ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM
SECTOR STRAFRECHT
ECONOMISCHE POLITIERECHTER
Parketnummer : 05/089005-01
Datum zitting : 13 november 2001
Datum uitspraak : 27 november 2001
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : De besloten vennootschap <verdachte>
adres : <adres>
plaats : <plaats>
Raadsman: mr. Mr. H. Anker, advocaat te Leeuwarden
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op of omstreeks 06 december 2000 in de gemeente <plaats>,
terwijl aan <verdachte> door Burgemeester en Wethouders van de gemeente <plaats>
bij besluit van 27 april 1999 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was
verleend tot het in die gemeente in of op een perceel gelegen aan of nabij de
<plaats> te <plaats> oprichten en in werking hebben van een inrichting
(varkensfokkerij en -mesterij) als bedoeld in categorie 8 van bijlage I van
het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", in elk geval een
inrichting als bedoeld in de bijlage I van voornoemd besluit,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met (de)
voorschrift(en) 2.1 en/of 3.1 verbonden aan voormelde vergunning, aangezien:
- in die inrichting 424 stuks kraamzeugen, althans meer dan 382 stuks
kraamzeugen (met biggen tot spenen) aanwezig waren;
- in die inrichting 1590 stuks guste en dragende zeugen, althans meer dan 1250
stuks guste en dragende zeugen aanwezig waren;
- in die inrichting 6458 stuks gespeende biggen, althans meer dan 5096 stuks
gespeende biggen aanwezig waren;
- in die inrichting 9137 stuks mestvarkens, althans meer dan 6752 stuks
mestvarkens aanwezig waren;
- de afdelingen, op de bijlagen 1 en 2 bij die vergunning rood omkaderd
aangegeven, in gebruik waren als stalruimte voor varkens;
De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd naar aanleiding van de door de officier van justitie ingediende vordering wijziging tenlastelegging.
De tenlastelegging is in die zin gewijzigd dat in regel 3 na '27 april 1999' is opgenomen, althans 30 juli 1996 en dat in regel 11 de woorden 'voormelde vergunning' vervangen wordt door de woorden: 'voormelde Wet Milieubeheer vergunning van 27 april 1999, althans voorschrift 1.2. van de Wet Milieubeheer van 30 juli 1996'.
De door de officier van justitie tevens gevorderde wijzing die inhield dat er een subsidiair feit aan de tenlastelegging zou worden toegevoegd is door de economische politierechter afgewezen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 november 2001 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. Mr. H. Anker, advocaat te Leeuwarden.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een geldboete van ƒ 100.000,= waarvan ƒ 50.000,= voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
Aan <verdachte> wordt verweten, kort gezegd, dat zij meer varkens heeft gehouden dan haar op grond van de op 27 april 1999 krachtens de Wet Milieubeheer verleende vergunning was toegestaan.
De Raad van State heeft het besluit van Burgemeester en Wethouder van <plaats> waarbij die vergunning werd verleend bij uitspraak d.d. 5 september 2001 vernietigd.
Met een beroep op het arrest van de Hoge Raad d.d. 6 februari 2001(NJB 2001, nr 58) heeft de verdediging aangevoerd dat de uitspraak van de Raad van State van 5 september 2001 moet leiden tot vrijspraak omdat, wil dat verwijt op kunnen gaan, sprake moet zijn van een uit hoofde van een rechtgeldige beschikking afgegeven vergunning. Daarvan is volgens de verdediging, net als in de zaak die leidde tot dat arrest, geen sprake. Anticiperend op dat verweer heeft de officier van justitie gevorderd dat de tenlastelegging zou worden gewijzigd in die zin dat in de tenlastelegging bij wijze van subsidiaire werd verwezen naar de vergunning die op 30 juli 1996 werd verleend, de voorgangster van die van 27 april 1999.
Naar het oordeel van de economische politierechter komt deze bij wijze van subsidiaire gegeven variant niet aan de orde. De economische politierechter kan namelijk met de fictie die aan dat rechtsoordeel van de Hoge Raad ten grondslag ligt (de vernietigde vergunning wordt geacht niet te hebben bestaan) niet uit de voeten. Hij moet vaststellen dat:
- op 6 december voor verdachte gold dat zij een naar soort en aantal varkens beperkt aantal dieren mocht houden;
- de strekking van het aan <verdachte> gemaakte verwijt -voor verdachte kenbaar- geen andere is dan dat zij handelde in strijd met hetgeen haar krachtens die in elk geval toen haar relatie met de overheid bepalende of althans op dat punt beperkende vergunning heeft gehandeld;
- verdachte wetens en willens, de mening toegedaan dat de vergunningverlener haar ten onrechte beperkt had in de aantallen varkens die zij mocht houden, dáár niet aan gehouden heeft door belangrijk meer varkens heeft gehouden dan was toegestaan en zich daarin zeer volhardend heeft getoond en met de vernietiging van het besluit van 27 april 1999 bij lange na niet gezegd is dat, als dat er al toe zou doen, verdachte het bij het rechte eind had wat betreft het aantal varkens waarvan het houden haar zou moeten worden toegestaan;
- in de uitspraak van de Raad van State zich niet aftekent dat <verdachte> in het geheel géén vergunning nodig had of dat géén beperkingen van de aard en in de orde van grootte als aan verdachte met de vergunning van 27 april 1999 werden gesteld in het geheel niet aan de orde hadden mogen zijn.
