid 2 van hoofdstuk 11 van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000 en de tussen partijen op 15 oktober 1999 gesloten bruikleenovereenkomst staat vast dat de verstrekkingen in het kader van de Zorgwet vvtv inmiddels zijn geëindigd. Uit voormeld artikellid, met name de laatste volzin, volgt dat de aanspraak van S op de verstrekkingen in beginsel van rechtswege is geëindigd met ingang van 29 april 2001, zijnde vier weken na de dag waarop de Invoeringswet Vreemdelingenwet in werking is getreden. In ieder geval is de aanspraak van S op de verstrekkingen op 21 december 2001 geëindigd, de dag waartegen de gemeente Barneveld nadat zij heeft geconstateerd dat de Zorgwet vvtv niet langer op S van toepassing was, de bruikleenovereenkomst heeft opgezegd.
3.3 S heeft allereerst als verweer gevoerd dat de dagvaarding niet voldoet aan de daarvoor in artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gestelde eisen. In dat artikel staat immers dat het exploot van dagvaarding de door S tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor dient te vermelden. Volgens S staat in de uitgebrachte dagvaarding geen enkele verwijzing naar een mogelijk verweer van gedaagde tegen de gevorderde ontruiming. Dat betekent dat de gemeente Barneveld niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, aldus S.
3.4 Weliswaar stelt artikel 111 lid 3 Rv, dat ook van toepassing is op de kort geding procedure, dat het exploot van dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en gronden daarvoor dient te vermelden, dat neemt niet weg dat deze nadere eisen niet kunnen worden gesteld in een situatie als de onderhavige, waarin door S - na de aanschrijving door de gemeente Barneveld - in het geheel geen verweer is gevoerd. Dat betekent dat dit verweer dan ook zal worden gepasseerd.
3.5 Verder heeft S als verweer gevoerd dat hij uit de dagvaarding begrijpt dat reeds voor aanvang van de bruiklening (15 oktober 1999) de titel voor verblijf was komen te vervallen. Bij beschikking van 1 oktober 1999 heeft de staatssecretaris immers het bezwaar van S tegen de niet-inwilliging van de aanvraag van S om te worden toegelaten als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard ongegrond verklaard. Nu de gemeente Barneveld lange tijd heeft gedoogd dat S van de geboden voorzieningen gebruik heeft gemaakt, vraagt S zich af waarom in 2002 beëindiging van deze voorzieningen spoedeisend is.
3.6 Ook dit verweer zal worden gepasseerd. S heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheden om bezwaar te maken, beroep in te stellen en voorlopige voorzieningen te vragen, zoals staat vermeld onder 2.3 tot en met 2.5 van de vaststaande feiten. Daarop is pas op 29 maart 2001 onherroepelijk beslist. Dat betekent dat de op grond van de Zorgwet vvtv aan S verstrekte voorzieningen pas vanaf dat moment konden worden beëindigd. Dat S de woning deelt met een aantal andere personen en dat het derhalve niet zo is dat zijn nadere verblijf woonruimte onttrekt aan het woonruimtebestand van de gemeente Barneveld gaat niet op. De gemeente Barneveld heeft onweersproken aangegeven de woonruimte van S als huisvesting voor andere vreemdelingen nodig te hebben.
3.7 Het verweer van S dat hij feitelijk niet terug kan keren naar Noord-Irak en dat de veiligheidssituatie aldaar er aan in de weg staat dat hij terugkeert naar Noord-Irak, kan niet in deze procedure worden beoordeeld. Wanneer namelijk tegen een besluit een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengestaan (zoals de rechtsgang bij de vreemdelingenrechter als bijzondere bestuursrechter) dient de burgerlijke rechter in beginsel ervan uit te gaan dat dat besluit zowel wat zijn wijze van tot stand komen als wat zijn inhoud betreft in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften en de algemene rechtsbeginselen. De burgerlijk rechter kan voormeld verweer van S derhalve niet in de beoordeling betrekken. S zal een en ander bij het daartoe bevoegde bestuursorgaan, zijnde de staatssecretaris, aan de orde dienen te stellen en zonodig bestuursrechtelijke rechtsmiddelen kunnen aanwenden.
3.8 Uit het voorgaande volgt dat S thans zonder recht of titel in de woning verblijft, zodat hij deze dient te ontruimen. Dit zou alleen anders kunnen zijn indien er acute klemmende omstandigheden aan de zijde van S bestaan, die nog niet meegewogen hebben kunnen worden in het toelatings- en (uitstel van) vertrekbeleid van de staatssecretaris en ertoe leiden dat het belang van S bij het voortduren van de opvang zwaarder moet wegen dan het belang van de gemeente Barneveld bij het vrijkomen van de woonruimte. Deze omstandigheden zijn door S niet gesteld noch gebleken. Het belang van de gemeente Barneveld bij de ontruiming is evident nu de woonruimte van S nodig is voor de huisvesting van vreemdelingen in het kader van de taakstelling van de gemeente Barneveld. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
3.9 Als de in het ongelijk gestelde partij zal S in de kosten van deze kort geding procedure worden veroordeeld.
4.1 veroordeelt S binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning X te Barneveld te ontruimen en te verlaten met alle aan hem toebehorende zaken die zich daarin bevinden en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije en ongehinderde beschikking van de gemeente Barneveld te stellen,
4.2 geeft machtiging aan de gemeente Barneveld tot tenuitvoer-legging van de onder 4.1 genoemde veroordeling zo nodig met behulp van de sterke arm,
4.3 veroordeelt S in de kosten van deze procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van de gemeente Barneveld bepaald op € 453,78 voor salaris procureur en € 270,56 (€ 77,56 wegens het uitbrengen van de dagvaarding en € 193,00 wegens griffierecht),
4.4 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Catsburg en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2002 in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J. Steenland.