De vraag of verdachte op 6 december 2000 art. 18.8 van de Wetmilieubeheer heeft overtreden dient tegen deze achtergrond positief te worden beantwoord en daar kan een fictie, die wordt gebaseerd op het gegeven dat het besluit waarbij de overtreden vergunning werd verleend werd vernietigd, welk besluit zelf dateert van 5 september 2001 (de datum van uitspraak van de Raad van State) per 6 december 2000 geen verandering brengen. De vergunning van 27 april 1999 was, in de ogen van de economische politierechter, op 6 december 2000 wel degelijk rechtsgeldig ook al was zij nog niet onherroepelijk. Het legaliteitsbeginsel, dat niet alleen de verdachte maar ook de rechtorde en de samenleving bescherming behoort te bieden, verzet zich tegen het gebruik van ficties als de hier bekritiseerde. Het strafrechtelijk verwijt dat de officier <verdachte> maakt past daarbij en viel ten tijde van het opstellen van de tenlastelegging niet aan enige andere vergunning te relateren dan aan de met het pas (veel) later vernietigde besluit van april 29 april 1999. Dáárin is op 5 september 2001 geen verandering gekomen.
De economische politierechter acht (daarom) wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
verdachte op of omstreeks 06 december 2000 in de gemeente <plaats>,
terwijl aan <verdachte> door Burgemeester en Wethouders van de gemeente <plaats>
bij besluit van 27 april 1999, althans 30 juli 1996 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op een perceel gelegen aan of nabij de <plaats> te <plaats> oprichten en in werking hebben van een inrichting (varkensfokkerij en -mesterij) als bedoeld in categorie 8 van bijlage I van
het "Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer", in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlage I van voornoemd besluit,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met de
voorschriften 2.1 en 3.1 verbonden aan voormelde Wet milieubeheer vergunning van 27 april 1999, althans voorschrift 1.2 van de Wet milieubeheer vergunning van 30 juli 1996, aangezien:
- in die inrichting 424 stuks kraamzeugen, althans meer dan 382 stuks
kraamzeugen (met biggen tot spenen) aanwezig waren;
- in die inrichting 1590 stuks guste en dragende zeugen, althans meer dan 1250
stuks guste en dragende zeugen aanwezig waren;
- in die inrichting 6458 stuks gespeende biggen, althans meer dan 5096 stuks
gespeende biggen aanwezig waren;
- in die inrichting 9137 stuks mestvarkens, althans meer dan 6752 stuks
mestvarkens aanwezig waren;
- de afdelingen, op de bijlagen 1 en 2 bij die vergunning rood omkaderd
aangegeven, in gebruik waren als stalruimte voor varkens;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 18.18 van de Wet
milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Het feit is strafbaar, was dat naar het oordeel van de politierechter althans op 6 december 2000, de datum die in de tenlastelegging is vermeld.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de economische politierechter rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
De economische politierechter houdt bij de beslissing over de straf voorts rekening met het navolgende:
Verdachte, een exponente van de intensieve varkenshouderij, een terrein waarop de overheid al jarenlang en moeizaam tot regulering tracht te komen om de schadelijke gevolgen daarvan voor het milieu zoveel mogelijk te beperken, heeft zonder zich aan de in verband met omvang van haar bedrijf gestelde eisen te storen en de uitkomst van de tegen de vergunning van 27 april 1999 gerichte procedures af te wachten, belangrijk meer varkens gehouden dan toegestaan terwijl zij uit die procedures moest weten dat omwonenden van haar bedrijf hinder ondervonden. Zij overschreed de haar vergunde contingenten wat de mestvarkens betreft met maar liefst 37%. Waar het betreft het totale aantal door haar gehouden dieren ging het om honderdtallen. Tegen de achtergrond van deze, ook voor de eigen bedrijfstak, schadelijke en deloyale opstelling van verdachte past een hogere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 51, 57, 91 van het Wetboek van Straf-recht, de artikelen 18.18 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2, en 6 van de Wet op de economische delicten.
8. De beslissing
De economische politierechter, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een betaling van een geldboete ten bedrage van ¦ 100.000,= (honderduizend gulden).
Aldus gewezen door:
mr. B.P.J.A.M. van der Pol, economische politierechter
in tegenwoordigheid van G.W. Jansink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2001.